Welkom op 9 december 2010 in de zoetste stad van het ganse land.
10-11-2010
2.11 In een nieuwe verpakking
Het mandaat van Goossens vormde
de aanzet tot meer dan 150 jaar liberaal bewind. Het liberale overwicht werd
pas doorbroken met de aanstelling van de socialist Rik Boel in 1965. Deze
sterke politieke tendens had zonder twijfel te maken met het ontstaan van de
Tiense Suikerraffinaderij, waarvan de directeurs, beheerders en commissarissen
een uitgesproken liberale voorkeur hadden. Deze figuren speelden bovendien een
vooraanstaande rol op gemeentelijk vlak. De belangrijkste vertegenwoordiger van
dit fenomeen was Victor Beauduin (foto links). Hij werd op 14 april
1845 geboren te Rosoux-Crenwich in de provincie Luik en overleed te Elsene op 9
november 1904. Van opleiding was hij doctor in de rechten. In zijn geboortedorp
was hij tevens landbouwer en oprichter van de Sucrerie de Rosoux. Na de
dood van Henri-Antoine Vinckenbosch in 1874 kwam hij samen met
Louis-Joseph-Henri Vinckenbosch aan het hoofd van de Société en nom
collectif Vinckenbosch et Cie. In 1887 werd Beauduin afgevaardigd-beheerder
van de nieuw opgerichte N.V. Tiense Suikerraffinaderijen. Hij zou dit trouwens
tot aan zijn dood in 1904 blijven.
Victor
Beauduin was een zeer verdienstelijk politicus. Op 29 oktober 1878 werd hij
voor de eerste maal tot gemeenteraadslid van de stad Tienen gekozen. Toen Louis
Vinckenbosch in 1892, na een mandaat van amper één jaar kwam te overlijden,
werd hij bij Koninklijk Besluit als plaatsvervangend burgemeester aangeduid.
Bij de volgende verkiezingen werd hij herverkozen. Hij zou de
burgemeesterssjerp tot aan zijn dood dragen. Binnen het stadsbestuur genoot
Beauduin de steun van de volledige liberale achterban. Door zijn toedoen werd
de stad zowel op sociaal-economisch, als op cultureel vlak volledig
gemoderniseerd. De waterleiding werd aangelegd, het wegennet werd uitgebreid,
de straten werden gesaneerd en er werd aan woningbeleid gedaan. Daarnaast
stimuleerde hij het culturele leven door de oprichting van een stadsbibliotheek
en een stadsmuseum. Tevens stond hij in voor de wederopbouw van de afgebrande
stadsschouwburg.
Via de
imposante persoonlijkheid van Beauduin kende het liberale gedachtegoed ook
weerklank op nationaal en internationaal vlak. Van 27 mei 1900 tot 9 november
1904 was Beauduin volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Leuven. Zijn
tussenkomsten en redevoeringen in de kamer waren legio. Zij hadden vooral
betrekking op het landbouwvraagstuk en droegen bij tot de oprichting en vorming
van landbouwcommissies. Hij was tevens voorzitter van het Beschermcomité voor
werkmanswoningen van Tienen, Glabbeek, Zoutleeuw en Diest, ondervoorzitter van
de provinciale landbouwcommissie, voorzitter van de Provinciale kas tegen
veesterfte en voorzitter van de Volksbank van Tienen. Gedurende beperkte
tijd maakte hij ook deel uit van de
provincieraad van Brabant.
Het
vroegere hotel de Tinnen Schotel op de Grote Markt, waar tegenwoordig de
muziekacademie en de dienst Cultuur van de stad zijn ondergebracht, was een
tijd lang de woning van burgemeester Victor Beauduin .
Toen hij zich in 1875 met zijn gezin te Tienen vestigde, bewoonde hij
oorspronkelijk de directeurswoning van de Tiense Suikerraffinaderij. In 1894
kocht hij het prachtige herenhuis op de Grote Markt. Zijn erfgenamen zouden het
goed in 1909 aan de stad verkopen. Later werd hier een nijverheidsschool
gevestigd die een tijd lang zijn naam zou dragen.
