C29 DE APOTHEEK.
Steglitz, 26 april '45.
Leon loerde vanaf de derde verdieping van het hoekhuis, tussen de stenen stijlen van het balkon,de rechte uitgestorven straat af, vlak tegen de morgenzon. Al was er van die zon nog steeds weinig te merken, door al de zwarte brandwalmen verderop en de kalkgrijze stofwolken van de instortende gevels. Maar van hieruit had hij toch een onbelemmerd dieptezicht rechtdoor van een drie-vierhonderd meter, en zijdelings in het doodlopende zijstraatje een vijftig meter tot aan het parkje daar in de achtergrond. Volgens die bullebak van de Volkssturm zou de Rus aanvallen vanuit de nevels aan het begin van de lange rechte straat, en oprukken naar het versperde spoorviaduct op een tweehonderd meter àchter het hoge weerstandsnest van Leon. Zijn opdracht was met zijn drie Panzerfausten de stormloop van de Russische tanks naar het S-Bahnstation voortijdig af te stoppen en de vijand zo lang mogelijk op te houden. Vanaf welk moment hij de stelling mocht opgeven, om beschutting te zoeken àchter de spoordijk, had die paljas er natuurlijk niet bij verteld. In soldatenjargon heette zo'n opdracht een 'Himmelfahrtkommando'...
Gust Tierentijn lag hier op dezelfde mansardeverdieping in een kamer achter de hoek, om hem met een lichte M.G. dekking te geven tegen het geweervuur van de rode stormgrenadiers die achter de tanks zouden oprukken. Monika was voor het ogenblik nog bezig zijn been te verzorgen waar de 'slager' eergisteren in de Ratskeller een mooie granaatsplinter had uitgehaald. En nadien zou ze het eten klaar maken en zorgen dat de twee mannen zich eindelijk eens deftig konden wassen en scheren. Dat was schijnbaar geen overbodige luxe na die zwerftocht van een week, van de Oder tot hier in Berlin-Steglitz, al had hijzelf nog niets vuils geroken...
Hoe hij hier uiteindelijk op deze verloren voorpost van de Festung Berlin terecht was gekomen, lag aan een lange cascade van verkeerde, stomme beslissingen. Voor hetzelfde geld had hij nu in een lazaret bij de Amerikanen gelegen en zich te barsten gevreten aan hun wereldberoemde 'cornedbeef'! Maar Monika moest zo nodig een goede Berlijnse kliniek vinden voor de zestien gewonde Langemarckers die aan haar zorgen waren toevertrouwd! In plaats van, na het fiasco van Ravensbrück, zoals ieder zinnig mens recht naar het westen te rijden, verdomme! Neen, die koppige geit moest absoluut een grote bocht naar het zuiden maken, tégen het verkeer in, want enkel in Berlijn waren de geneesheren goed genoeg om de gekwetste Vlamingen terug op te lappen! Maar toen ze met veel moeite eindelijk in de hoofdstad binnen geraakten, waren er al acht man gecrepeerd. Acht van de zestien! En in het noodlazaret - of beter gezegd: het afschuwelijke slachthuis - onder het Rathaus van Steglitz konden de zogenaamd hoogbegaafde geneesheren enkel schuddebollen toen er na twee dagen weer vijf waren gestorven.
Een ware hel was het daar geweest, in die Bierkeller! Met amputaties aan de lopende band, de laatste uren zelfs zonder verdoving, érger dan in de middeleeuwen...Dat aanhoudend gillen, janken en kreunen was écht om zot te worden! Vooral als je er zelf niet zo erg aan toe bent... En stinken, Mariètte! Reken daarbij ook nog de wanhoopsdaden van hen die het écht niet meer zagen zitten of aan de pijn ten onder gingen... Leon had regelmatig een scheermes zien doorgeven tussen de gewonden die in lange rijen urenlang in de gewelfde gangen lagen te wachten op een ingreep. Om nog te zwijgen over zij die juist brutaal door de zogenaamd "hoogbegaafde geneesheren" gekortwiekt werden en vervolgens de psychologische schok niet meer aankonden...
