GOOD OLD ANDREW...
De Panne ,27 mei 1940.
Met al dat volk op dek zag de schipper geen steek voor de ogen en weer was Andrew hem vóór om met veel wijds armgezwaai de drenkelingen toe te schreeuwen:"Sit down! Everybody sit down! ". Veel haalde het niet uit en Pylieser begreep plots waarom. Al zijn passagiers keken gespannen één richting uit: in de verte, naast en rond de treilers die hen dieper in zee opwachtten, schoten reusachtige schuimfonteinen omhoog en een ogenblik later flitsten twee-drie jachtbommenwerpers met een oorverdovend geraas scherend over zijn schip weg.
Iedereen op dek dook bollend inéén en de schipper, die zich ook instinctief achter het stuurwiel liet vallen, zag vanuit zijn ooghoek de vliegtuigen met een wijde boog over zee verdwijnen, achtervolgd door garven vuurspoorkogels en de nijdig blaffende pom-pom-wolkjes van de lichte luchtafweer.
" Moordenaars! Smeerlappen! ",riep hij hen na en wendde wild de steven naar dieper water. Schichtig achterom glurend, zag hij hoe op het strand de wachtenden in alle richtingen uitéénstoven. Gelukzakken, die konden tenminste nog weglopen en dekking zoeken! Terwijl hij hier miljaarde als een rat op zijn boot gevangen zat, samen met een kluwen van honderd levende lijken: een ideale schietschijf voor die Duitse schurken! Hij joeg de motor tot het uiterste op, maar de slome sloep vorderde slechts tergend langzaam op de vluchtkoers naar open zee, overladen en loom laverend tussen een wirwar van andere schuiten, die ook in paniek van de pier wegvluchtten.
" Good Old Andrew" was de enige die op de boegspriet nog krijgshaftig rechtop stond, opstijgend als een pater-missionaris boven een groezige hoop onderdanig neerknielende inboorlingen. René viel nergens te bekennen en Leon staarde, ineengekrompen naast de borstwering, midden tussen de soldaten lijkbleek met grote angstogen naar de schipper. Onder het vuilzwarte wolkendek scheerden geen vliegtuigen meer rond, maar op de wal achter Pylieser galmden nog steeds de knallen van ontploffende munitiedepots en uitéénspattende brandstoftanks. Een oorverdovende danteske tragedie...
" Rapper, miljaarde! ",vuurde Pylieser zijn bootje aan, maar z'n Astridje was te zwaar geladen en raakte slechts met moeite vooruit...
Na tien eindeloze minuten schoven ze dan toch schommelend tegen de roestige flank van de ouderwetse kustvaarder, waarvan de reling ruim vier meter boven hem uitstak. Op de achtersteven had hij de naam "Yukon Gold" en San Francisco als thuishaven gelezen, en dacht: " Die oude sukkel is verdomme ook een héél eindje van huis! ..." Het dek van de stoomboot stond al dichtbevolkt en een tiental opvarenden schreeuwden aanwijzingen naar beneden waar Pylieser niets van verstond. Maar dat was ook niet nodig: René en Leon pikten hun enterhaken vast in het laag neerhangend klimnet en onmiddellijk klauterden twee, vijf, tien man tegelijk vierklauwens tegen de zwart-geteerde wand van de "Yukon Gold" omhoog, waar helpende handen hen over de reling trokken.
Andrew, die van op de boeg de vluchters wat bevelen toeschreeuwde, keek plots op over zee, bevroor één ijzig ogenblik ,ontplofte en sloeg toen als een bloederige zak overboord! Waar hij gestaan had spatten de dekplanken in splinters uitéén en op de zwarte stalen scheepswand achter hem ratelde oorverdovend een garve inslaande kogels! De schipper kreeg de tijd niet achterom te zien, want plots schoten drie vliegtuigen als gierende schichten over hem heen. Leon liet van 't verschieten zijn gaffel vallen en dook ineengekrompen naast het voorluik in dekking. In paniek sprongen de laatste soldaten naar het klimnet toe of plonsden overboord om zich zwemmend te redden, want de Astrid dobberde wild deinend al drie-vier meter van het stoomschip af...René kwam toegelopen en hielp Leon recht die wezenloos op het luik inéénzakte als een natte vod...
