WAPENBROEDERS TOTTERDOOD.
Juist toen hij het dramatische slachtveld wilde verlaten om terug naar Staro te patrouilleren kon hij uit het veld nog twee Langemarkers oppikken die een kameraad zonder uniform tussen hen in ondersteunden.
Opstappen! Vlug! riep hij en trok hen aan boord. Meteen kreeg hij de schok van zijn leven: de man in ondergoed was verdomme zijn vriend John Aspeslaghs, blauw van de kou!... En één van de helpers, met een baard van twee weken en een sjaal voor de mond, bleek dan niemand ànders dan de Penny! Godvermiljaarde nondedju! Wat een hoerenchance was me dàt, zeg!
"Verdomme! " hijgde Penny: " Dat heeft nogal wat tijd gekost, hé vriend! Goed liggen slapen in uw luxe voiture, zeker?! " Zo te zien was Penny weer helemaal de oude. Maar met de John was het niet zo goed gesteld...
Vlug! In de warme stuurcabine met deze bevroren bibberende drenkeling! En snel liet Joseph door zijn boordschutters uit de hoop uniformen die de plunderende Russen in de sneeuw hadden achtergelaten een paar grote kledijmaten en een gewatteerde tarnjacke meegritsen om zijn vriend weer een beetje krijgshaftiger en warmer uit te dossen... Eén van die MG-jongens wist met masseren de bloedsomloop weer op gang te krijgen en na een ferme slok boerenschnaps hoestte de patiënt:" Hé, pas verdomme op met dat smerig vergif! Dat slaat op de ogen, hé vent! .. Spaart die petrol liever voor de moteur... Ge gaat het nog nodig hebben! ..." Bij nader toezien was de John ook weer helemaal bij zijn positieven...
Voor het invallen van de duisternis kregen ze weer aansluiting bij de colonne vluchters op de baan naar Starokonstantinov en hadden de vrienden met stukken en brokken het schokkende verhaal verteld van de verrassende Russische overval. John, die het bevel voerde over de sectie-inlichtingen van het brigadecommando, was bij de laatsten geweest om uit de omsingeling van Jampol te ontsnappen... Maar hij had zijn camion op het einde van de eerste dag al brandend in de gracht moeten achterlaten met een doorschoten mazouttank. Zijn commandant had hem dan maar rap-rap belast met de gewapende achterhoede - zonder zware wapens - maar hij was met zijn mannen tijdens de nacht al direct het contact kwijtgeraakt. Toen de Russische tanks hen deze middag plots in de staart van de colonne overrompelden, kon hij zijn mannen enkel bevelen zich als de bliksem vluchtend overal in het landschap te verspreiden! Maar veel hielp dat niet, en ze werden door hun achtervolgers neergemaaid als konijnen, en onder de kettingen van de tanks vermorzeld...
De Russische infanteristen die op de tanks waren meegereden slaagden er toch in een vijftien Langemarckers levend gevangen te nemen, waaronder John. Ze moesten in de sneeuw op een rij gaan staan en zich uitkleden...
"Toen wisten we het wel! Rastaljat! Die mannen gaven geen kwartier... Ten andere, bij hun raid in ons achterland konden zij zich de humanitaire luxe om ons als krijgsgevangenen mee te voeren niet permitteren, dat was duidelijk... Dus liet ik stil het parool passeren om op mijn bevel "Keert!" er allen samen als de bliksem vandoor te gaan! En toen de Ivans zich als stoute kinderen lijk zot geconcentreerd verlustigden aan alle schatten die ze van ons lijf geplunderd hadden, riep ik plots "Keert!" en stoven wij alle richtingen uit. Veel heeft het niet opgeleverd, want er barstte direct een moordend geweervuur los, maar een vijftal hebben het toch gehaald... Ik ben na een paar honderd meter in een bevroren hooimijt gedoken en schrok mij een aap toen ik daar op Penny stuikte! We hebben er gewacht tot we ze hoorden verder rijden... Daar heeft Penny mij onder de arm genomen en zijn we rap-rap verder het veld ingelopen zonder aan kleren te denken, wég van die vervloekte hoofdbaan naar Staro..."
"Lijk ge zegt! gromde Penny: Het vervloekte Staro, waar we nu toch weer vrolijk naartoe rijden, hé... Ik weet niet of we daar wel zo verstandig aan doen... John, gij die op de staf zat bij al die grote strategische lichten: gij moet toch een gedacht hebben in wat voor draaikolk wij hier ronddolen! Eerst van de Horyn naar Jampol, in zuidwestelijke richting, en dan weer naar Staro, oostwaarts... Terwijl toch duidelijk onze redding in het zuiden ligt, achter de grote stromen in Roemenië... Vertel eens op, man, nu uwen baas niet meeluistert: hoe geraken wij hier uit dieser verdammter Mist herauss?"