Het was dan ook een hele opluchting geweest toen er plots een SS-officier met een adjunct het lazaret kwam uitkammen op zoek naar lijntrekkers, om met hen de weerstandslijn van het S-Bahnspoor mee te bemannen. Leon had zich onmiddellijk gemeld, ook toen Monika de officier liet verstaan dat haar patiënt door de hoofdwonde een hersenschudding had opgelopen en af en toe psychisch door sloeg of, erger nog, bijwijlen blind werd...
"Ach zuster, het is maar voor effe, hoor...Als onze lijn het een kwartier kan uithouden, zijn we al gered. Komaan, Sturmmann van de Langemarck, maak wat voort: voor het Ritterkreuz moet je wel effe uit je pijp komen! "
Pas onder het gewelf van de ingang, waar de officier de schrale oogst van zijn drijfjacht verzamelde, kon Leon plots die man plaatsen: SS-Hauptsturmführer van Praet tot Slooten, het hoofd van de Nederlandse 'Kulturstelle' aan de Fehrbelliner Platz...Dezelfde jonker die als luitenant in mei '40 met zijn afdeling marinefusiliers-per-fiets in de haven van Nieuwpoort de 'Josephine' van schipper Titteca had gestolen voor de mislukte overtocht naar Engeland! Wel-wel-wel...Meneer had het zo te zien ondertussen toch al tot kapitein geschopt, mooi uitgedost als geharde krijger met volle wapenuitrusting: alles erop en eraan, hoor...Enkel dat deftig glad geschoren gezicht misstond een beetje in het beeld van de Germaanse held dat hij wilde uitstralen, de pretentieuze zot!
Zohaast de groep voltallig bleek naar de zin van de Jonker, staken ze in looppas, zigzaggend tussen de granaattrechters, het vernielde stationsplein over naar de versperde viaduct onder het Bahnhof. In de bagagekamer, nu omgevormd tot munitiedepot, kregen ze alles wat een 'Himmelfahrtkommando' nodig had: dat wil zeggen veel wapens en granaten en een klein noodrantsoen eten. Daar kon Leon voor het eerst - en het laatst - vluchtig kennis maken met zijn lotgenoten: drie vuile bleke snotapen van de Hitlerjeugd, vier stugge Noorse en twee Franse SS-vrijwilligers, en één Langemarcker... Gust Tierentijn uit Mol! Deze laatste herinnerde Leon zich uit de goeie oude tijd van 'Adlershorst', toen hij er als onnozele schacht de chauffeursopleiding kreeg op de 2cm-pantserwagen...
Een onderofficier van de Volkssturm, een bullebak van een nazi, legde hen met krijt op een soort schoolbord vluchtig uit wat hen te doen stond. De straat waaruit ze de sovjets verwachtten liep, vanaf de viaduct, licht omhoog en was afgezoomd met flink bottende platanen, waardoor de verdedigers van het station nauwelijks vrij zicht hadden over de eerste honderd meter. Om niét plots onder de voet te worden gelopen door de oprukkende Russische stoottroepen moest het groepje van Leon, op tweehonderd meter vóór de viaduct, ttz bovenop de helling van de straat, een voorpost uitbouwen die de eerste tanks moest afstoppen...Hen enkel wat vertragen was blijkbaar niet goed genoeg...
Als doodsvonnis kon het niet duidelijker. Maar de nazi stelde hen gerust: in de bovenste verdieping van de hoekhuizen op dat kruispunt waren ze praktisch onkwetsbaar. De tanks konden immers van dichtbij hun kanonloop niet hoog genoeg heffen om hen daar te raken, terwijl zijzelf met hun Panzerfaust die monsters van bovenuit konden afschieten lijk plaasterpijpen in een schietkraam...Ja-ja...Steeds dezelfde versleten tirade.
