Als ik opkijk van mijn tekenen staat er een vrouw aan mijn standje die een kaart uitzoekt. Ze wil iets erg kleurrijks. Ze gaat maar één kaart kopen, want aan de vorige standen heeft ze al kaarten gekocht en je kan niet alles opkopen. De kaart die ze zoekt is voor een neef die schizofreen is en van hevige kleuren houdt en over enkele dagen is hij jarig. Ze wil hem een kaart sturen voor zijn verjaardag.
Even voel ik mijn hart bonzen. Zal ik haar vertellen van mijn schizofrene zoon? Maar dan moet ik aan een verhaal beginnen … neen , ik beperk me tot luisteren en vraag hoe oud die neef wordt. Ja, 35 jaar. Iets jonger dan mijn zoon, die zou nu 41 geworden zijn.
Ik verontschuldig me dat ik de plastieken zakjes thuis vergeten ben, maar dat deert de vrouw niet; haar handtas is groot genoeg en om het kaartje zit immers al een plastieken omhulsel. En ze trekt verder.
Ik voel me opgewonden. Enerzijds erg blij dat ik een kaartje kon maken voor een man die overgeleverd is aan een wereld die met schizofrenie bestempeld wordt, anderzijds een enorme droefheid want voor mijn zoon stond ik machteloos.
Ik probeer me terug te concentreren op het tekenen.
Ondertussen heeft er een soort orkestje op het podium plaats genomen. De groep brengt accordeon muziek: liedjes van vroeger. Dat kon ik nu toch missen, het roept weemoed op.
Gelukkig komen er af en toe mensen bij mijn standje die ik ken. Een gezellige babbel houd me in het nu. Zelfs mijn jongste zoon komt opdagen, wat een verrassing.
Wanneer ik mijn pen voor de laatste keer proper maak om ze nu op te bergen, voel ik plots hoe moe ik ben. Gelukkig is het bijna sluitingstijd.
Dan maar inpakken en wegwezen.
Wanneer ik buiten kom overvalt me het licht van een van de eerste lentedagen. Je kan niet alles hebben. Morgen komt er weer zo’n mooie dag. Ik beloof mezelf van die dag te genieten, o.m. door een lange wandeling met Toby. Daarvoor alleen zou je een hond nemen: het is een reden om bij heerlijk lenteweer naar buiten te gaan.
|