Op 23 september wist de
plaatselijke burgerwacht bovendien de terugtrekkende Hollandse troepen
uit de stad te weren door de Leuvensepoort met man en macht te verdedigen Op 28 september sloegen vrijwilligers de Hollanders opnieuw af aan
de Maastrichtsepoort. Het Tiense vrijwilligerskorps onderscheidde zich eveneens bij de gevechten aan de
brug bij Walem in de provincie Antwerpen.
Het jaar daarop vonden in Tienen opnieuw schermutselingen plaats. In augustus
1831 rukten de troepen van Willem op voor de Maastrichtsepoort. De
Tienenaars probeerden zich te weren, maar moesten zwichten voor de overmacht.
Uiteindelijk
werd België onafhankelijk verklaard. Op 22 oktober 1830 werd Francois Van
Dormael (foto links) de eerste burgemeester van de stad onder
onafhankelijk bewind. Hij was een politieke nieuwkomer en werd voor de eerste
maal in de beraadslagingen van de gemeenteraad vermeld bij zijn benoeming tot
tweede luitenant van de schutterij op 10 juli 1829. Volgens bepaalde
bronnen geraakte Van Dormael als katholiek mandataris in opspraak wegens een
dubieuze verhouding met zijn jonge huishoudster. De deken van St.-Germanus zou
door middel van zijn persoonlijke tussenkomst zijn herverkiezing hebben
beïnvloed. Hierdoor werd de liberaal Louis Goossens op
18 september 1848 de nieuwe burgemeester van de stad. In 1860 werd Van Dormael
echter wel verkozen tot katholiek afgevaardigde voor het arrondissement Leuven,
wat er op wijst dat hij binnen katholieke kringen zeker niet persona non
grata was. Een meer genuanceerde uitleg voor het verkiezingsdébacle
van 1848 dringt zich bijgevolg op. Toen Willem I vrede sloot met de opstandige
provinciën en de gezamenlijke vijand wegviel, was het monsterverbond tussen
katholieken en liberalen tot sterven gedoemd. Tegenstrijdige belangen dreven
beide partijen uit elkaar. Uiteindelijk verenigden de liberale krachten zich in
1840 in de eerste politieke partij van België, wat hen meteen ook een
overwinning bij de parlementaire verkiezingen opleverde. Waarschijnlijk had de
betere organisatie van de liberale krachten ook in Tienen gevolgen.
De straat waarin wij nu wonen in de Van Dormaelstraat zo genoemd naar de eerste burgemeester van Tienen sinds het Ancien Regime, Francois Van
Dormael(foto links).
De eerste
decennia van de 19de eeuw vormden een duidelijke mijlpaal in de geschiedenis
van de stad. Van een wegkwijnend 18de-eeuws provincieplaatsje evolueerde Tienen
naar een welvarende 19de-eeuwse industriestad. In tegenstelling met wat algemeen
gedacht wordt, kwam de aanzet hiervan niet van de liberale burgerij die vanaf
het midden van de eeuw de lakens uitdeelde. Het startschot werd veel eerder
gegeven, toen in de Zuidelijke Provinciën van het Verenigd Koninkrijk der
Nederlanden de industriële revolutie op gang kwam.