Juist toen ze naar hun positie wilden vertrekken kwam Monika aangelopen, gehelmd en gespoord in een te ruim velduniform en zwaar beladen met twee eerste-hulptassen. Tegen de bullebak, die voor zijn groep verworpenen zo direct de noodzaak van medische hulp niet inzag, zei ze wat wrang dat ze óók met de Panzerfaust om kon gaan, en dat ze sowieso niet in de rattenval van de Bierkeller wilde sterven...Als doorslaand argument flapte ze er nog vlug uit, wijzend naar Leon: " Und der da ist mein Verlobter: wir bleiben zusammen..."
De bullebak had Monika de apotheek links op de hoek van het kruispunt aangeduid - blijkbaar een instinctieve reflex in verband met haar Rodekruis-tassen - en haar in een romantische bui de twee Langemarckers toegewezen. Het huis was volledig door de bewoners verlaten en reeds lelijk toegetakeld met in alle kamers knisperende lagen glas en plafondkalk. Enkel de mansardes zagen er nog goed bewoonbaar uit en die werden dan ook onmiddellijk door de mannen aangeslagen, terwijl Monika haar licht ging opsteken in de stock medicijnen van haar confrater-pillendraaier.
Op de twee hoekgevels had het huis op elk verdiep een balkon en de mannen moesten niet lang prakkezeren waar ze zich het beste in hinderlaag konden leggen: Leon met de Panzerfausten en Tierentijn met zijn lichte M.G. Ze hadden allebei van boven uit een goed dieptezicht in de hele straat en konden in het hoekhuis aan de overkant zien hoe hun twee Franse collega's zich op een gelijkaardige wijze installeerden. Leon zwaaide even met de hand naar hen, maar kreeg geen enkele respons...
Bon, dan niét: hij herkende die arrogante eigendunk van de Franse seizoentoeristen aan de kust en besloot de twee blaaskaken verder maar te negeren. Waar de Noren zich ergens hadden ingenesteld kon hij nog niet ontdekken, maar de Hitlerjongens betrokken reeds hun uitkijkposten op balkons een honderd meter verderop in de straat en maakten hun positie met breed armgezwaai duidelijk kenbaar aan Leon en Tierentijn, zodat die hun schootsveld konden aanpassen. Dat was dus in orde...
Veel extra eten had Monika niet gevonden, buiten een paar dozen babymeel en een spiritusvuurtje in de reserve van de apotheek. Ze hoopte tegen de middag toch met een soort warme pap voor de proppen te kunnen komen, want ze had ook wat melkpoeder ontdekt en het bad van de tweede verdieping stond half vol water...
In de mansardekamers leken de bewoners hoofdzakelijk hun afgedragen spullen op te slaan, want één ingemaakte kast puilde uit van oudmodische vrouwenkleren, een àndere hing vol met de garderobe van een welgestelde bompa. Zo te zien had de apothekersfamilie nog nooit gehoord van de klereninzameling door 'Winterhilfe' ten behoeve van de 'Ausgebombte' medemens, of wollen truien afgestaan als 'Kriegsspende' voor de bevroren frontsoldaat in Rusland.
Het festijn dat Monika uiteindelijk op tafel toverde kon nog wél een 'finishing touch' van de chef verdragen. Eerlijk gezegd had het meer weg van behangerslijm-met-brokken, maar het was kokend warm en - volgens haar dan toch - volledig geschikt voor menselijke consumptie...
In hun omgeving was het kabaal van de beschietingen sinds de middag fel verzwakt en na die héérlijke maaltijd kregen ze alle drie de weerslag van hun culinaire uitspattingen. Na strootje-trek mocht Leon als eerste even op het heerlijke bed van de meidenkamer een uiltje knappen. Maar het sombere idee spookte door zijn hoofd dat hij misschien voor de laatste keer van zijn leven eens rustig alles op een rij kon zetten, en overwegen waarvoor alles, wat hij de laatste jaren had betracht, feitelijk had gediend...Dat hij in de volgende uren zou sterven, daar had hij zich ondertussen bij neergelegd. De omstandigheden waarin hij sinds zijn vlucht uit Westende was verzeild geraakt hadden hem onweerstaanbaar voortgedreven naar deze mansardekamer in Berlijn. Das Schicksal, daar was nu eenmaal niet aan te ontkomen...Maar zou de opoffering van zijn jonge leven ergens een waardevol doel dienen? Niet dus...Wat voor zin had het dan? Hij was vast onder een zeer kwaad gesternte geboren om reeds in zijn achttiende levensjaar geslachtofferd te worden op het altaar van een bloedige ideologie die hem in feite gestolen kon worden...
