C07 DE VAL DER ENGELEN.
Adlershorst.21.september.'44.
Houterig stapte Joseph uit de bus voor het vlaggenpleintje met enkel een kleine reistas in de ene hand en zwaar steunend op een wandelstok. Zijn uitgangsuniform van SS Oberscharführer (Adjudant) stond hem als gegoten, maar Leon schrok toch toen hij naar hem toeliep: " Wat is die bleek en mager geworden! En wel tien jaar ouder, op zijn minst...mijn God! "
Thuis in de keuken, op de foto die hij in december '41 zo trots had opgestuurd, had hij er ondanks die helm op z'n kop nog als een frisse jongen uitgezien...Nu stond hij hier als een oude uitgedroogde vent voor zijn jonge broer...Zelfs ietwat gekrompen, zo te zien, want Leon stak een halve kop boven hem uit.
Uitgelaten vloekend omhelsden zij elkaar: ze hadden elkaar tenslotte een dikke drie jaar niet meer gezien! :" Miljaarde Joseph, ge ziet er knap uit in dat uniform!"
" Verdomme Leon man, wat zijt gij groot geworden! "
De stok viel met een klets op de grond. Hélène raapte hem aarzelend op en bleef in blijde verwachting achter Leon staan. Een stralend jong meisje, niet zwaar opgemaakt ,en in de lichte zomerjurk kwam haar figuurtje betoverend uit: werkelijk een mooie, lieve jongedame...
Toen de mannen zowat klaar waren met hun grinnikend schouderkloppen, keek Joseph haar keurend aan. Leon haastte zich om haar voor te stellen: " En dàt is Hélène, ...een vriendin."
Beiden keken hem aan, Joseph lichtelijk verbaasd en Hélène met een flits van ergernis in de ogen maar uiterlijk toch blij lachend..." Een vriendin! " had die lafaard gezegd...Niet mijn vriendin, of mijn liefje...Nogal koel en vormelijk hé, de jonge heer!
Tezamen zegden ze beleefd in koor " Aangenaam! " en gaven elkaar met de glimlach een hand. "Iets te lang vastgehouden, juffertje", dacht Joseph: erg schuchter was dat meisje niet, als je het hem vroeg. En een beetje té vriendelijk lonkend naar zijn smaak...
Ze stapten naar de verweerde grijze administratiebarak, Joseph trekkebenend in hun midden. Toen Leon hem het trapje op wilde helpen, rukte Joseph bruusk zijn arm los en wierp zijn broer een kwade blik toe, maar zei verder niets.
De "Adolf" ontving hem militair correct, stram rechtop met een fel " Heil Hitler! ".
Joseph antwoordde wat losser, zoals het zijn dienstgraad betaamde, en regelde het vlug met een paar woorden dat hij hier tot morgenvroeg ingekwartierd werd. Frau Schröder informeerde nederig of ze een koffie-met-koekje mocht serveren in de refter:
" Dreimal ?"
" Nein, zweimal bitte! " antwoordde hij autoritair. En de plotse verwondering in alle gezichten negerend keerde hij zich vriendelijk naar Hélène: " Je zal zeker wel begrijpen, Juffrouwtje, dat ik met mijn broer dringende familiezaken moet bespreken, hé?...Tot straks bij het middageten dan maar! "
Leon en Hélène stonden er even wat overrompeld bij, maar dan draaide zij zich elegant met een beleefde glimlach om en zei vriendelijk: " Ja, tot straks! "
Nauwelijks wat stijf aan de reftertafel geïnstalleerd vroeg Leon: " Hoe is 't met uw been?", maar dit werd kort weggewuifd: " Kom, vertel mij eerst liever wat er met ons moeder is gebeurd: in die brief stond er ook niet teveel over! "
Hortend, met stukken en brokken, moest Leon de tragische gebeurtenissen van de laatste weken weer uit de doeken doen en indringende vragen beantwoorden.
"Maar hebt gij die moord zien gebeuren? Gezien dat die Pylieser ons moeder doodschoot?"
