Delfine kwam in de 19de eeuw haar plaats innemen op deze wereld, om precies te zijn: 26.11.1879.
Er zijn maar weinig foto’s van haar en die zijn genomen wanneer de twintigste eeuw al goed op weg is, o.a. na een tweede wereldoorlog. De foto hiernaast is waarschijnlijk een geposeerde foto voor haar huwelijk. Ze stierf op 2 april 1964, net geen 85 geworden.
Tussen haar geboorte en nu hebben zich 135 jaren gevestigd … hoeveel oorlogen werden er ondertussen al uitgevochten, hoeveel vredesverdragen ondertekend en weer aan de kant geschoven?
Grootmoeder was een onderdeel van die grote geschiedenis. Een geschiedenis die zij wellicht nooit kon vatten. Trouwens, wie zou het haar toen uitgelegd hebben: geen radio, geen tv, geen internet, wel een lagere school … maar bij nonnen die niet verder konden kijken dan de kerk en het schoonschrift van hun leerlingen. Ik weet niet of Delfine leren lezen en schrijven heeft, wellicht kon ze wel haar naam spellen.
Zowel mijn grootvader (Pieter De Rudder, niet die van het Oostakkerse wonder, wel een stevige socialist die alleen met Pasen naar de kerk ging om zijn Pasen te houden en voor de rest van het jaar ’s zondags iets anders te doen had) als mijn grootmoeder komen uit wat men toen ‘het proletariaat’ noemde.
Een van de vroegste familieverhalen is dat Delfine bareelwachtster was. In ruil mocht ze gratis wonen in het huisje aan die overweg, een ‘routehuizeke’. ‘De route’ was de naam voor de spoorweg of de ‘ijzeren weg’. Als de trein in aantocht was, rinkelde er een bel en dan moest Delfine de bareel handmatig dichtdraaien. Ik weet niet of dat zwaar werk was, vermoedelijk wel, zeker als er zich weer een kind in haar buik aanmeldde.
Na zes zonen en als zevende kind een dochter, verhuisde het gezin naar een eigen, eenvoudige woning naast het routehuizeke. Dat was in 1928.
Wat mij vooral bijbleef was dat dit huis een varkensstal had, een houtoven om brood te bakken die van buiten uit bediend werd … en een ‘voutkamer’ boven een kelder. Die dingen kende ik niet en ik keek mijn ogen uit, vooral als het varken met zijn snuit aan de trog kwam bedelen om eten.
Delfine bestierde het huishouden en hield haar opgroeiend mansvolk gehoorzaam: niemand zou het gedurfd hebben zijn moeder tegen te spreken … trouwens haar man ging daarin zijn zonen voor, moeders wil was wet en daarmee uit.
|