Het zal ver vijf uur in de namiddag geweest zijn toen Monika hem wakker schudde. Zohaast hij merkte dat hij in een zolderkamer op een warm zacht bed lag, dacht hij even dat hij op zijn jongenskamer in de barak van de Bassevillestraat had liggen dromen en verwarde haar gezicht met dat van zijn moeder...Maar wat deed Marie verdomme met die Duitse helm op haar kop?!
" Kom maatje, wakker worden! Het zit er hier beneden bovenarms op! De bewoners van het omliggende willen onze bullebak dwingen ergens ànders soldaatje te gaan spelen! Ik denk dat we achteruit moeten..."
Achteruit, dacht Leon: mogelijk tot achter de spoordijk? Dan kon hij misschien tóch nog aan zijn noodlottig einde ontsnappen? Met pijnlijke knoken stapte hij naar het balkon. En ja, inderdaad: achter de hoek van het zijstraatje stonden een tiental vrouwen rond de bullebak van de Volkssturm te kijven, terwijl deze poogde al blaffend de meute van zijn lijf te houden. Zij wezen hem gebiedend de richting van het station aan, en of hij alstublieft lijk een gesmeerde bliksem met zijn klotekrijgers naar dààr wilde 'abhauen '!! Er kwam uit een van de huizen zelfs een mankepoot op krukken zich in het dispuut mengen, maar de krijsende vrouwen konden het blijkbaar ook zonder de hulp van zo'n sjofele vent wel klaren. Dachten ze toch, want ze negeerden de invalide volkomen.
Toen de bullebak niet vlug genoeg afdroop, trok een pinnige voorvechtster hem lijk een stout kind bij de mouw achteruit, waardoor de man bijna struikelde. Om zijn figuur te redden trok de Volkssturmer daarop zijn pistool en schoot een paar maal in de lucht. Het leek alsof bij toverslag de tijd even bevroor: heel de kring verstijfde van angst en deinde een ogenblik later vlug uiteen toen de held met zijn wapen in aanslag de halve cirkel zwaaiend op de korrel nam. Tien seconden later waren alle demonstranten van de aardkorst verdwenen en stapte onze sheriff met stijve benen de saloon, pardon: de Bierstube naast de hoek binnen...
Van achteruittrekken naar de spoordijk bij het station zou voorlopig wel niets in huis komen, vreesde Leon...
Monika had, na een strooptocht in de verlaten huizen van de buren, in de loop van de namiddag met gedroogde aardappelschilfers, spliterwten en een stuk worst dan toch iets deftigs gekookt dat op een stamppot trok. In de Bierstube had ze niet alleen een kruik slappe Pilsner ontdekt, maar ook alvast twee van de vier Noren teruggegevonden, die er poepeloere zat achter de toog hun roes uitsliepen...
Na het 'laatste avondmaal' was het de beurt aan Leon om achter de stenen balustrade van zijn balkon de wacht op te trekken en kon Monika even gaan liggen. Tierentijn had in zijn eigen mansarde een slaaphoek gemaakt met een kapokzak van beneden. Maar slapen scheen hem niet goed te lukken, deels door de spanning voor het nakende gevecht en deels ook door de Russische beschieting die gestaag in kracht toenam en waarvan de granaten en raketten steeds dichterbij insloegen. Tegen middernacht kwam hij dan maar van pure miserie bij Leon een pijpje roken, in afwachting dat hij om twee uur de wacht zou overnemen.
