Kerstmis valt soms heel kort na de 4de zondag van de Advent en daardoor valt deze 4de zondag wel eens door de mazen van het net. Toch is ook de viering van vandaag de moeite waard, omdat er nogal wat aandacht gaat naar Jozef, een persoon uit het Kerstgebeuren, die dikwijls vergeten wordt: in gedichten of in de kunst komt hij weinig naar voor.
Gelukkig is er dat volksliedje uit de 17de eeuw, dat op en top de kern van Kerstmis weergeeft. Of beter gezegd: dat uitdrukt hoezeer wij allen nood hebben aan de boodschap van het kerstgebeuren:
‘Sint Jozef ging al treuren,
hij ging van deur tot deure,
gaan vragen om logies.
Maar de waardinne sprak ontsteld:
zie, mijn kamers zijn bekwamer
voor de heren al met veel geld.’
De geboorte van Jezus Christus vond plaats op deze wijze. Toen zijn moeder Maria verloofd was met Jozef, bleek zij, voordat ze gingen samenwonen, zwanger van de heilige Geest.
Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij er over in stilte van haar te scheiden. Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer die tot hem sprak: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest. Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.’
Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden wat de Heer gesproken heeft door de profeet, die zegt: ‘Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en men zal Hem de naam Immanuel geven.’ Dat is in vertaling: God met ons.
Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich.
(Matteüs 1,18-24)
‘JOZEF, MILDE, STILLE HOEDER’
In het evangelie wordt er ons weinig over Jozef verteld. Enkele opvallende aanmerkingen bij het evangelie van vandaag:
Zo wordt Jozef ‘een rechtvaardige’ genoemd: in de Joodse traditie betekent dit: iemand, die met heel zijn hart naar God toeleeft. Daarom ook is de houding van Jozef tegenover Maria veelzeggend: hij wil haar niet in opspraak brengen; hij heeft eerbied voor haar en wil geen misbruik maken van de toestand, waarin zij verkeert, een toestand, die menselijk gesproken, moeilijk en delicaat was. Ook dan denkt hij eerst aan Maria, en niet aan zichzelf, om profijt te slaan uit deze moeilijkheden.
En een tweede punt: wij zijn vertrouwd met de engeltjes uit het Lucasevangelie, die aan de herders Jezus’ geboorte melden, met die mooie woorden: ‘Vreest niet. Ik breng u een Blijde Boodschap, die bestemd is voor u en voor alle mensen: heden is u een Redder geboren.’ Bij Matteüs is ook een kerstengel aanwezig, die wij gemakkelijk vergeten: in een droom verschijnt aan Jozef een engel van de Heer, die hem wegwijs maakt in de bedoelingen van God met hem, die hem geleidt over moeilijke paden, zoals het in een psalm gezegd wordt.
Net zoals bij Jezus is ‘de Geest van God’ het beginsel van het leven van Jozef. Zelf wil hij weggaan bij Maria, in alle stilte, om haar niet in opspraak te brengen, maar God doorkruist dit plan. Hij krijgt de belangrijke taak om aan het kindje een naam te geven: Jezus, wat in een letterlijke vertaling betekent: Jahwe, God, brengt redding. Redding, bevrijding, verlossing, uit alle situaties van onheil of verdrukking.
Moge Jozef ons aansporen tot ‘rechtvaardigheid’ …en ons ook bijstaan om God redding te laten brengen.
Op deze derde zondag van de advent staan twee figuren centraal. Allereerst nog eens Johannes de Doper, de profeet, die vorige week zo hard van leer trok tegen Farizeeën en Sadduceeën, de specialisten van de Joodse godsdienst, die hij ‘addergebroed’ noemde, toch niet echt een lief koosnaampje. En daarnaast treedt Jezus zelf op de voorgrond, de barmhartigheid in persoon, die zich voorstelt als de beloofde Messias: ‘de Redder, die komen zou’.
Johannes is er helemaal van in de war: ‘Is deze man nu diegene die ons van Godswege beloofd is en die komen zou?’
Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de Messias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar hem toe met de vraag: ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’
Jezus antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’
Toen ze weer vertrokken, begon Jezus met de mensen over Johannes te spreken: ‘Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar het wuiven van het riet in de wind? Wat zijn jullie dan gaan zien? Een mens die rijk gekleed ging? Welnee, wie rijk gekleed is, verkeert in koninklijke kringen.
Maar wat zijn jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg ik jullie, en zelfs meer dan een profeet. Hij is degene over wie geschreven staat: ‘Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen.’