Toen in
1814 de Franse overheersing een einde nam, werd koning Willem I Frederik
(1814-1830), prins van Oranje-Nassau (foto links) uitgeroepen
tot de eerste vorst van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Willem I
bezocht de stad drie maal. Op 23 september 1814 deed hij zijn intrede als nieuw
gezagdrager der Nederlanden. Hij werd op het stadhuis ontvangen door de
gemeenteraad en nam naar gewoonte zijn intrek in de herberg de Tinnen
Schotel. Op 3 juni 1815, vijftien dagen voor de beslissende slag bij Waterloo,
was hij er weer. Hij overnachtte opnieuw in de Tinnen Schotel, om zich de dag
daarna richting St.-Truiden en Luik te begeven. Toen Willem I op 22 juni 1829 in
zijne omreis door de verscheidene Provincien de stad Tienen voor de derde
maal aandeed, wachtte hem een warm onthaal. Een deel van de bevolking voelde
zich echter niet thuis binnen de nieuwe natie. Liberalen en katholieken
bundelden de krachten in een monsterverbond. Dit resulteerde in een nieuwe
opstand. In Brussel en Leuven braken de eerste onlusten uit. Om de
orde binnen de eigen stad te handhaven werd naast de bestaande schutterij een
burgerwacht opgericht. Alle inwoners welke als eygenaars of handel of
neringdryvers in het handhaven der publieke rust belang hebben, werden op
28 augustus 1830 opgeroepen om de klus te klaren. De meeste burgers begonnen
zich in paniek te bewapenen waardoor de situatie dreigde te ontaarden. Om
onlusten te voorkomen werd op 24 september een stedelijke veiligheidsraad of Commissie
van sureteit opgericht. Dagelijks zouden twee leden van deze raad in het
stadhuis permanentie houden. Verder toonde Tienen zich een toegewijde aanhanger
van de nieuwe revolutionaire gedachten. Tiense vrijwilligers namen deel aan de
gevechten in het Warandepark te Brussel .
Als muzikaal intermezzo nog een nummertje van "De Tiense Straatmuzikanten" met als titel "As ich tàchetig zèn". Met als boodschap dat je zo oud bent als je je voelt.
De regering van Napoleon I
(1804-1815) (foto links) luidde voor Tienen een zeker herstel in. Na een bliksemcarrière als
veldheer werd de Corsicaan Napoleon Bonaparte tot consul van de Franse
Republiek benoemd. Later greep hij de macht en werd alleenheerser. Op 2
december 1804 kroonde hij zichzelf in de Parijse Notre-Dame tot keizer. Onder
zijn regime werd het land verregaand gemoderniseerd. De cultus werd
heringevoerd, de openbare diensten werden gereorganiseerd en de nijverheid
herleefde. Napoleon I bracht twee maal een bezoek aan Tienen. Op 23 april 1803
deed hij de stad aan in het gezelschap van zijn eerste echtgenote Joséphine de
Beauharnais. Bij zijn tweede bezoek op 1 september 1804 had hij zich al tot
keizer uitgeroepen, maar was hij nog niet gekroond. Op 25 maart 1813 schonk hij
de stad een nieuw wapenschild Dit wapen staat nog
steeds afgebeeld op de vier hoeken van het plafond van het kabinet van de
burgemeester. Deze ruimte is trouwens volledig ingericht in empirestijl,
de heersende kunststijl uit de napoleontische periode. Op de schouw prijkt nog
steeds een mooi borstbeeld van de Franse keizer uit 1811, uitgevoerd in Carraramarmer
.
Napoleons veroveringspolitiek en
zijn herhaalde conflicten met de andere Europese mogendheden zouden hem fataal
worden. De Britse veldheer Arthur Wellesley wist hem in 1814 te Toulouse te
verslaan. Na de vrede van Parijs werd Napoleon tot troonsafstand gedwongen en
verbannen naar het eiland Elba. Dit feit leverde de Britse
generaal de titel van hertog van Wellington op. Toen Napoleon vanuit zijn
ballingsoord naar Parijs terugkeerde, werd Wellington aangesteld als
opperbevelhebber van de geallieerde troepen. Zijn hoofkwartier bevond zich te
Brussel. Op 3 mei 1815 ontmoette hij de bevelhebber van het Pruisische leger,
veldmaarschalk Blücher, in de herberg de 'Tinnen Schotel' op de Grote Markt .Volgens de toenmalige stadssecretaris Jean Lambert de Wouters
werden hier de voorbereidende gesprekken gevoerd voor de beslissende slag.
Uiteindelijk werd Napoleon definitief verslagen te Waterloo. Hij stierf in 1821
in zijn ballingsoord op het eiland
St.-Helena.
De liefhebbers van het Tiense dialect kunnen hun hartje ophalen bij de verhalen rond Pikke Stijkès die gebasseerd zijn op de gelijknamige roman van Leon Rubbens.