Veel zinvols hadden ze elkaar niet te vertellen. Soms loste Tierentijn een bedenking over familie in Mol, die - volgens het laatste wat hij ervan had gehoord - voor een groot deel daar ergens in den bak zat. Leon had geen zin om op deze afgezaagde verhaaltjes in te gaan: de aangehaalde namen zegden hem niets, en het triestig lot van die mensen was zo alledaags en algemeen verspreid dat het niemand meer ontroerde. Maar toen Leon hem om twee uur de wacht wilde overgeven om nog even te gaan liggen, kwam de kat op de koord.
" Monika heeft mij vanmiddag doen beloven haar dood te schieten vooraleer we door de Russen overmeesterd worden. Ze wil niet levend in de handen van die beesten vallen, zei ze...Heeft ze u daar ook over gesproken?"
Leon schrok van deze brutale uitlating, ook al had hij wél verwacht dat Monika hém, als haar beste vriend, vroeg of laat met deze ultieme smeekbede zou opschepen. Met die Ilse von Leberwurst als antesedenten kon hij daarenboven op ondervinding bogen...Dat ze dit nu éérst aan zo'n wildvreemde tjeef als Tierentijn gevraagd had deed hem wél even pijn.
" Nee, ik weet van niks...En ge hebt dat dus moeten beloven? Gij zijt in de Limburg toch stijf katholiek? Gaat ge dat over uw geweten kunnen krijgen? Het leven is toch heilig volgens dat de pastoor zegt?"
" De pastoor...de pastoor! Die heeft gemakkelijk te spreken: die zit hier nu niet op een zolder in Berlijn met een vrouwmens dat seffens door de Rode beesten misbruikt gaat worden! Ten andere, toen ik de laatste keer in verlof was heb ik hem te biechte iets in dien aard gevraagd...Van: hoe heilig is het leven in oorlogstijd? En weet ge wat hij zei? In de oorlog staat God naast u en zal zorgen dat gij het goede doet..."
" Bon, dan zijt ge daarmee gedekt, als ik het goed verstaan! Luistert, ik ga nog wat liggen, maar waagt het niet mij af te schieten moest ik in mijn slaap beginnen roepen hé! Moest ik u vannacht in mijn kamer horen rondsluipen, dan zijt ge een lijk vóór dat ge 't weet! " Verdomme ,Monika willen afmaken ! Hij kon die slijmerige pilarenbijter uit de diep godvruchtige Kempen plots niet meer uitstaan!
Hij lag nog maar pas neer en daar knielde dat spook reeds voor zijn bed! Maar vooraleer hij hem een muilpeer kon geven voelde hij plots een zachte hand op zijn mond. Monika? Ja natuurlijk, wie ànders, verdomme! Zóveel vreemde vrouwen dwaalden er niet door deze verdieping! En zonder er nog woorden aan vuil te maken schoof ze bij hem op de smalle matras...
" Ik heb jullie daarjuist bezig gehoord over mij." fluisterde ze kalm in zijn oor: " Ik kan ook op u rekenen, nietwaar, als het zover komt? Ik weet uit eerste hand wat de Russen uitsteken met al de verpleegsters die ze levend kunnen pakken...We hebben er vorig jaar in Praag twee moeten verzorgen die tijdens een tegenoffensief uit hun klauwen bevrijd werden...Ik wil niet dat mij zoiets overkomt, hé Leon! En ik ben zeker dat, moest ge de juiste toedracht kennen, ook gij geen ogenblik zult twijfelen om mij te helpen! En wacht daar alstublieft niet mee tot het te laat is, want voor dat ge 't weet zijt ge zelf getroffen en niet meer bij machte u nog te verroeren. De loop onder mijn kin zetten en afdrukken: één schot en ik ben gered...Beloofd?...Vanals ze hier in huis zijn en de trap opkomen? Ik reken op u, hé! "
Wat kon hij ànders doen dan knikken?