Ik verzeker jullie: er is onder allen die uit een vrouw geboren zijn nooit iemand opgetreden die groter was dan Johannes de Doper; maar in het koninkrijk van de hemel is de kleinste nog groter dan hij.
(Matteüs 11,2-11)
‘OP WIE WACHTEN WIJ DAN?’
Jezus en Sint Janneke die speelden met een lammeke! We zongen er over en we speelden het tafereeltje in de processie! Maar Johannes is anders dan dat lieflijk, idyllische figuurtje: hij is een ruige profeet in de woestijn, een kemelharen kleed, sprinkhanen en wilde honing, een donderpredikant die spreekt van strenge straffen. Hij had zelfs koning Herodes de les gelezen. Nu zit hij gevangen. Hij had in Jezus zijn opvolger gezien. Maar Jezus is wel opvolger maar geen navolger.
Jezus mist de ruigheid van Johannes: Hij is de 'zachte hand' die ogen opent, opnieuw laat horen en leert luisteren. Lammen en mensen die verlamd zijn van angst geeft Hij moed. Wie uitgestoten is neemt Hij op. En wie voor dood neerligt geeft Hij nieuw leven. Jesaja had dit gezegd over de Messias, die zou komen.
En Jezus zegt nog meer: ‘aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd’. Het gaat Hem niet om de letter van de wet, maar om een geest van gerechtigheid, barmhartigheid en mededogen. Hij komt niet om te oordelen, laat staan om te veroordelen maar om te redden.
We denken aan Dostojewski, die ergens schreef: ‘Christus stuurt ons in de war’. Want Johannes is in de war. Is dat nu die Messias, die zou komen? ‘Zalig die aan mij geen aanstoot neemt’, zegt Jezus. Hij zegt het ook aan ons, als we in de war zijn. In de war, omdat alles donker kan zijn en we alleen een zwijgende God vinden. In de war, als we vol verlangen uitzien naar iemand die het puin van deze wereld en de winter van onze kerk omvormt tot 'vrede en vreugde'. Misschien is onze nieuwe paus, Franciscus, in deze donkere dagen wel een adventslichtje aan de horizon.
We kunnen niet zomaar wachten, met gekruiste armen, passief en gelaten, tot alles vanzelf wel goed komt. Ons wachten is 'verwachten', zoals een moeder in 'blijde verwachting' is van haar kindje. Het kindje komt in pijn en wee. De blijde verwachting weet van pijn, die komt. Ook Jezus komt niet zonder pijn: zijn geboorte verandert ons leven! Dat kan pijn doen!
Een joods verhaal spreekt van een bedelaar aan de poort van Rome. Hij wacht, en wacht. Die bedelaar is de Messias. ‘Op wie wacht hij dan?’ vraagt een jongen aan zijn opa. De oude man legt de hand op het kind en zegt: ‘Op jou, mijn jongen.'
Jezus doet zoals die opa. Hij wacht op ons. Het Rijk van God dat Hij belooft en wij verwachten geeft Hij ons in handen! Maar Hij toont de weg naar dat Rijk, die omgekeerde rangorde: ‘Wie groot wil zijn moet dienaar worden. Wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen wezen.'
In die zin mogen wij uitzien naar ‘Hem, die komen zou’. De wereld zal niet meteen spectaculair veranderen. Maar misschien worden wijzelf anders. Als we geloven dat Jezus als het ware zijn hand op ons legt en zegt: het Rijk van God, dat wacht op jou.
(vrij naar Rob Moens, Dominicaan, Genk)
Wij bidden om advent
dat elk van ons een weg mag vinden
in de verwarring van zoveel dagelijkse drukte
en zoveel lege woorden die zoveel gemis verbergen.
Wij bidden om een weg, die we kunnen gaan
met de zekerheid dat er een bestemming is
en dat we er ooit zullen komen.
Een ruige man wees ons die weg,
Johannes is zijn naam.
Zijn ogen stonden scherp op de woestijn gericht
waar de aardse horizon ten einde loopt
en de hemel in zicht komt.
Zijn woorden draaiden altijd rond bekering
en verandering van leven.
Misschien zou hij ons vandaag
wijzen op het echte doel van ons leven.
Misschien zou hij ons bezweren
om een stuk van onze overvloed achter te laten,
en wat minder oppervlakkig te gaan leven.
Om veel intenser te genieten
van de diepe vreugden van het hart en van de geest.