" Hij heeft niks! ", riep hij naar de schipper en liep door naar de voorplecht om daar de schade op te nemen...De Astrid botste zijdelings tegen een andere volgeladen schuit op, vol schreeuwend mansvolk. Maar Pylieser trok het zich niet aan en zwenkte volgas weg uit de wirwar van laverende bootjes rond het klimnet van de zwarte "Yukon Gold"! Oef! ...
René sprong lenig in het nu lege ruim en dook tien seconden later weer op: " We maken water! " riep hij naar de stuurhut, " Een gat of vier, vijf in de boeg door die kogels van daarjust ! Kom maar eens zien! "
" Hier, Leon, neemt over! ", beval de schipper bleek, " en koers recht vooruit, verdomme! "
Toen Pylieser vloekend van razernij het ruim indook keek Leon hem smekend aan: "Alsteblief, schipper, laat ons naar huis gaan! "
Schuimbekkend beet deze hem toe: " Tegen wie zegde 't verdomme! " en alle goden vervloekend verdween hij wraakzuchtig onder dek.
Daar had je 't spel! En er viel niet aan te twijfelen: water maakten ze volop! Een viertal stevige stralen spoten onder de versplinterde voorplecht het ruim in en al was de toestand nog niet dramatisch, ze zouden zich als woestelingen moeten weren als ze Nieuwpoort nog wilden halen, zoveel was wel zeker! Als een Razende Roeland kroop hij weer aan dek:
" Gauw! Vindt rap wat vodden en kallen! ",riep hij tegen Leon, die zich ondertussen weer wat vermand had, " en gij René: een zaag en een hamer! Rap, miljaarde! "
Haastig zette hij het stuurwiel klem op een koers noordoost 045, ruim evenwijdig met de kust, graaide rap twee emmers mee en gooide de hoosput open onder de vloer van het laadruim: het donkere gat stond nog maar halfvol vettig water, dus dàt viel nogal mee...
Gejaagd begon hij met een emmer te scheppen en wierp het water met een wijde boog door het open luik op dek: schep, plets! Schep, plets! Hij hoorde René hameren in de boeg, maar keek niet op: schep, plets! Schep, plets, met de ritmische regelmaat van een robot. " Leon ! Rap ! Hier helpen, verdomme, in plaats van daar te staan gapen lijk een koe ! !"
Na een kwartier zwoegen zakte het water: " Gaat het, René ?",vroeg de schipper hijgend, " René, gaat het ?"
" Twee klein kallen zitten er al in...", klonk het proestend uit het voorruim "maar...die andere gaten... zijn wat te groot, denk ik...ai, verdomme! ...daar zou ik van hier binnen...een plank op ...moeten...kunnen nagelen..."
" Leon, trekt er één los van de voorplecht! En zoekt wat nagels, rap! " Hij kroop uit het luik om na te gaan of ze nog op koers lagen: ze tuften gezapig op een kilometer langs de kust...De walmende hel van De Panne lag reeds ruim een mijl schuin-achter over stuurboord en recht vooruit lag de zee vredig verlaten, vol groene zonnevelden...
Een half uur later was het ergste leed geleden en kon het hozen worden gestaakt: " Als we goed thuis geraken met de Astrid, mogen we toch een ferme bougie branden! ", vond de patron...
Kletsnat, en met een bloedende hand kroop René weer aan dek: " Wat zeide daar Schipper? Een bougie ? Ge zoudt ons beter een ferme borrel betalen, ja! En bibbergeld voor die smeerlapperij waar ge ons ingeluisd hebt! Vergeet niet dat wij uw mosselschuit gered hebben, hé vader, want een uur geleden had ik héél veel goesting om naar de wal te zwemmen, als ge dàt maar weet! Een bougie, verdomme! ...En meneire rijdt morgen met z'n Minerva door de stad! Die schone voiture van de joden ! We moeten hem nog voortduwen ook, zeker ?! En in ons handen kletsen ?...Boter bij de vis, hé schipper, miljaardedju, boter bij de vis, want die kallen in de boeg kunnen er ieder moment weer uitvliegen: 't is bijlange niet zeker dat ze het tot in de Geule gaan houden! ",voegde hij er dreigend aan toe...
