Iemand de tien geboden in het gezicht zetten.

Iemand in zijn gezicht krabben.

Iemand in de saus laten zitten.

Iemand in de problemen laten zitten.

Hij heeft averij geleden.

Hij heeft schade opgelopen.

Nood breekt ijzer.

Als er nood is is men tot meer in staat dan je zou verwachten.

Hij steekt de kam op.

Hij is trots.

Uit een olievat zal men geen wijn tappen.

Van slechte mensen valt niet veel goeds te verwachten.

Dat is mij tegen de boeg.

Daar heb ik principiële bezwaren tegen.

Dat schreit ten hemel.

Dat is een verschrikkelijke daad.

Poedelnaakt.

Helemaal naakt.

Kijk uit want de muren hebben oren.

Kijk uit met wat je vertelt want voordat je het weet krijgen de verkeerde personen dit te horen.

Hij grijnst als de drommel tegen de dageraad.

Hij kijkt heel kwaad.

Iemand gouden bergen beloven.

Iemand beloftes doen die je niet na zult komen.

Hij heeft de kolder in zijn kop.

Hij springt uit de band.

Hij is van de geldDuivel bezeten.

Hij is een vrek.

Twistzieke honden lopen met gescheurde oren.

Als je met iedereen ruzie zoekt zul je daar de nadelige gevolgen van ondervinden.

ergens op te bieden.

Galgberouw is een arm beschut.

Ergens zijn hoofd over klauwen.

Ergens verdriet om hebben.

Hij weet van pomp noch pompstok.

Hij is erg dom.

Die zijn pap stort kan die niet allemaal weer oprapen.

Als je veel schade hebt aangericht kun je dat vaak niet meer herstellen.

Wie ‘t geluk heeft gaat met de bruid naar bed.

Hij heeft veel geluk.

Zij is met het pak thuisgekomen.

Zij heeft haar ontslag gekregen omdat ze zwanger is.

Zich ergens voorspannen.

Zich voor iets inspannen.

Hij is niet recht [goed] snik.

Hij is niet normaal.

Met het verkeerde been uit bed stappen.

Met een slecht humeur de dag beginnen.

Hij heeft de wijsheid in pacht.

Hij is de enige die het weet.

Zijn ra is lamgeslagen.

Hij heeft de moed verloren.

Met het canvas kennismaken.

Hij wordt hardhandig op de grond geslagen.

Het is spel van hangen en verlangen.

Hij zit er vol ongeduld naar te verlangen.

Armoe schendt geen eer.

Je hoeft je voor armoe niet te schamen.

Hij schaft aan bak nul.

Hij krijgt altijd de rotklussen.

Hij heeft peper in zijn reet nodig.

Hij heeft aansporing nodig.

Hij is een broeder van de natte gemeente.

Hij is verslaafd aan drank.

Wintertijd

Het is voorbij de zomertijd

Meestal kijkt een mens terug met spijt

Het was zo mooi die zomertijd

Maar deze keer was de herfsttijd zo mooi

Er kwam in verhouding weinig regen

De zon en droogte gaven lust tot leven

Maar nu is het voorbij

Dan zijn we ’s morgens blij

Maar ’s avonds gaan we nachtschuit in

Dan zijn we weer in het besloten gezin

Het lijkt dan of we elkaar minder zien

Totdat er iets is waardoor we naar buiten stromen

Ja, dan moet het ijs en sneeuw hun gezicht vertonen

Zo is de wintertijd een vreugd

Ook de winter heeft zo zijn deugd

Daarom is het zo dat je, je altijd

op de wisselingen van de seizoenen verheugd

Nooit is een jaar hetzelfde

Elk jaar brengt z’n eigen identiteit mee

Zo zien we vaak terug op het weder

Het weer komt nimmer precies hetzelfde weder!

Zo vliedt een mens door de tijd

Een mens gemaakt voor de eeuwigheid

Iemand over de tong halen.

Iets slechts over iemand vertellen.

Hij likt er vinger en duim naar.

Hij verlangt er erg naar.

Hij heeft de vellen gehad.

Hij heeft de straf achter de rug.

Zij heeft de tas op zij.

Zij beheert het geld.

Iemand naar de ogen zien.

Proberen te raden wat iemand denkt.

Hij bloedt als een medicijnzak.

Hij heeft een klein wondje.

De kat zal met zijn lege maag niet weglopen.

Hij heeft voldoende gegeten.

Het ging daar heet van het rooster.

Er was daar een behoorlijke onenigheid.

Hij is met de noorderzon vertrokken.

Hij is stiekem en met onbekende bestemming vertrokken.

Van eeuwigheid tot amen Tot vervelens toe.

Van eigen bodem.

Ergens een zwaar [hard] hoofd in hebben.

Ernstig twijfelen over de goede afloop.

Hij moet van de kei gesneden worden.

Hij moet voor zijn domheden worden behoed.

Iemand op de pijnbank leggen.

Iemand het leven zuur maken; door hem bijvoorbeeld in ondraaglijke onzekerheid te

Om zot te zijn met fatsoen is er wijsheid van doen.

Ook als je verstandig bent moet je soms wel eens meedoen met de dwazen.

Dat is een gebed zonder einde.