John snoof eens ontgoocheld:" Zeker niet door ons in de Staro te laten opsluiten! Als de Snor (Hitler) het in zijn kop krijgt dat spel daar tot vestingstad uit te roepen, pint hij ons er vast en wordt het omsingelde Starokonstantinov het zoveelste drama na Stalingrad. Aan de àndere kant zitten al onze Nachschub en voorraaddepots daar op een hoop, en zouden we de eerste maand niks tekort komen, in afwachting dat het Russisch winteroffensief doodbloedt en wij er in de lente door eigen troepen mogelijk ontzet worden. Al wordt dat laatste erg problematisch, want ver buiten onze regio zijn de Russen met een véél bredere omsingeling bezig! Vanuit de regio Kiëv is er een grote legermacht naar schatting één miljoen man - doorgebroken naar het westen, die nu afbuigt naar het zuiden: die gasten hebben we aan de Horyn-rivier voor onze neus voorbij zien paraderen... En uit de regio Uman, ver achter onze rug, brak er een zelfde legermacht door, richting zuid-west, die nu naar het westen draait... Als die twee armen ons omhelzen en elkaar de hand rijken tegen de Roemeense Karpaten, zit het gros van de Duitse Legergroep Zuid-Oekraïne in de val, en wij erbij! ...Dus als we daaraan willen ontsnappen, moeten we niet een week of zo gaan uitrusten in Staro, maar als de bliksem zorgen dat we in het zuiden over de Dnjester geraken! Een kleine tweehonderd kilometer steppe..."
"Och, maar een 200 kilometer steppe? Meer moet dat niet zijn!" spotte Penny: " Joseph, hoe staat het met de Sprit,man? Want veel naftstaties zullen er onderweg op de steppe niet staan, vrees ik..."
"Dat vinden we wel in de grote kolhozen-hoeven." zei Joseph: " De brandstof voor hun landbouwtractoren is wel smeriger, maar verschilt voor de rest niet veel van de onze, hoop ik... Want als mijn moteur ontploft, kunnen we het wel vergeten, die 200 km steppe te poot! Na tien kilometer moogt ge mij dragen of afschieten, naar keuze: lange marsen zijn niks meer voor Bibi ,met mijn kapotte hiel !"
"Allemaal goed en wel"
wierp Penny op: " Maar tussen hier en Roemenië lopen een paar fameuze stromen, als ik mij goed herinner: de Bug, de Dnjester, de Pruth en nog een hele hoop kleinere grachten, kloven en ravijnen waar onze Mathilde zonder deftige brug niet over geraakt... En bruggen zijn er enkel op de grote wegen..."
"Ja-ja," blafte John: En de grote wegen naar het zuiden zijn allemaal dichtgeslibd met de vluchtende Duitse divisies, ik weet dat ook! Maar 't is eieren of jong, Penny: Ofwel braaf terug in het militair harnas met de vluchtende colonnes mee naar Staro en dààr op bevel creperen zoals in Stalingrad, ofwel vrij als een vogel in ons eentje op avontuur de steppe intrekken, pal zuid! En we zien wel wat er van komt! Laat Joseph beslissen, want hij is de kapitein van ons schip! En wie niet akkoord is, kan aussteigen!"
Vijf minuten later stonden hun onmondige passagiers zonder hun MGs in de sneeuw en reden de drie vrienden zwaar bewapend hun noodlot tegemoet...
Hun zwerftocht door de steppe duurde tien dagen, maar reeds de tweede dag blies Mathilde rochelend haar laatste rookwolk uit... Binnenin iets gebroken... Niets aan te doen, hoe Joseph en Penny zich ook uitsloofden. Maar toen ze het, zwart van de olie, tenslotte noodgedwongen opgaven, had John zijn reisplan al klaar. Als hoogste in graad en ver de meest bedachtzame nam hij als vanzelfsprekend de leiding...
"We trekken te poot verder en bij de eerste boer lenen wij een paardje, een arreslede en wat freet voor onderweg: we zien wel..."
Het werd een wonderlijke reis. De eerste nacht sliepen ze gewoon in een wat afgelegen gehucht bij een gastvrij oud koppel. Ze leenden een kip bij de buren en de tandenloze Matka maakte ongevraagd ruim voldoende maïspap voor haar gasten, heel natuurlijk alsof ze er zo iedere avond een paar over de vloer kreeg. Als gewillig glimlachende slaven stelden ze hun heer daarover geen vragen. Maar een paard hadden ze niet, sorry...
Zo'n dier vonden ze pas na een lange ploetermars in de late namiddag van de volgende dag, toen het juist weer begon te sneeuwen en Joseph veel last kreeg van de oude schotwonde in zijn hiel. De negorij lag goed verscholen in een diepe glooiing en ze besloten direct er voor de nacht te blijven, temeer omdat de matka blijkbaar een heilzame kruidenbalsem kon koken om Josephs voet te verzorgen. Waarbij zij direct rust oplegde: hij mocht er de eerstvolgende dagen niet op lopen! Maar een week in hun nieuwe onderkomen blijven hangen, ging ook niet. Dus begreep de boer dat hij voor vervoer moest zorgen dat ongeveer beantwoordde aan de kunstige tekening die Joseph op de vloer kraste... De schoft wees Penny en John vlot de weg naar een verre buurman, waarmee hij waarschijnlijk in ruzie lag: dié had een paardje en een arreslede geheel volgens het opgelegde bestek! En om een lang verhaal kort te maken mende Penny de volgende middag als een volleerde Oostendse koetsier het gespan met zijn vrienden fluitend de wijde steppe in.
