Het is even wennen aan de metro nemen. Parijs is ondergronds één groot verteringstelsel: het slokt massas mensen op om ze later weer uit te spuwen. We duiken voor de eerste keer het metronet in. Een jonge vrouw staat te zingen en probeert wellicht zo een vorm van inkomen samen te bedelen. Ze heeft een gevormde stem
wat is er met die vrouw gebeurd dat ze nu in de kou haar levensonderhoud moet samen zingen?
De donkere tunnels waaruit de treinstellen te voorschijn komen beangstigen me: vanuit het niets en met groot geraas verschijnen ze en stoppen dan bruusk bij het perron. Snelheid is hier troef. Na een paar keer de metro genomen te hebben, begin ik er schik in te krijgen: het vraagt een kleine inspanning om van de ene kant van Parijs naar de andere kant te komen. Hoewel
mensen die de metro dagelijks nemen zullen die charme wellicht niet meer herkennen. Soms staan we zo opeengepakt dat we nauwelijks ademruimte krijgen. Maar de volgende halte gaan mensen dan weer weg en komen er weer bij en als het nodig is wordt er wat extra geduwd en kan de laatste man er toch bij.
Het eerste museum op ons verlanglijstje is Centre Pompidou: een tentoonstelling van Dali. Even is het schrikken als we de rij zien waarachter we moeten aansluiten. We hebben een museumkaart gekocht, maar hier moeten we toch inkom betalen: die museumkaart is voor andere musea geldig. Een man komt de rij langs om te vragen of er mensen zijn die voorrang hebben. Ja, met die museumkaart hebben we voorrang op de gewone bezoekers. Terwijl Brigitte voor ons de entreekaartjes gaat kopen sluiten wij aan voor de kleedkamer. Wanneer we bijna aan de balie staan om onze rugzakken en dikke winterjassen af te geven is Brigitte daar met de kaartjes.
Bevrijd van rugzak en dikke jas beginnen we aan onze rondgang. Langs een buizenstelsel aan de buitenkant van het gebouw klimmen we omhoog. De tentoonstelling start op de hoogste verdieping. Zo krijgen we een uitzicht op iets typisch Parijs: overal zijn muren gebouwd met daarop roodbruine schouwtjes. Maar het uitzicht reikt niet ver: er hangt smog over der stad: de Eifeltoren is meer een vermoeden dan echt te zien.
Wanneer we op onze bestemming aankomen, worden we verrast door een rij wachtenden. We beginnen het aanschuiven in een koude gang
hadden we onze jassen maar bijgehouden. Het babbelen houdt ons warm. Na een kwartier mogen we binnen gaan aanschuiven. Maar daar is het warm en dat maakt het dragelijk. Na bijna twee uren nog een meter verder mogen we onze kaarten laten zien en zijn we echt binnen: meer dan 120 doeken, tekeningen, fotos, objecten, films wachten op ons. We spreken een uur af aan de ingang om elkaar weer te zien mochten we elkaar uit het oog verliezen
Iedereen kent Dali natuurlijk
op het einde van zijn leven is hij zijn zelf ontworpen rol geworden. Mocht hij niet zon groot artiest zijn, we zouden hem knetter verklaren
maar schilderen kon hij wel. Ik voel me ontroerd als ik het werk over de Spaanse burgeroorlog ontdek. Het bekende werk waarin een hand een borst platknijpt: zo uitgeput is Spanje. Het is heel aangrijpend. Veel van de werken heb ik al gezien op reproducties, maar de werken in het echt zien is toch een aparte ervaring. Ik zuig me vol aan wat me aangeboden wordt.
Ik ben juist rond wanneer het tijd is om samen te komen. We ontdekken dat de rij wachtenden nog groter geworden is. We hebben geluk gehad met op de middag aan te schuiven: het heeft ons wellicht meer dan een uur minder aanschuiven opgeleverd.
Het is over tweeën: we hebben wel honger. Dus iets gaan zoeken om te eten en wat te bekomen.
Dan terug op weg naar de volgende tentoonstelling: Hopper. Hij is de centrale gast. Op weg naar de metro kunnen we het niet laten naar de winkeltjes te kijken die we langskomen
en wat dacht je: iemand ziet een leuk jasje hangen aan 70% korting. We wachten even, zodat er gepast kan worden. Iemand anders vindt iets anders leuk in solden, weer wordt er gepast en aangekocht. Even verder is er een boekenwinkel die zwaar soldeert. Ik kan het niet nalaten er even te gaan kijken. Vind ik daar toch niet een boek met tekeningen dat op de reeds verlaagde prijs nog 50% korting geeft. Voor vijf euro kan ik het hebben: Volti. Een kunstenaar die in dit boek vooral tekeningen presenteert. Waarschijnlijk een inkijkexemplaar, want het plastieken kaft zit er nog rond.
We mogen niet blijven hangen in de buurt van de pittoreske winkeltjes. We zoeken de metro op. Overal ontmoet je daklozen die hun aanwezigheid nauwelijks kenbaar maken. Aan de overkant van het perron zit een man, diep verborgen in de kap van zijn jas, iets te eten. Voortdurend trekt hij de kap van zijn jas lager over zijn gezicht, alsof hij zich wil verbergen omdat hij zich schaamt om zijn bestaan.
De metro doorsnijdt mijn gedachten en slorpt mijn aandacht weer op: we gaan naar Hopper.
|