Ze was tot de morgen dicht tegen hem blijven liggen en de Gust had hen niet gestoord. Blijkbaar geroerd door de troostende zoenen op haar betraande ogen had ze zonder schroom haar lippen aangeboden en spontaan haar uniformjas losgeknoopt. Er was geen échte drift geweest, enkel een innig strelen, want het naderende trommelvuur maakte het onmogelijk zich verder in elkaar te verliezen. En toen ze tegen de dageraad dan toch maar opstonden voelden ze zich wél getroost, maar niet voldaan. Toen Leon in een opwelling van tederheid haar hand kuste merkte Monika dat hij verwonderd naar het gouden ringetje keek met de kleine robijn.
Ze glimlachte wat triest en fluisterde: " Souvenir de Prague...Mooi hé?...Nog gekregen van uw broer Joseph..."
" Ik heb u dat nooit weten dragen..."
" In dienst kan dat niet, hé...Maar nu: 'Il faut finir en beauté', zoals de Fransmans zeggen..."
De Fransmans! Leon schrok op. Hoe zouden die van de overkant het nu stellen, want eerlijk gezegd, voor de strijd die er aankwam konden ze elke hulp goed gebruiken.
Ze stonden op en gingen eens loeren, maar van de wapenbroeders was niets te bekennen...
De Gust zei beschaamd - en waarschijnlijk om hun gevoelens van privacy niet te kwetsen - dat hijzelf tijdens zijn wacht ook even was ingedommeld , ondanks de zware beschieting. Hij was wakker geschrokken door fel geruzie in een vreemde taal juist voor hun deur maar kon daar beneden in het donker niets ontwaren. Hij veronderstelde dat die zatte Noren, die Monika in de half-uitgebrande Bierstube ontdekt had, een dronkemansgeschil hadden uitgevochten of bijgelegd. Maar na dat incident had hij dubbel zo scherp naar alle geluiden geluisterd, zei hij met een vette lach...
Monika besloot nog een toertje te doen langs de voorraadkasten van de buurthuizen om iets samen te schrapen dat voor een ontbijt kon doorgaan. Onderwijl speurden de mannen in het vale daglicht rond of ze een glimp konden opvangen van de Fransen aan de overkant, of van de H.J.-jongens op hun vooruitgeschoven uitkijkpost...
Plots kwam Monika buiten adem de trap op gestormd.
" Verdikke, Gust, gij hebt toch een gezonde vaste slaap, man! Tijdens uw wacht hebben ze hier voor ons deur een soldaat opgehangen, zonder dat ge alarm slaat! "
Tien seconden later stonden ze alledrie in het deurportiek voorzichtig te loeren naar de typische laarzen die voor hun neus bungelden: typisch omdat enkel de SS-ers van de 'Nordland divisie' zo'n sneeuwlaarzen hadden... De gehangene droeg enkel nog de broek van zijn uniform en een gebreide borstrok op zijn bleke behaarde bast.
Na de eerste schok zei Monika walgend: " Da's één van die twee zatte Noren die gisterenavond hun roes lagen uit te slapen achter de toog van de Bierstube ginds. Toen ik ze daar vond, lagen ze er al zo bij: half in hunnen bloten...Maar ik herkende zijn kameraad aan dat groot vers litteken over zijn kaak..."
Tierentijn wendde zich af: " Die jongen heeft geen chance gehad: strontzat van de straat opgepakt door de vliegende krijgsraad zonder de minste papieren, en het dan waarschijnlijk in het Duits niet al te goed kunnen uitleggen...Die moordenaars gaan er geen tolk bijsleuren hé: vier vragen zonder antwoord en hop, ge hangt aan de lantaarnpaal, zonder veel complimenten! "
Plots viel een honderd meter verder, ongeveer waar de Hitlerjongens gisteren hun uitkijkpost hadden ingericht, een hele rits katjoucha-raketten.Aan weerszijden van de straat storten met veel gedruis een paar gevels in, en toen hij van de schok bekomen was hoorde Leon achter het dikke stofscherm in de verte het gekende geklepper van naderende T-34 tanks. Nog steeds versteven van de schrik riep hij schor: "Kom, terug naar boven! 't Is aan ons! "
Nauwelijks hadden ze op de balkons van de mansarde hun schietstellingen weer ingenomen of daar dook uit de stofnevel aan het einde van de straat voorzichtig het eerste stalen monster te voorschijn. Tweehonderd meter, schatte Leon. En zestig meter is de beste trefzekere afstand voor een Panzerfaust, prentte hij zich in: " Zestig...dat is daar bij die dikke afgerukte tak van de plataan, midden in de rijweg...Wachten, Leon, rustig..."