" Allee René, kalmtjes aan jongen...Na alles wat we samen meegemaakt hebben..."
" Schipper, ik heb niet gevraagd om dat mee te maken! Maar nu het toch gebeurd is, zijt gij niet de enige die daarvan zal profiteren: er zijn er hier nog twee die door uw schuld bijna de pijp uit waren, en die aan boord gebleven zijn om uw mast boven water te houden...Dus denk eraan: boter bij de vis! ..."
" Dat is zeker, jongen..."suste Pylieser," ik zal jullie niet vergeten, maar laat ons eerst zien dat we thuis geraken om een bilan van de schade op te maken..."
Zo had Leon zijn oom nog nooit meegemaakt! Hijzelf was dus blijkbaar niet de enige die wat last kreeg van de zenuwen...
" Wat is 't met die poot ?",vroeg de schipper, om het over een ander boeg te gooien, nu René zijn stoom had afgeblazen en aan zijn hand stond te likken...
" Och, hout zagen in 't donker is niet direct m'n specialiteit..." meesmuilde de machinist beschaamd.
Bij het zien van al dat bloed dacht Leon plots weer aan die ouwe Andrew met zijn verbrijzeld gezicht...
"Enkel de dood is gratis...",had de jood gezegd...
Enfin, zij leefden tenminste nog!
René en de schipper doken weer in het ruim om, waar mogelijk, de noodherstellingen wat te verstevigen. Leon zette het stuurwiel weer los, want ongemerkt waren ze door de opkomende eb naar noordelijke richting afgebogen. Maar toen hij de koers wilde verbeteren viel zijn oog op dat puntje, een dikke mijl voor de boeg...Daar dreef iets: een vlot of een jol, zo te zien...Geïntrigeerd bleef hij naar het puntje pieren...
Na een minuut kon hij echter alle twijfel laten varen: het was wel degelijk een reddingssloepje dat recht voor hem uit af en toe in een golfdal verdween. Hij hoorde de schipper nog steeds met René bonken en rommelen in het ruim en besloot nog even de zelfde koers aan te houden: het gevaar dat ze zouden zinken leek nu voorlopig toch bezworen.
Toen hij de jol op een vijfhonderd meter genaderd was meende hij een gedaante in het sloepje te ontwaren, liggend... levensloos...Tot plots de arm bewoog in een zwak gebaar.
" Schipper! Een drenkeling! Recht vooruit! "
Het hameren hield op en even later stak René zijn kop door het voorluik. "Drenkeling, recht vooruit! ", riep hij nogmaals.
René verdween weer en Leon hoorde het hem tegen de schipper herhalen. Deze vloog uit: " Hebben w'er verdomme vandaag nog niet genoeg gezien, soms ?! Naar huis, heb ik gezegd, en rap! "
De machinist kroop toch op dek en samen met zijn kozijn staarde hij gespannen naar de schipbreukeling, die weer zwak met de arm zwaaide. Nu kon hij het kengetal op het boegje ontcijferen: " Het is de 'Josephine' van Roger Titteca! Hey, schipper, komt eens rap zien: het is de Josephine! "
Schuimbekkend dook Pylieser uit het ruim op:
" Miljaarde, wat heb ik gezegd ? Naar huis, verdomme! " Maar Leon verminderde al vaart, zonder op de patron te letten en stuurde tot vlak naast de jol voor hij de motor in achteruit wierp. René greep de boeg van de jol met een enterhaak vast. Toen kalmeerde de schipper plots: hij herkende zijn collega Roger Titteca, die een paar dagen geleden tegen heug en meug die troep Hollanders naar de overkant moest varen! Miljaarde, wat zag die vent eruit! Een grijze stoppelbaard rond de gebarsten lippen, vermagerd als een teringlijder en ogen die gloeiden van de koorts...Ja, Rogeetje, ge ziet er niet erg vinnig uit!