Dat is iets dat maar door gaat en waar geen einde aan lijkt te komen.

Dat is crimineel.

Dat is ontzettend.

Iemand in de kraag vatten.

Iemand oppakken.

haalt te veel laken door het oog.

Die man handelt niet helemaal eerlijk met de

Jaag een hond weg je krijgt een rekel weer.

Niet iedere verandering is een verbetering.

Hij is zo gram als een leeuw.

Hij is ongevoelig.

Oostenwind Koningskind want hij staat pas laat op.
De oostenwind is verraderlijk.

Ik zal drinken dan mag jij het hieltje aflikken.

Daar ben jij niet oud genoeg voor.

De dorsende os zult gij niet muilbanden.

Je moet je arbeiders goed behandelen.

Dat is retegoed.

Dat is heel erg goed.

Het is te vinden als een naald in een voer hooi.

Het is onvindbaar.

Streek houden.

Je niet van je doel laten afleiden.

Lont ruiken.

Gevaar bespeuren.

Voor de dood is geen kruid gewassen.

Iedereen gaat een keer dood.

Iemand naar de andere wereld helpen.

Iemand vermoorden.

Dat staat op poten.

Dat staat op schrift.

Kleren maken de man.

Als je netjes gekleed gaat maak je een betere indruk.

Dat zijn noten met gaatjes.

Dat is niet in orde.

Ge moet uw ogen of uw beurs open doen.

Je moet erg goed opletten als je iets koopt.

Hij stinkt een uur in de wind.

Hij stinkt heel erg.

Kleine kinderen hoofdzeer; grote kinderen hartzeer.

Als kinderen volwassen zijn geworden doen ze hun ouders maar al te vaak verdriet.

Hij houdt van een kort gebed en van een lang gevret.

Hij houdt van lekker eten maar wil niet graag lang bidden voor het eten.

Hij verlangt naar de vleespotten van Egypte.

Hij verlangt terug naar de tijd dat het financiëel beter met hem ging.

Onze Lieve Heer heeft rare kostgangers.

Er zijn vreemde mensen op de wereld.

Van hoop alleen kan men niet leven.

Om het vol te kunnen houden zal er af en toe ook eens iets mee moeten zitten.

Is er armoe op stal dan is er armoe overal.

Als je aan één ding gebrek hebt heb je vaak ook andere ontbrekende zaken nodig.

Gelukkig in het spel ongelukkig in de liefde.

Als je veel geluk hebt heb je vaak in de liefde geen geluk.

Het spat uit elkaar als een zeepbel.

Het leek heel mooi maar het bleek op lucht gebaseerd te zijn.

Hij zoekt een haar in de boter.

Hij maakt van de kleinste dingen een probleem.

Hij kan zijn slinger niet goed krijgen.

Hij komt niet goed op gang.

Hij kijkt de paarden in het gat.

Hij werkt bij de boer.

Het grondschop is voor de goddelozen.

Je krijgt het laatste restje uit de drankfles.

Iemand op de ribben komen.

Iemand slaag geven.

Hij valt van de graat.

Hij is heel erg mager.

Het is zaliger te geven dan te ontvangen.

Als je dingen weggeeft geeft dat een goed gevoel terwijl als je iets ontvangt je je daarvoor

Hij is zo sterk als een leeuw.

Hij is heel erg sterk.

De lamp geeft weinig licht.

De lamp hangt scheef.

Het werk wordt afgeroffeld.

Het werk wordt snel en zonder aandacht afgemaakt.

Een boer steekt altijd een arm of een been uit.

Je zult altijd kunnen zien dat iemand een boer is.

Dat ligt als beton op de maag.

Dat is zware kost.

Een profeet wordt in zijn eigen land niet geëerd.

Van externen erkent men vaak wel de vakbekwaamheid maar van de eigen werkers

Hij speelt mooi weer van andermans geld.

Hij maakt een goede beurt bij anderen met geld dat niet van hem is.

Vele varkens maken de spoeling dun.

Van iets dat met veel personen gedeeld moet worden krijg je maar weinig

Het slechtste wiel van de wagen kraakt meest.

Domme mensen voeren vaak het hoogste woord.

Dat zijn vrienden als olifanten.

Dat zijn goede vrienden.

Het is naadje pet.

Het lijkt helemaal nergens op.

Hij is kort aangebonden.

Hij is ongeduldig.

Hij beging een flater.

Hij maakte een hele domme fout.

Door de knieën gaan.

Toegeven aan; zich onderwerpen aan.

Het kind bij de naam noemen.

Zeggen waar het op staat.

Met een metworst naar een zijde spek gooien.

Iets investeren met als doel om er op termijn veel meer voor terug te krijgen.

Hij maakt van zijn mast een schoenpin.

Hij bederft iets goeds om een kleinigheid.

De straat slijpen.

Doelloos rondhangen.

Er is met hem geen spit te wenden.

Je kunt niet met hem samenwerken.

Hij laat zijn kaars aan twee kanten branden.

Hij spendeert onnodig veel geld.

De hond zit hem op de tas.

Hij is een vrek.

De muts stond hem scheef.

Hij had een slechte bui.

Dat is een druppel in een emmer.

Dat heeft weinig om het lijf.

ik heb nooit