" Gezien, gezien...dàt niet...Hij heeft haar een honderd meter vér meegevoerd tot achter de hoek van de vest, in de bosjes...Tijdterwijl hield Dupong mij bij den camionette onder schot met zijn mitraillette. Na een paar minuutjes, denk ik, ging daar in dat bosje ineens dat schot af en is de schipper weergekeerd met zijn vaan door zijn spriet, zo bleek als een lijk. Ik heb subiet Dupong neergeslagen met de zwengel van den démarreur en dacht die zijn mitraillette te kunnen pakken om de Gerard te overmeesteren...Maar 'k moest mij gelijk wegsteken achter de camionnette omdat die zotte schipper begon te schieten lijk een cowboy...Pang, pang, pang! Vlak in de radiateur neffens mij! ..."
Onder de kille blik van Joseph stierf zijn mooi opgefleurd verhaaltje uit. Pijnlijk, pijnlijk...Uiteindelijk gaf hij beschaamd toe dat hij was weggelopen, in plaats van zijn moeder te verdedigen of te wreken...Maar zijn broer ging daar niet verder op in: hij was tenslotte zelf ook van huis weggelopen, in '41 ...
" Zo-zo, Gerard Pylieser...", overwoog Joseph hautain hardop, "die schijnheilige smeerlap...Dat was toch een vriend van ons hé, destijds, én uwen patron! Die heeft u toch weer aan boord genomen, juist voor ik met het Legioen naar Leningrad vertrok ?"
" Een vriend van mijn botten, ja! Al kon ik hem feitelijk wel goed verdragen...Maar ge weet dat hij sinds de dood van Vader achter ons moeder liep en aan boord heeft hij dikwijls op de Jupp afgegeven, omdat dié meer chance had dan hij bij ons moeder! ...Ik denk zelfs dat hij dààrom zo tegen de Duitsers in 't algemeen kon foeteren: Jupp had de kaas van zijn brood gesmekkeld! Dat heeft hij nooit kunnen verteren en ik ben ervan overtuigd dat hij dààrom op 't leste bij de 'Witte Brigade' is beland..." " Pylieser bij de 'Witte Brigade'?! Die broekschijter?!...Dat is ook geen reklaam hé!...Doe me niet lachen!
" Ja, op de kaai hebben ze daar ook dikwijls mee gespot...Maar op 't laatste had hij toch drie boten varen en verdiende geld lijk slijk...En door alsmaar tournees te betalen kon hij op den duur een grote bek optrekken en heeft hij zich de laatste maanden bij een paar échte weerstanders een proper vaderlands zieltje gekocht door veel geld te stuiken aan sociaal werk, ge kent dat... Al heeft er niemand hem ooit serieus genomen, dat ik weet... En toen hij ons is komen aanhouden, vorige week, had hij natuurlijk geen enkel mandaat van 't verzet en was nog strontzat op de koop toe! Maar dàt had in die dagen geen enkel belang toen den Duits was gaan lopen: Wie een rekening te vereffenen had, trok een witte armband aan en kon ongestoord zijn gangen gaan...En hem was het om ons moeder te doen: dat had met politiek geen bal te maken! "
" Bon, bon...", onderbrak Joseph hem, " Hij heeft ons moeder vermoord en dat is voorlopig alles wat mij interesseert! Ze zullen dat na de oorlog natuurlijk wél op de politiek steken en ik wed, dat er nooit een proces van zal komen...Maar wij, gij en ik, mogen dat zo niet laten gaan! Boeten zàl hij, dàt zweer ik! "...Zijn ogen gloeiden in zijn bleke gezicht.
" Maar de Gerard was niet alleen, hé, toen...", pruttelde Leon tegen, " Er was een echte weerstander bij...een jonge vent van vijfentwintig die op 't laatst les gaf in 't college van Nieuwpoort. In 't begin van den oorlog is hem nog leider geweest van ons N.S.J.V.-vendel, maar dan buiten gevlogen omdat ons moeder bij meester Engelborghs is gaan klagen dat die vent op kamp in de broek van de jongens zat...Hij heeft u vroeger ook nog gekend, beweerde hij ,toen ik verleden week naast hem zat in de camionnette...In den tijd woonde hij op een hoevetje achter de Grote Bamberg...Francois Dupong, zegt dat u iets? In de weerstand noemden ze hem Francis, op z'n Engels...Een échte, met vuur in zijn gat, want de nacht voordien had hij nog een Duitse deserteur aangehouden..."