René was al in de jol geprongen met een trosje en legde het vlug met een mastworp vast aan de Astrid. Samen met de schipper hees hij de slappe Titteca aan boord als een centenaar mosselen en sleepten hem bij de schouders voorzichtig tot in de schaduw van de stuurhut.
" Gij: volle petrol naar ons kot! ", schreeuwde Pylieser naar Leon, om zijn aangetaste autoriteit te herwinnen. " En gij, René, pakt een fles Spa, van de joden! " Die hadden hun koshere passagiers een paar dagen geleden hooghartig geweigerd...
Een kwartier later was 'de Roger' over het ergste heen en kon hij met raspende stem in korte hijgende zinnen zijn verhaal doen...
Dat ging zo: een paar uur nadat zijn neef Misten met de Charlotte terug richting Nieuwpoort was getuft, was de motor van de Josephine om een onverklaarbare reden beginnen hoesten en tegen de avond helemaal uitgevallen. Met de hulp van twee Hollandse soldaten had hij het hele zootje gedemonteerd en doorgeblazen, terwijl die slimme sergeant Vissers het zeil in 't oog hield en de luitenant "voor de friem" aan 't stuur stond, want wind was er bijna niet. Maar tegen de morgen weigerde de motor nog steeds en dan hebben ze maar gehoopt dat de bries zou opsteken, terwijl hij ging slapen.
De volgende dag, de vierentwintigste, bleef het echter windstil en met de getijen dreven ze steeds meer af...De Hollanders hadden hun eten met hem gedeeld, want bij zijn overhaast vertrek uit Nieuwpoort had hij niets te bikken meegenomen. Maar na twee dagen rondzwalpen was alles op en kwam een zekere Kruyf met het idee af om de netten uit te gooien...Veel hebben ze niet opgehaald, maar de honger was tenminste bezworen en ze dreven veel minder af.
De morgen van de zesenentwintigste, juist toen er een goede wind kwam opzetten, is het drama dan gebeurd. Plots was een snelboot komen aanrazen. Eerst hoopten ze nog eindelijk gered te worden. Maar het was een Duitser, gewapend met een kanon en twee zware machinegeweren...Die zag direct al die Kezen-in-uniform aan boord staan en loste een paar schoten in de boeg.
" Toen die snelboot zo langszij kwam en een paar zwaargewapende matrozen met mitraljetten oversprongen, staken al die Hollanders seffens hun handen omhoog... Den Duits heeft hen dan compleet gepluimd en aan boord genomen...Maar ik mocht niet mee van die moef, ook al maakte de Josephine water 'lijk een zeef: ik moest me maar redden met de jol...Op het laatste zei die Hollandse officier nog zoiets van " Nou, dàt is dan pech hebben, Ouwe! ", juist vóórdat een matroos een granaat in m'n ruim wierp...Een zware "Boenk! " met veel rook en 't was ineens gedaan met mijn Josephine: ze zonk lijk een baksteen...De kapitein riep nog dat Oostende 3O mijl pal zuid lag en deed ook een pulle water in m'n jol smijten voor ze weg stoven...Pal zuid, dàt wist ik ook! Maar dertig mijl is godvermiljaarde een héél stuk! "
Sindsdien had hij geroeid en geroeid, geslapen in de namiddag en 's nachts weer geroeid en geroeid...Geen sinecure, want door de steeds wisselende drift van de getijen ziet ge verdomme geen vooruitgang...Hij was niet meer van de jongste en met zijn droge lever geraakte het water uit de drinkbus vlug op. Zo'n zwaar werk, zonder eten...en vanaf de tweede dag zonder drinken... Op het laatste moet hij " Godvermiljaarde van zijn sus gevallen zijn "...
De rest wisten ze.
" En nog iets, Gerard: hebde gij nu nondedju niks ànders t'offréren dan die slappe zeik hier ?!" Spa-water bleek niet zijn meest geliefde drank.
Ze schoten allemaal in een brullende lach: de Roger Titteca was er zo te zien weer helemaal bovenop...