Nadrukkelijk probeerde hij de spanning van het komende gevecht weg te werken door zijn gedachten op iets ànders te concentreren...Die dode hier beneden...Het beeld van de opgehangen Noor voor de deur stond met gloeiend ijzer diep in zijn hersens gegrift. De scheef getrokken kop, de halfnaakte torso, de armen op de rug gebonden... het deed op een misselijke manier denken aan het slachten van een varken op een boerenhof, destijds in Westende. Die Noorse jongen was vast geen deserteur geweest, maar gewoon wat gratis willen gaan zuipen in die Bierstube en verklikt geworden door de cafébaas wegens de onbetaalde rekening. Eén zaak stond voor Leon vast: op dié manier wilde hijzelf nooit aan zijn einde komen. Maar wegvluchten kón niet meer, daar was het nu te laat voor. Zoals hij hier eenzaam op zijn vooruitgeschoven schietstelling geprangd lag tussen de oprukkende Russen op nauwelijks honderdvijftig meter vóór hem, en de Duitse hoofdweerstandslijn in de viaduct tweehonderd meter àchter hem. Zijn ultieme redding lag dus in deze apotheek, of ze lag nergens!
Vannacht had hij overwogen zo rap mogelijk nà het komende gevecht hier ergens onder te duiken, samen met Monika als het kón, of ànders alleen...Want sneuvelen voor een waardeloze zaak zag hij écht niet meer zitten... De moeilijkheid was natuurlijk op zo'n korte tijd in de buurt een schuiloord te vinden, waar hij het een paar dagen kon uitzingen tot de storm was uitgeraasd...Wat geschikte burgerkleren vinden tussen de afdankertjes van de apotheker was op zich geen probleem. En voor de verdere vlucht bezat hij nog altijd de valse papieren van die overleden Waal, die hij bij Ilse von Witzleberhof had begraven, twee maand geleden...
Maar eerst moest hij sowieso vechten, daaraan viel nu niet meer te ontsnappen.
Het schoot hem plots te binnen dat hij en Tierentijn best alle twee tezamen het vuur zouden openen. En dat ze daarover, verdomme, na al die uren dat ze hier bijeen hadden gelegen, onderling nog geen énkele tactische afspraak hadden gemaakt! Als de Gust er plots op los begon te vlammen, terwijl de T-34 nog buiten de schootsafstand van de Panzerfaust stonden, werd dat hier een ramp! Van op honderd meter kon zo'n tank de kanonloop hoog genoeg opheffen om hen hier met een rechtstreeks schot weg te blazen. En dat zou zeker gebeuren als de Gust te vroeg met zijn M.G. begon te vuren en zo hun hoge positie zou verraden...
De zon brak door de nevels en na de eerste T-34 ontdekte Leon er nog twee, iets meer achteruit. Ze waren daar waarschijnlijk op een weerstandsnest gestoten dat eerst opgeruimd moest worden, en rukten in elk geval niet verder op. Dat gaf Leon even de tijd om naar de andere kamer te lopen, waar Gust achter zijn M.G. lag te mikken en Monika de patroonband klaar omhoog hield.
" Denkt eraan, Gust, dat gij niet schiet voor ik de eerste tank getroffen heb! " En, vooraleer rap terug naar zijn eigen balkon te kruipen, wees hij op zestig meter de tak aan waar hij de T-34 zou vernietigen .
Al bij al had hij zich niet zo moeten haasten, want de Ivans namen er hun tijd voor. Leon zag hoe ze methodisch en kalm de weerstand opruimden, en dàn pas weer een paar huizen verder reden...Weer een paar kanonschoten links of rechts en de stormfuseliers de boel verder laten zuiveren: het leek wel een goed geolied ritueel, waarvoor ze alle tijd namen.