" Watte ?! Dupong?! Ook al in de weerstand?! Die godverse mislukte labbekak? Zéker dat ik hem ken, dat schijthuis! "...En in het kort vertelde hij hoe hij hem, bij de selectieproeven voor het Legioen in '4I, op de trapzaal van de Antwerpse kazerne van een lamentabele verstikkingsdood had gered.
" Jamaar, dat is nog niet alles...Toen hij ons wegvoerde zei Dupong dat hij zijn orders gekregen had van een zekere Ustinov, een àndere Duitse deserteur uit de batterij..."
" Ustinov?...Die ken ik niet..."
" Toch wel! Ge moet die kennen ,maar 't is z'n échte naam niet hé ! Voor de oorlog is die nog een tijdje schoenlapper geweest over het gemeentehuis...Maar toen noemde hij Stenier of Steiner, of zoiets...Ge hebt zijn ruit nog ingesmeten, weet ge niet meer?..."
Joseph versteende plots en staarde verbeten voor zich uit: Steiner was terug uit Rusland? Dat kon toch niet!
" In de batterij moet die gediend hebben bij de Kozakken, de kompagnie Wit-Russen die het laatste jaar rond de kanonnen voor de verdediging moesten zorgen...Gij hebt dat niet meer geweten want ge zat toens aan 't front: rare Sjarels in elk geval...De mensen moesten niet veel hébben van die gasten: zware zuipers, en ge verstond hun Duits maar half..."
"Ja-ja, al goed! " onderbrak Joseph hem. " Die Steiner is een geval apart...Zéker dat ik hem ken: die heeft in Rusland mijn poot eraf geschoten! ...Maar in feite had hij bevel mij te fusilleren en ik vraag mij nog altijd af of die kogel in mijn voet een ongeluk was, of een kwestie van opzettelijk slecht mikken...Dat zal ik u later wel eens vertellen...Dat zijn er dus drie: Gerard Pylieser, die zotte Dupong en die Steiner ,of hoe hij ook mag heten... Luister Leon: boeten zullen ze! Kop-af, dat zweer ik! ...En als ik het niet meer kan doen, is het uwen toer! Maar dood moeten ze ,alle drie! ...Zweert het hier en nù, Leon, zweert het op ons moeder, verdomme! "
Leon staarde hem overdonderd aan en hief toen stuntelig zijn hand op: " Ja...natuurlijk...ik zweer het..." Hij voelde zich wat idioot, maar Joseph boorde zijn harde ogen in de zijne en siste fanatiek :" Bon, dat is dan geregeld! " Hij ontspande zich en leunde achterover, vaag naar Leon glimlachend, maar zijn ogen lachten niét.
" En vertel eens hoe gij het stelt...Wat is dat voor een geschiedenis met dat vrouwmens hier ,die Hélène? Is dat iets serieus?"
Wat beschaamd moest zijn broer bekennen dat hij feitelijk door hààr was ingepalmd, dat zij hém aan de haak had geslagen, en niet andersom... Joseph moest lachen: " Haar valiezen dragen ?! Hoever zijt ge daarmee al geraakt ?", vroeg hij meesmuilend.
Leon aarzelde even en gaf toen schoorvoetend toe:
" Veel te ver, als ge't mij vraagt...Ze heeft mij als het ware verkracht: vanaf het moment dat ik over u en uwen job in Berlijn vertelde heeft ze me letterlijk bij m'n pietje gegrepen en ze is niet van plan mij nog te lossen voor ze bij u op dat bureel zit...Ze is tot alles bereid, echt: alle vuile trukken zijn meegenomen...Ik denk zelfs dat ik er iets van ga overhouden." zei hij beteuterd.
" Toch geen kind zeker?!", schrok Joseph, maar zijn broer schudde enkel zwijgend van nee.
" Wat dàn, stommerik?", drong hij driftig aan.
Na nog een ogenblik van twijfel zegde Leon beschaamd tegen de koffiekan: " Ik kan bijna niet meer pissen: het doet verschrikkelijke zeer en het loopt er moeilijk uit... En m'n pietje is erg gezwollen... Zij beweert dat het niets is en dat het wel over zal gaan binnen een paar dagen, maar ik kan dat moeilijk geloven..."
