Menige zak wordt toegebonden die niet vol is.

Veel mensen hebben niet veel te eten.

Hij hangt de gebraden haan uit.

Hij is een opschepper.

Dood gaan we allemaal.

Uiteindelijk gaat iedereen een keer dood.

Die kerel is het doodschieten nog niet waard.

Dat is een slechte man.

Ik sta hier te blauwbekken.

Ik heb het ontzettend koud.

Hij heeft de vuurproef doorstaan.

Hij heeft de moeilijke test goed gedaan.

Zij is plat.

Zij heeft bijna geen borsten.

Je moet niet vooraf klagen maar pas klagen als je echt in de problemen zit.

Naar school gaan om het jufferen te leren.

Op kostschool zitten om de etikette te leren.

Het strop van de hals en de galge is vergeten.

Er zal nu geen straf meer volgen.

Hij is een vreemd stuk fatsoen.

Hij stelt zich steeds erg aan.

Hij is niet zuiver op de graat.

Hij is niet helemaal eerlijk.

Hij is niet van eergisteren.

Hij is erg slim.

Iemand op zijn wammes geven.

Iemand slaag geven.

Uitstel is geen kwijtschel.

Iets dat wordt uitgesteld moet nog wel worden gedaan.

Wie geld heeft kan stoet kopen.

Als je maar over genoeg geld beschikt kun je alles naar je hand zetten.

Overal wordt brood gebakken.

Ook elders kun je goed leven.

Het zijn niet allen jagers die op de hoorn blazen.

Je kunt niet op alleen het uiterlijk van iemand afgaan.

Juffrouw Eenarm.

De kraan/pomp.

Dat is een boerenhengst.

Dat is een lompe vent.

Zonder omslag iets doen.

Iets doen zonder er zich druk over te maken.

Schoon schip maken.

Alle oude rommel opruimen.

De schaaf over iemand laten gaan.

Iemand een goede opvoeding geven.

Daar lusten de honden geen brood van.

Dat is al te erg.

Op rotsen ploegen.

Een zwaar werk doen waar weinig mee wordt verdiend

De Rubicon overtrekken.

Een besluit nemen.

Onder de blote hemel slapen.

Buiten slapen.

Iemand zitten te stangen.

Iemand treiteren.

Hij is aan het eind van zijn Latijn.

Hij kan niet meer; hij is op.

Liedje waarbij een winnaar wordt gekozen.

Parijs is wel een mis waard.

Hij zit in een lastig [moeilijk] parket.

Hij zit in moeilijke omstandigheden.

Iemand het spits bieden.

Iemand weerstand bieden bij een aanval.

Hij is zo slap als een vaatdoek.

Hij heeft weinig kracht.

Hij betaalt met een wissel op de eeuwigheid.

Hij betaalt niet.

Er iets van terecht brengen.

Er iets van maken.

Een knijpbriefje afvaardigen.

Naar het toilet gaan.

Iemand mat zetten.

Iemand de mond snoeren.

Het is een onbekookt plan.

Daar is niet goed over nagedacht.

Geld in het water gooien.

Geld verkwisten.

Des duivels prentenboek.

Het kaartspel.

Een klaploper.

Iemand die van andermans geld leeft.

Er is geen koe zo bont of er is wel een vlekje aan.

Op iedereen is wel iets aan te merken.

Zijn zegel aan iets hechten.

Zijn goedkeuring aan iets geven.

Die de kern wil smaken moet eerst de note kraken.

Je zult moeten werken voor de kost.

Waar werk is is ook honig.

Als er werk is kun je ook iets verdienen.

De bink steken.

Spijbelen van school.

Het is niet overal kermis waar het vaantje uitsteekt.

Niet alles is zoals je op het eerste gezicht denkt.

Warm worden.

Kwaad worden.

Een mens moet werken voor de brok en voor de rok.

Je zult moeten werken voor de kost ( en je kleren)

Men moet een ongeluk geen bode zenden.

Je moet je niet onnodig aan gevaar blootstellen.

Dat is een Israëliet zonder betoog.

Je kunt hem vertrouwen.

Hij is er op verslingerd.

Hij is er dol op.

Ergens de kanker aan hebben.

Ergens een grote hekel aan hebben.

Aan iemand zijn pollevieën afvegen.

Het negeren.

Hij zit in de put.

Hij is neerslachtig.

Hij kreeg een rolberoerte.

Hij schrok heel erg.

Hij is een raddraaier.

Hij is een oproerkraaier.

Hij past goed op zijn dubbeltjes.

Hij is geen vrek maar let wel goed op zijn bestedingen.

Het komt mijn strot uit.

Ik heb er genoeg van! Het komt op als kakken.

Het is niet veel soeps.

Het is niet zo goed.

Een zeer oog kan het licht niet verdragen.

Degene die geen rein geweten heeft is bang voor het onderzoek.

Het is niet vastenavond.

Het kan niet altijd feest zijn.

Iemand met klikken en klakken buiten zetten.

Iemand met huisraad en al op straat zetten.

Iemands licht betimmeren.

Iemand belemmeren in zijn loopbaan.

Dat is hem door de neus geboord.

Die beloning waar hij recht op had is hem ontnomen.

Op heterdaad betrappen.

Iemand op het moment van aktie betrappen.

Al vergaar je

tienduizend zilverstukken

bij de dood kun je zelf

geen koperen cent met je meenemen

---------------------------------

Blauwe duiven blauwe jongen.

Kinderen lijken vaak veel op hun ouders.

Hij is een held op sokken.

Hij is een lafaard.

Geen woorden maar daden.

Je moet niet praten maar doen.

De peper groeit bij hem op de rug.

Hij wil zijn leven maar niet beteren.

Iemand van het kastje naar de muur sturen.

Iemand steeds maar weer doorverwijzen zonder dat dit tot snel resultaat leidt.

Laat ze zorgen die ons borgen.

Er zijn altijd wel mensen die je helpen.

Hij is bij Sint-Joris in de kost.

Hij eet en drinkt zonder te betalen.

Het is broertje en zusje.

Het is bijna hetzelfde Het is daar altijd elf ogen.

Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen.

Nooit.

Nu is Leiden ontzet.

Nu zijn de problemen voorbij.

Padden broeden geen zangvogels uit.

Je kunt van kwade mensen geen goede daden verwachten.

Die de koe trouwt heeft ook het kalf.

Als je met een zwangere vrouw trouwt zul je het kind op de koop toe moeten nemen

Een sterke knevel.

Een flinke kerel.

Hij is onder een hoedje te vangen.

Hij is erg mak.

Kreupel wil altijd voordansen.

Mensen die ergens geen verstand van hebben voeren wel vaak het hoogste woord

Hij is zo dronken als een staartmolen.

Hij is heel erg dronken.

Het is daar een dooie boel.

Het is daar erg saai.

Hoog van gemoed leeg van goed.

Menigeen die zich voornaam voordoet is vaak helemaal niet rijk.

Menige zak wordt toegebonden die niet vol is.

Veel mensen hebben niet veel te eten.

Een mens zonder verbeelding is niets.

Je moet het niet overdrijven maar een beetje eigendunk kan geen kwaad.

Iemand in goud beslaan.

Iemand erg waarderen.

Eens burgemeester altijd burgemeester.

Als je eenmaal een hoge positie hebt bekleed behoud je je aanzien.

Dat loopt spaak.

Dat gaat verkeerd.

Iets in zijn kraag lappen.

Al zijn geld aan drank besteden.

Het loon verzoet de arbeid.

Een goede beloning maakt vervelend werk draagbaar.

Hij is een wandelend woordenboek.

Hij heeft een grote woordenschat.