Plots, iets vóór het wrak van de uitgebrande Panzer IV die de 'Nordland' daar gisteren verloren had, werd de op kop rijdende T-34 door een Panzerfaust getroffen. Na een kleine flits op de romp sloeg een steekvlam de koepel opzij, en een paar man die achter de tank beschutting hadden gezocht, bleven voor dood liggen.Wie deze raket afgevuurd kon hebben, was voor Leon een raadsel, want hij wist niet dat vóór hem nog bevriende troepen lagen...Zijn twee Franse overburen misschien, die het hoekhuis niet zo een goed idee hadden gevonden, en zonder boe of ba zich een blok verder in stelling waren gaan leggen?
Geen tijd echter om daarover te mediteren: De tweede T-34 gaf met huilende motor plots volle gas en kletterde voorbij zijn laaiende lotgenoot.En terwijl hij onder zijn rups een gevallen soldaat verpletterde vuurde hij kort na elkaar twee schoten in het gelijkvloers van een huis. Met een plotse kramp en dikke grijze stofwolken door deuren en vensters leek dat zijn laatste adem uit te blazen. Eén ogenblik later stortte de hele voorkant, drie verdiepen hoog naar beneden, tot midden in de straat...En de verlammende gedachte flitste door Leons hoofd: dàt staat ons ook te wachten! ...
Als een slaapwandelaar trok hij de veiligheidspen uit de eerste Panzerfaust, schoof de kop tussen de stenen stijlen van de balustrade en mikte langs de opzet naar zijn brullend slachtoffer beneden. Alsof het monster een voorgevoel had van zijn naderend einde rolde het tergend traag dichterbij en leek het een eeuwigheid te duren vóór het eindelijk over de fatale tak reed. Nu! ! Hij voelde de zware terugslag nauwelijks, maar volgde met opengesperde ogen en versteven van de spanning de rechte baan van de raket die...óver de tank vloog en midden de wegduikende stormfuseliers ontplofte.
Hoezo, óver de tank!?...Had hij dan de verkeerde opzet gebruikt?! Natuurlijk, verdomme: die opzet diende voor horizontaal vuur! Hij schoot echter naar beneden en had de halve afstand moeten kiezen! Nog terwijl hij zich zelf zo uitkafferde had hij al de tweede Panzerfaust ontzekerd en aangelegd. Hij hoorde Tierentijn als een ware bezetene tekeer gaan met zijn M.G., en een paar stormtroepers tegen de gevels aan de overkant wegmaaien. Kalm koos hij nu de middenste mikkorrel van zijn opzet en vuurde. Een seconde later vloog de Rus met een enorme knal aan dingelen.
In de stilte die daarop volgde hoorde hij geen MG-vuur meer van Tierentijn. Plots gilde Monika. Leon liet zijn derde Panzerfaust liggen en kroop rap naar binnen. De Gust, die zelf stevig bloedde uit zijn gezicht, sleepte haar bij de kraag over de vloer naar de veiligheid van het smalle trappenhuis.
"Schouderschot! " riep hij naar Leon: " En ik steensplinters in m'n smoel van een onverwachte rafale op de balustrade: da's niks! Schiet rap de laatste raket af en dan zijn we weg! "
" Weg?? Naar wààr verdomme?!"
Plots voelde hij kort opeen twee zware ontploffingen onder zijn voeten en begreep in een flits dat ook voor hem hier alles eindigde. Want als in een vertraagde film trilde en schokte met een oorverdovend geraas de kamer heen en weer. De gevelmuur schoof in een verstikkende stofwolk vóór z'n ogen naar beneden en sleurde de versplinterende plankenvloer van de mansarde mee in de afgrond. Leon poogde nog greep te krijgen op een losschietende draagbalk, maar werd dan bedolven onder het instortend plafond en een regen van dakpannen. Van de klap waarmee de diepe val eindigde heeft hij niets meer gevoeld.
Want toen wàs er niets meer...