De idee voor de hoofdfiguur van het boek
ontstond tijdens het leraarschap van Rubbens. Een negenjarig jongetje woonde in
de Vollongang, in het Tiens van 50 jaar geleden "Impasse Vollon",
tegenover de Katholieke Normaalschool op de Waaiberg.
Rubbens liet hem allerlei
fratsen uithalen, die hem verteld werden door een aantal vrienden, zoals de
tandarts Kamiel Moens en dokter Jean Smeesters. Hij noemde de sympathieke
bengel Pikke Staikès. In het Tiensis "staikès" een stekelbaarsje. In
zijn werk spelde Rubbens de naam minder fonlogisch met ij: "Pikke
Stijkès".
Wil je wat belevenissen van deze volksjongen horen in het Tiense dialect, surf dan naar de volgende internetsite :
Omdat alle gebruikte uitdrukkingen niet altijd goed verstaanbaar zullen zijn voor een niet Tienenaar werd er bij ieder geluidsfragment een verklarende woordenlijst toegevoegd.
Voor Tienen verliep de terugtocht
van de Fransen bijzonder tragisch. In de vergadering van de gemeenteraad van 10
maart 1793 wordt melding gemaakt van de ontploffing van het munitiedepot dat de
Fransen in de houtopslagplaats van het minderbroederklooster hadden
ondergebracht. De helft van de gebouwen werd bij de explosie vernield of zwaar
beschadigd. Deuren, vensters en zelfs muren gingen hierbij aan flarden. Ook de
kamer van de St.-Jorisgilde ondervond aanzienlijke schade. In het
overlijdensregister van de St.-Germanusparochie werden op 10 maart 1793
drieëntwintig overledenen genoteerd, die nog dezelfde dag begraven werden. Bij
de slachtoffers waren de drieëndertigjarige lokaalhouder van de St.-Jorisgilde,
Jacques Verdyen, en zijn zoontjes Jacques, tien jaar, en Antoine, zes jaar oud.
Zij kwamen terecht onder het puin van de gildenkamer. De rest van de stad had
het eveneens zwaar te verduren. In het verslag van de gemeenteraad werd zelfs
gewag gemaakt van tachtig dodelijke slachtoffers. Toch waren de Tienenaars maar
al te blij dat de strijdende legers de stad voor de rest ongemoeid lieten. Uit
dank voor la libération miraculeuse de notre ville lieten zij in
1793 een zilveren ex-voto vervaardigen die zij aan de St.-Germanuskerk schonken
(foto links).
Het
Oostenrijkse herstel was van korte duur. Op 26 juni 1794 behaalden de Fransen
een beslissende overwinning in de slag bij Fleurus. Op 19 juli 1794 verschenen
de revolutionairen definitief in de stad. In 1795 werden onze gewesten bij
Frankrijk gevoegd. De Fransen troffen een reeks maatregelen die bij de
plaatselijke bevolking niet in goede aarde viel. Het invoeren van de conscriptie
gaf een impuls aan het ontstaan van de Boerenkrijg. Terwijl Limburg in opstand
kwam, bleef in Tienen alles betrekkelijk rustig.
De Franse veldheer Charles François de Périer
Dumouriez (foto links), opperbevelhebber van het Franse
Noorderleger, versloeg de Oostenrijkers op 6 november 1792 bij Jemappes.
Zestien dagen later maakten de eerste Franse soldaten hun opwachting in de stad
en arriveerde ook generaal Dumouriez. Zijn manschappen werden ingekwartierd en
de dag daarop werd voor de pui van het stadhuis de vrijheidsboom geplant.
Vrijwel onmiddellijk werd het revolutionaire bestuur geïntroduceerd . Dumouriez zelf geraakte achteraf echter zwaar in diskrediet. Na de
mislukte veldtocht tegen het teruggekeerde Oostenrijkse leger en de nederlaag
van de Fransen bij Neerwinden op 18 maart 1793 startte hij onderhandelingen
over de ontruiming van de bezette gebieden. Dit werd hem in Frankrijk niet in
dank afgenomen en hij werd buiten de wet gesteld. Een poging om hem te
arresteren mislukte en hij deserteerde. Nog dertig jaar zwierf hij in Europa
rond, levend van een Engelse jaarwedde.