Guust Carreau (1904-1962)
Prosper Willems werd in 1904 geboren in Adegem op Veldekens. In 1918 kwam het gezin Willems zich
vestigen in de Teirlinckstraat 7 te Eeklo (bekijk eens het huisje in de Teirlinckstraat). Prosper was toen
14 jaar en had zijn lager onderwijs beëindigd vermoedelijk op de Kruipuit, hoewel Eeklo ook tot de
mogelijkheden behoorde. Hij maakte de eerste wereldoorlog mee, waarschijnlijk weinig school gelopen en
gewerkt als koewachter bij een landbouwer. In elk geval erg geleerd was Prosper niet, want hij kon lezen
noch schrijven. In Eeklo ging hij in de leer als steenkapper, bij Jan Van Damme op den Botermarkt.
Na enkele jaren ging Prosper Willems werken in de brouwerij Krüger. Daar kreeg hij van zijn werkmakkers
die zijn voornaam niet kenden, zijn roepnaam Guust en omdat hij altijd een geruit hemd droeg, Carreau.
Meer droeg hij zijn hele leven lang niet, zomer en winter: een geruit hemd en als 't wat kouder was, een
rode bolletjes halsdoek en een grijs jasje. Hij was ongeveer 1,75 meter groot en woog een goeie 80 kg.
In de Krüger moest Prosper, machtsmens als hij was, tonnen en bakken bier verslepen.
Reeds van voor de Tweede Wereldoorlog was Guust op de Eeklose varkensmarkt bedrijvig met het trans-
porteren van biggen.Toen werden er daar wekelijks meer dan 2 000 viggens verhandeld. De varkenskoop-
lieden brachten de donderdag zeer vroeg - de markt begon om 6 uur! -hun biggen naar de markt in vracht-
wagens die ze parkeerden in de omgeving van de Markt. De schruielende (krijtende, want ze dachten dat
ze gekeeld zouden worden) beestjes moesten naar de markt gebracht worden, waar de nesten (een worp
van een 6 biggen) in manden aan de kooplustige handelaars tentoongesteld werden. Dat was de taak van
Prosper Willems die toen al onder de naam Guust Carreau bekend stond. Prosper was fors gebouwd en
had er geen moeite mee onder elke arm een big van ongeveer 30 kg te dragen
en naar de plaats van bestemming te brengen.
Op de markt werd Guust Carreau een volksfiguur, want de Eeklose biggenmarkt was bekend van heinde en
verre. De handelaars en kijklustigen kwamen van overal in het Vlaamse Land. De kooplui discussieerden
uitvoerig over de prijs van de varkens en als koper en verkoper drie maal in mekaars handen geklapt hadden,
was de koop gesloten. De biggen moesten dan naar de vrachtwagen van de koper gebracht worden en weer
was er werk voor Guust Carreau. Na afloop werd de koop in een café veelal bij Liesken Toarte of de
Gambrinus op de Markt, contant vereffend en werd er een pint op gedronken. Prosper werd voor zijn werk
betaald en kreeg nog wat pinten bovenop, die hij dan in de cafés op de Markt, bij voorkeur in de Gambrinus
opdronk. In één keer, zonder zwelgen, kon hij een glas bier uitdrinken. Hoe meer biggen op de markt, hoe
meer drank voor Guust Carreau, donderdagen van 25 tot 30 pinten waren geen uitzondering. Soms viel
hij na de markt in slaap in een varkensmand. Vaak lag hij in de goot zijn roes uit te slapen of het nu regende
of niet. 's Middags was er dan ook van werken geen sprake meer. Toen Guust Carreau zonder werk viel bij
de steenkapper leefde hij van den dop. Zijn donderdagse activiteit werd hem als een halve werkdag aange-
rekend. De andere dagen van de week deed hij klussen (aardappelen schillen) en boodschappen (soep-
groentehalen) voor de uitbaters van hotel Gambrinus. Guust mocht dan mee eten in de keuken, alleen,
omwille van de geur. Hij stonk geweldig, niet alleen naar de drank, maar ook naar de varkens en
vooral de varkensstront.
Hij zag zijn moeder enorm graag. Er is nooit een vrouw in zijn leven geweest, dat interesseerde hem
niet en geen enkele vrouw had belangstelling voor hem. Guust was analfabeet, maar kon wel cijfers lezen
en tellen. Als hij in de Gambrinus zijn krant zat te 'lezen', dan keek hij naar de foto's en de illustratie.
Maar Guust was niet achterlijk, bovendien was hij eerlijk en betrouwbaar. Niemand zou het geprobeerd
hebben met hem te lachen of hem te bedriegen. Hij had een goed karakter en een hart van koeken brood.
Nooit werd hij lastig of agressief als hij dronken was, veeleer het tegendeel, dan begon hij te zingen het lied
van de Spaanse vluchteling of begon hij te wenen, wanneer men
hem zei dat zijn moeder op hem zat te wachten.
Niettegenstaande dat Guust Carreau een ijzeren gestel had en nooit ziek was,
overleed hij op 58-jarige leeftijd op 20 juli 1962.
Guust heeft de verhuis van de varkensmarkt naar het slachthuis in 1975 en
de laatste verkoop van biggen daar op 1 maart 1979 niet meer meegemaakt.
Als Eeklose volksfiguur en herinnering aan de beroemde varkensmarkt
verdient hij een standbeeld op de Markt van Eeklo.
(Jan Martens)