Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
07-11-2015
MEDITEREN OP ZONDAG
VAN GANSER HARTE
Jezus stelt de verwaandheid en de schone schijn van heel wat hoge dames en heren van stand naast het gedrag van een arme weduwe, die door en door nederig is, bescheiden … én over het hoofd gezien.
Eens te meer spreekt Hij harde woorden over de tomeloze zucht naar macht en de blinde drift naar prestige en voordeel van zovelen, die zich meer en beter achten dan die andere, eenvoudige mensen. Gewone mensen – die meer dan eens ‘gewoon’ zijn op een ongewone wijze. Mensen, die groot kunnen zijn in hun schijnbare kleinheid. In hun onopvallende manier van leven, die de schijnwerpers niet opzoekt. Mensen, die niet voor het voetlicht hoeven te staan om goed te zijn, doodgewoon en simpelweg goed.
Aan zulke mensen gaat Jezus niet voorbij: het zijn mensen naar zijn hart. Zijn woorden over de zelfvergeten mildheid van een kleine vrouw zonder aanzien zijn dan ook ontroerend, teder en liefdevol. En net zulke woorden worden niet door iedereen in dank aanvaard.
De profeet Elia ging op weg naar Sarefat,
en toen hij bij de stadspoort aankwam,
zag hij een weduwe die bezig was hout te sprokkelen.
Hij riep haar en vroeg
of ze een kommetje water voor hem wilde halen,
zodat hij zijn dorst kon lessen.
(1 Koningen 17,10)
Hij riep nu zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen:
‘Ik verzeker jullie,
die arme weduwe offerde meer
dan al die anderen.
Want allemaal gooiden ze er iets in van hun overvloed,
maar zij gaf van haar armoede
alles wat ze had,
alles waar ze van moest leven.’
(Marcus 12,43-44)
OVER WOORDEN DIE LEVEN WORDEN
Zingen of spreken over liefde en genegenheid kan eerlijk en echt gemeend zijn. Of het kan vals klinken. De waarheid komt aan het licht wanneer er een beroep gedaan wordt op deze liefde. Dan zal al gauw blijken wat er echt van is: gaat het alleen om schone, holle woorden, sentimentaliteit, die vooral zichzelf koestert, of liefde, die belangeloos en zelfvergeten kan zijn? Dat geldt voor individuele mensen, dat geldt ook voor onze kerkgemeenschap.
Het handvol meel en het beetje olie dat de arme vrouw aan de profeet Elia geeft, staat los van elke sentimentaliteit, maar is een liefde, die zichzelf vergeet voor God en de medemens. Hetzelfde kan gezegd worden van de twee penningskes, die de weduwe in de offerkist werpt. Het zijn voorbeelden, die ons laten aanvoelen dat ons geloof niet los van ons leven mag staan. Maar alleen geloofwaardig is, als dit geloof ook tot leven gebracht wordt.
De gezindheid waarmee wij iets geven, is belangrijker dan de inhoud van onze gaven, belangrijker dan de hoeveelheid of de grootte. Mama en papa zijn blij met het kleine bloempje of de tekening van hun peuter of kleuter omwille van de liefde die erachter steekt. Wanneer die liefde er is, wordt al de rest bijkomstig. Wie iets geeft, zal dan niet zitten rekenen of gierig zijn, en zijn vrijgevigheid niet afmeten. Hij zal ook iets kunnen afstaan van wat hij zelf nodig heeft. Hij zal vreugde vinden in de vreugde van de ander.
Ik zou hier willen herhalen, wat ik al bij herhaling aanstipte: dat kan allemaal wereldvreemd en bovenmenselijk lijken, maar het hoeft niet zo te zijn. Godsdienst is geen soort van topsport voor supermensen, topatleten, voetbal- of wielergoden. Jezus stelt nooit de uiterlijke, opvallende daden in het licht: steeds is hij begaan met gewone mensen, zoals wij allemaal zijn. Ons eigen eerlijk oordeel, ons eigen geweten speelt daarbij een grote rol. Van ons wordt gevraagd dat we zelf uitmaken wat we echt aankunnen. Bovendien geldt deze oproep van goedheid en liefde niet alleen voor de individuele gelovige: als kerkgemeenschap moeten wij evenzeer onszelf kritisch durven bevragen. Getuigen wij, als Kerk, genoeg van het Woord, dat leven geeft, of vergeten wij dat Woord van God, en zijn wij soms te zeer bedacht op diplomatie en aardse zekerheden?
Er zijn ongetwijfeld ontzettend veel goede gelovige mensen, die in hun dagelijkse leven echt kerk of geloofsgemeenschap zijn. Maar het blijft een feit dat vele mensen in onze tijd het precies moeilijk hebben met die Kerk, omwille van haar macht, van haar rijkdom, van haar diplomatie en berekening. Die grote Kerk kunnen wij niet veranderen; het stukje kerk hier bij ons, het stukje kerk dat wij zelf zijn, daar hebben wij wel greep op. Laten wij proberen daar als echte gelovigen te leven, in alle eenvoud en zonder veel grote woorden.
Het is één of andere gewone dag waarop de kleinkinderen Thijs en Nel, 7 en 5 jaar, bij mij thuis zijn. Ze zitten met Lego te spelen op de grond aan het grote raam dat uitkijkt op de tuin.
Buiten spelen kan niet vandaag. Het weer zit niet mee en enkele donkere wolken drijven na de regenbui sierend in de lucht. En toch doet de zon haar best! Ik merk van in mijn keuken een prachtige regenboog.
Ik roep naar de kleinkinderen: ‘Kijk eens welk een mooie regenboog!’ Ze kijken even op naar de mooie kleurenboog en Thijs zegt: ‘O, maar het is oma Monique die komt goedendag zeggen’ en zus Nel herhaalt dezelfde woorden. En ze spelen gewoon verder. Alsof het de doodgewoonste zaak van de wereld is.
Ik word er even stil van en krijg een warm gevoel. Oma Monique, in het hiernamaals, komt even goedendag zeggen aan mijn kleinkinderen, aan mij. Zo simpel is het, geen fictie maar werkelijkheid.
Kamiel, 4 jaar, is aan het spelen in de tuin. Mama Leen is niet ver. Plots zegt hij, zomaar:
‘Opa Manuel is dood, hé.’
‘Ja ventje, hij is dood.’
‘Waar is hij dan?’
‘In de hemel.’
‘Waar is de hemel?’
Mama wijst naar boven.
‘Kunnen we dan geen ladder zetten om bij hem te komen?’
Als ik het verhaal hoor van mijn dochter, word ik er even stil van en krijg een warm gevoel. Een ladder zetten om bij opa te komen in de hemel. Zo kinderlijk eenvoudig is het, geen fictie maar werkelijkheid.
Leven na de dood, fictie of werkelijkheid? Was het antwoord voor ons, volwassenen, maar zo eenvoudig. Voor mijn jonge kleinkinderen is het zo gewoon, zo echt. Zij brengen oma en opa gewoon even terug bij ons, de ene met de regenboog, de andere met een ladder!
Zalige fictie, zalige werkelijkheid?
Kinderlijke vanzelfsprekendheid!
Hemels!
Hilda Defossez
(overgenomen uit: ‘Leven na de dood: fictie of werkelijkheid?’ Een uitgave van Catechesehuis)