OPDRACHT VOLBRACHT...
De binnenhaven stak vol metalen treilers, waarop het leven zijn dagelijkse gang ging...Verderop lagen een drietal roestige stoomboten schuin, zo te zien klaar voor de sloop...Gestaag tuften ze met de Astrid voort, stralend van schijnheiligheid en onderwijl sluiks uitkijkend naar een geschikte plek om aan te leggen, vooraleer ze in de drukte van de stad gevangen zouden raken.
" Daar! Aan bakboord! Die rampe! ",riep René vanop de boeg naar de stuurhut. Iedereen keek reikhalzend over de dolboord: tegen de kaaimuur, op een vierhonderd meter voor hen uit, liep in een zachte helling een arduinen oprit uit het zwarte havenwater schuin naar de kade omhoog.
De schipper zwaaide instemmend en stuurde het schip in een brede bocht naar de aangewezen plek, remde tijdig af met tegengas en hield zijn stuurboordreling vakkundig tegen de wal gedrukt.
Toen ging alles razend snel. Terwijl de sloep nog nadeinde en Leon met het meertouw lenig aan wal wipte, zwaaide René reeds het net met de bagage overboord op de oprit. De patron, geholpen door zijn machinist, greep het eerste spartelende kind onder de oksels en Leon hielp het aan wal. Het tweede, een meisje, jankte van de zenuwen, maar dat vertraagde nauwelijks de jacht bij het ontschepen. Lijk robotten werkte de ploeg door, als hadden ze heel hun leven niets anders gedaan: nog een kind, en dan Ma Bernstajn, wat minder soepel...Pa stopte een omslag in de graaiende vuist van de schipper, sprong zelf aan wal en gleed uit op de slijkerige zeewier-klodden...
Een paar zonnekloppers boven hem op de blauwe steen gaven een spottend commentaar ten beste...
" Weg, weg, snel! ",riep Leon, en de Bernstajners sukkelden aaneengekit de helling op.
" Rap! De volgende! "
Binnen de drie minuten was iedereen van boord.
René trok met de winch het open bagagenet omhoog, en een twintigtal grote en kleine reiskoffers schoof kriskras door elkaar de kade op.
" Bonne chance! ",riep Leon hen nog na, maar niemand had daar oren naar. Tien seconden, en de boot kwam met een aanzwellend gepuf weer los van de kade, waarop een soort politieagent op de fiets hen armzwaaiend iets wilde verduidelijken.
Maar de schipper gebaarde van krommenaas en bromde voor zich uit iets over het zoenen van testikels , terwijl hij nog wat gas bij gaf. Ze zagen nog grinnikend de agent terug spurten naar de stad, voorbij hun ex-passagiers die samentroepten rond hun hoop valiezen. Toen de sloep de bocht aan de sloopwerf inging verdwenen de joden uit zicht...
Niemand zei een woord: de patron boog verbeten over het stuurwiel, als hoopte hij zoals een renner de luchtweerstand te verminderen en Leon ruimde schijnbaar rustig het dek wat op. Enkel René stond versteven op de boegspriet voor zich uit te staren, in bange verwachting van wat komen zou...
Tergend langzaam schoven ze de binnenhaven door: met zo'n slakkengangetje leek het wel uren te duren...
In 't zicht van de vuurtorens op het uiteinde van de strekdammen brak plots de hel los: een sirene sloeg loeiend aan, door een luidspreker galmde een boosaardig bevel over het water en uit het Engels gebrabbel was "Stop! " toch niet mis te verstaan...
Maar koppig vaarden ze verder...
Bij de zandzakbunkertjes werd een flitsende rode schijnwerper op hen gericht.
" Het is om zeep! ", riep René, "we moeten stoppen, schipper! "
Maar de patron vaarde voort...
Plots hoorden ze het geratel van een mitrailleuse: schoten in de lucht!
" De volgende gaan voor de boeg, schipper, ge moet stoppen: ik ben m'n leven nog niet beu! ", en hij liep dreigend naar de stuurhut.
De volgende kogelbui sloeg inderdaad een twintig meter voor de boeg pletsend in het water!
" Stoppen Gerard, verdomme, of ik spring over boord! Voor die paar rotte centen laat ik niet door m'n kloten schieten! Nu! Miljaarde godverdomme! "
Pylieser gaf het op en rechtte de rug: ze zaten hopeloos in de val...
De Engelse autoriteiten konden er niet mee lachen: onwettige immigratie, binnensmokkelen van vijandige staatsburgers, poging tot forcering van de grensbeveiliging en weerspannigheid...Binnen de kortste keren zat heel het gezelschap opgesloten in een soort verlaten kazerne, annexe politiepost en lag de 'Astrid' stevig aan de ketting.
Voor het argument van Pylieser, dat ze toch geallieerden waren en op de vlucht voor het oorlogsgeweld, kon de politie wel iets voelen, maar waarom was de schipper er dan weer als de bliksem vandoor gevaren ?!
" In Nieuwpoort daar are muts piepel, dat have muts freijt from den Duitse armie...joden, 'lijk dees hier...", en hij maakte met zijn wijsvinger een boogje boven de neus.
" Jews ?"
" Jaja, djoes! ", en grinnikend mimeerde hij, alsof hij een knoop van z'n gulp afknipte, " djoes... And aai transporteren heel dien hutsekluts miet maajnen boot...Verstand ?"
" You transport...jew refugees...on the run...from the Dutch army ??", spelde de inspekteur verbouwereerd.
" Jaa'k, Seur! ",glunderde de patron fier, " miet maajnen boot, hé: tjoek-tjoek, over en 't weer! "
Voor de zaken verder uit de hand liepen, werd Naaktgeboren er als tolk bijgehaald om een paar wazige misverstanden op te klaren...Maar het excuus dat de schipper misschien een tweede reis wilde riskeren, vond de politie niét zo leuk: met al die 'bloody foreigners' hadden ze niets dan last, en dat het daarenboven nog gestampte joden bleken, maakte de zaak zéker niet aantrekkelijker in hun ogen...
Klap op de vuurpijl was natuurlijk het Duitse 'paspoort' van de familie Liebschatsz: dat konden net zo goed spionnen zijn! Hun ondervraging duurde dan ook tot tegen de middag. En het feit dat iedereen zo zuur naar braaksel stonk, én de kinderen die van uitputting om de haverklap begonnen te janken, sloeg op den duur een bres in de vormelijke Britse kalmte van deze 'Officer and Gentleman'...Toen de families ook het middagmaal - thee met sandwiches - als niet-kosher van de hand wezen, werden de autoriteiten uitgesproken korzelig. Tenslotte bracht een joodse restaurateur uit de stad uitkomst en konden eerst de vrouwen met de kinderen, en later de mannen, onder begeleiding van een agent gaan eten.
De bemanning maakte zich ondertussen bij de bobby's sympathiek door een flinke hap te slaan in de geweigerde voorraad broodjes met rosbief...
De namiddag verliep wat minder gespannen. Mijnheer du Pont liet een Engelse advocaat komen en belde via hem een paar tycoons op uit het 'establishment', wat bij de politie wel wat sporen naliet...Resultaat was in elk geval, dat heel het joodse gezelschap tegen zes uur 's avonds 'huisarrest' kreeg in het hotelletje van hun koshere kok in de stad, en met pak en zak van het toneel verdween, tot grote opluchting van de schipper én de politiecommissaris!