" Zegt zij dat ?", vloog Joseph uit, " Wat weet zij daar nu van ?! Is zij soms doktoor of zoiets?!" En na een ogenblik aarzelen drong hij wat stiller aan: " Hebt ge't voordien nooit met een ander vrouwmens gedaan?... Was Hélène de eerste?" "
"Natuurlijk was zij de enige...de eerste...", probeerde hij zijn gekwetste ego te verdedigen. Over zijn zatte vrijage met Agnèstje in de coulissen van de Cinema Zannekin zweeg hij liever: dat was toch niet échtig-techtig geweest ,zo rap...
" Zo natuurlijk is dat nu ook weer niet, hé kameraad: ge zijt achttien... Of hebt ge misschien nog schrik van meneer pastoor?" En na een wat verveelde stilte vervolgde Joseph kordaat: " Luister hier, ventje: ge moet onmiddellijk naar de doktoor, en rap! ...Is er soms geen in het kamp, dat ge weet?" Leon dacht van niet, maar Adolf, de S.A-snor, zou er wel meer over weten.
" Wacht hier effekens op mij: ik ga eens bij de leiding informeren..." En zwaar leunend op zijn wandelstok hinkte hij naar het bureeltje in de hoek.
Het gesprek met Adolf duurde tot het middageten en Leon zag ze druk telefoneren. Na afloop zei Joseph dat alle dokters uit de omliggende dorpen opgeëist waren door de ramp in Hamburg, maar dat ze bij een ouwe in Soltau terecht konden, om drie uur vanmiddag. Ze zouden met het vrachtwagentje meerijden dat voor de bevoorrading van het kamp gebruikt werd.
Hélène was tijdens het lange wachten wat bij Leon komen charmeren, maar toen hij haar op de hoogte bracht van het aanstaande medisch onderzoek, klapte ze plots dicht en verdween bleek naar hun 'slaaphoek'. Ook op het middageten verscheen ze niet, tot Adolf haar tegen één uur bij zich riep. Binnen de drie minuten was haar lot beslist: ze had waarschijnlijk een geslachtsziekte, en was dus een permanent gevaar voor de volksgezondheid. Dit kon men in het Duitse Rijk niet tolereren! Ze moest dus mee naar Soltau in quarantaine en zou nadien de keus krijgen: ofwel terug naar Holland, ofwel naar één of ander " Arbeitslager für ausländische Frauen"...Mocht ze echter op korte tijd volledig herstellen, zei Adolf vertrouwelijk, dan kon hij misschien een goed woordje doen om haar terug naar Adlershorst te laten terugkomen...Die vuile ouwe bok. Ze begreep zijn allusie wel maar had geen zin om te reageren en ging als verdoofd haar kleinste koffertje pakken. De rest kon blijven staan, zei Adolf...Hij zou er wel goed voor zorgen...
De rit naar Soltau, een twintig kilometer door de bossen, was zowel voor Leon als voor Hélène een ware marteling. Ze hurkten elk in een hoek onder de donkere huif van de laadbak op een hoop lege jutezakken. Joseph zat vooraan naast de chauffeur. Ze spraken geen woord, maar zij moest opvallend veel haar neus snuiten en Leon durfde haar niet aan te kijken. Hun "zevende hemel" was een hel geworden, en de lieve engel van een paar dagen geleden, vervallen tot een hoopje menselijke ellende.
Hij werd als eerste door de bejaarde dokter onder handen genomen, zonder veel poespas, en halverwege de festiviteiten viel hij even met een langgerekte gil van z'n stokje. De kampbeul zei dat hij aan zulke ziektes geen verdovingsmiddelen kon verkwisten, als er zoveel andere "anständige Leute" medicamenten tekort kwamen.
Toen hij even later lijkbleek terug naar de wachtkamer strompelde, staarde Hélène hem met opengesperde angstogen ontzet aan als een opgejaagd hert. Maar geen van beiden zei een woord, kapot als ze waren van vernedering en wrok. Die paniekerige blik was het laatste wat hij van haar zag, en dat was ook het enige wat hij zich later van zijn eerste échte 'liefde' zou herinneren. Niet haar borsten of haar benen of haar buik...
Neen: die blik...