Tegen de avond geraakten ze, mits wat duwen en trekken, nog juist met een veerpont over de half bevroren Bug en kozen als onderdak het stenen huis van de dorpsoudste, waar zij maar koel werden ontvangen. Die man wist waarschijnlijk dat hij binnenkort van een àndere administratieve overheid zou afhangen en wilde zijn toekomst niet verpesten door te vriendelijk om te gaan met de vluchtende bezetter... Aan Josephs voet kon hij niet veel verzorging spenderen tot Penny met een geile grijns zijn jongere vrouw stevig bij de arm nam en in de goede richting duwde. Toen bleek de man toch ontsmettend zwavelpoeder in huis te hebben... Maar voor alle zekerheid hielden de vrienden die nacht om beurten met een MG een oogje in het zeil om de man af te houden van onbezonnen patriottische oprispingen...
De drie volgende dagen sukkelden ze zo van de ene hindernis naar de andere, tot ze moesten vaststellen dat ze door de dooi met de slede maar moeilijk meer vooruit kwamen. Hun volgende gastheer kreeg dus de twijfelachtige eer hen een panjekarretje te mogen bezorgen, waarmee ze weliswaar aan het schrale net van modderige veldwegels werden gebonden, maar toch rapper opschoten...
Tweemaal zagen ze in de verte een grote groep kozakkenruiters voorbij draven, en op de duur verried het overvliegen van Russische Stormoviks dat ze de grote aftochtroute van de Duitse legers naar het zuiden naderden. De boer waar ze overnacht hadden wees hen de uitvalsweg naar de grote stad Kamjanets-Podolski: nog zeven kilometer... En van daaruit was het nog twintig tot aan de grote brug over de Dnjester. En de redding!...
Maar Joseph realiseerde zich nog maar weinig in welk drama hij meespeelde. Zijn voet had er gisteren bij het verschonen van het verband bijna zwart uitgezien, en tijdens de nacht waren de koortsaanvallen begonnen. Voor zover John het begreep was dat geen geval van bevriezing, maar vreesde hij eerder voor een begin van koudvuur. Hoe dan ook: ze moesten dringend een dokter vinden! De boer had "Kamjanets?" gemompeld en een bedenkelijke teutmond getrokken...
Met een wijde boog ver buiten de stad waren ze in de late namiddag toch aan de Dnjester geraakt: een monster van een stroom, zeker 200m breed. Maar de kwetsbare lange pontonbrug lag al onder vuur van de sovjetartillerie en de noordelijke oever zag tussen een wirwar van brandende autowrakken zwart van vluchtend krijgsvolk: neen, daar was geen doorkomen aan...
Ze besloten na een korte krijgsraad stroomafwaarts hun heil te zoeken: de bewoners van de streek waren tenslotte verstandige genoeg om zich bij hun dagelijkse handel en wandel door deze stroom niet van de halve wereld te laten afsnijden! En tegen de avond had Penny beet. Achter de dijk, aan de rand van een dicht rietveld viel hij op een onooglijk stulpje, bewoond door een vriendelijk bejaard koppel met een zoon, lichtelijk debiel, maar een beer van een vent...
Ja, natuurlijk hadden ze een bootje: wat een stomme vraag was dàt! ... Waar?...Bij zijn broer aan de overkant, of wat dacht je! ...En natuurlijk konden ze daarmee spreken, met vuurtjes op de dijk, fakkelzwaaien 's nachts... En overdag gewoon op zicht, al schreeuwend... Hier, na de bocht was de stroom tenslotte maar een kleine 300 meter breed... Wat dat moest kosten? Die kar en het paard, om te beginnen, plus alles wat ze aan bagage konden missen... Mjam-mjam! riep de debiel lachend, met de vuile duim in zijn kwijlende mond!
Akkoord?...Penny had nog wat gesjacherd, gewoon voor de lol. Toen viel de spanning weg...
De rest is onsamenhangend aan Joseph voorbij gegaan. Later, die nacht, herinnerde hij zich vaag dat de boot wat lek was geweest en hij met zijn rug in een ijskoude plas had liggen klotsen. En dat ze aan de overkant na een tijdje opgevangen werden door Roemeense soldaten.
Een verpleger in 't wit - of was het een dokter - in een kerk die als lazaret was ingericht?... Een spuit in zijn voet en zijn vrienden die met een geforceerde lach afscheid namen toen hij in een ambulance werd geduwd en wiegend aan zijn eindeloze donkere droomreis begon...