Kruis van ridder in de orde van Leopold II met zwaarden: "Ter bijzondere verering voor de Oud-Strijder in het bezit van meerdere oorlogstitels"
10dag: zondag, 19de mei
Onze tweede oorlogszondag! De Eifeltoren is in ’t zicht als we onze deuren openrollen om zon en frisse lucht binnen te laten. Een geluk dat er sleten en gaten in die wagens zijn, het zou anders, na een 6 à7 uur gesloten zijn, nog heel wat erger “geuren”!
In een kringbaan rond Parijs rijdend, komen we voorbij Versailles. Van het kasteel, dat ik verleden jaar bezocht heb is allen de buitenzijde van het park te zien!
In een station voorbij de hoofdstad is er drinkgelegenheid.
Het was geloof ik, in Dourdan. We zitten al heel de voormiddag in de brandende zon, nergens was er tot nu toe iets te bemachtigen, nu is één rush naar de waterkraan. Ze is kort bij de trein. Het is levens gevaarlijk! Er wordt gedrumd en gestoten, getrokken en geduwd, om niet te geloven! Nu en dan geraakt er ene uit dat kluwen. Soldaten, druipnat en de haren in wanorde, de muts tussen de gordel, triomfantelijk aan zijn koele veldfles zuigend!
Het gaat er op zeker ogenblik zo erg aan toe, dat er een hitsegard zijn bajonet trekt en hadden enkele koelbloedige mannen, waar bij natuurlijk Vandiepenbeek, hem niet “CITO” ontwapend, hier zou warempel bloed gevloeid hebben bij al dat water! De vent is na een paar minuten gekalmeerd en staat daar nu beschaamd wegens zijn zotte kuren, beteuterd om zich heen te kijken.
Intussen zijn een paar stationmannen met goud - en rood gerande kepies’ bij de kraan geraakt en trachten een orde vollen drinkdienst in te richten. Doch vlot van stapellopen, dat zal voorlopig nog het geval niet zijn; Ik hoor zeggen dat er nog een kraan is, doch 600 meter ver! Wat het, als we maar water hebben!
Ik krijg, als ik langs onze wagen voorbij stap, wel een dozijn veldflessen mee. Ze hangen aan mijn riem, aan mijn kleerhaken, ik ben een levende kapstok Ja, die kraan vind ik, maar het is een hele wandeling over sporen en wissels en hopen as.
Van wassen en kammen en scheren is sinds 4 dagen nog geen sprake geweest. Bij gelegenheid de handen en de omgeving van de mond en neus even met de rest van het drinkwater op het ogenblik dat je er vers ziet in het bereik komen. Het is zelfs gebeurd dat we ’t grofste vuil met warme koffie van onze handen spoelden! Dat geeft ze een bruine tint! Op den duur zijn we nog naar de mode! Bruin van vel en slank van lijn!( Van het vasten en te weinig slapen?)
Wat de WC. betreft, dat is nog een heel wat erger capitel! Voor een gewone “petite” is niet zo ingewikkeld. In een periode van”petitevitesse” springen wij “ er af “en wat later kunnen we, mits een “sprintje” de laatste wagen bereiken om dan, bij de eerste vertraging ( er zijn wel 6 snelheden, of beter “traagheden”!) weer tot hier te geraken. De mannen van de laatste wagens kunnen zoiets niet doen. Nu, die zullen er ook wel een “remedie” op gevonden hebben!
Voor wat de kinderen op school “ ma grande” noemen zijn heel wat gunstiger omstandigheden van doen? Zoniet kan men op een volgende trein wachten! Het is dan ook, bij iedere stilstand “ te velde” hoe kort hij ook dure, een vlucht uit de wagens vanwege de mannen voor wie het “uur H “ gekomen is!
Met de “documenten” gereed in de hand de broek met de ene hand ophouden( want als ge ze op het “terrein” nog moet losmaken is dat een gevaarlijk tijdsverlies!) zie je ze overal uit de wagens glijden, in een struik of achter een haag verdwijnen en spoedig daarop, in minder dan geen tijd dat ge ‘t vertellen kunt, komen ze weer te voorschijn. En toch moeten ze soms spurt inzetten, willen ze zelfde wagen weer bereiken…
Onze brave Petit was zo eens bijna verdwenen in zulk een “rit tegen het uurwerk” of liever “tegen de trein”…. Hij is al niet te handig en was maar pas in zijn schuilplaats toen de trein al terug vertrok, met het gevolg dat Petit hem kon gaan achternalopen, de broek met beide handen ophouden. Op een gegeven ogenblik liep hij zo naast de wagens, maar kon er niet op, hij kon zij handen immers niet gebruiken. Opeen gegeven ogenblik liep hij zo naast de wagens, maar kon er niet op, hij kon zijn handen immers niet gebruiken. Wij barsten van het lachen! Hij verloor natuurlijk aldra veld en geraakte helemaal achteraan, vooral daar de trein er, als om hem te treiteren, nu ook nog meer vaart dan gewoonte achter zette. De laatste wagens zag Petit voorbijrijden…
Van verre zagen we hem stilvallen, met een wanhopig en dramatisch gebaar ons een vaarwel toewuiven en dan zijn broeklijsten vastmaken!... Gelukkig voor hem bleven we een kilometer verder weer staan, ditmaal voor langere tijd en zo kon Petit, hijgend en zwetend, zo rood als een pioen, ons weer vervoegen, midden het gelach en de spottende gelukwensen van heel den “stal” Hij viel seffens aan het eten! Wie zou daar ook geen honger bij krijgen, hij mag dan al “lutteur” van beroep zijn!
|