Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
20-12-2014
ZONDAG 21 DECEMBER
4de ADVENTSZONDAG B – 21 DECEMBER 2014
‘WEES GEGROET, MARIA’
In deze eucharistie staat de persoon van Maria, in al haar bescheidenheid en beschikbaarheid, op de voorgrond. Daarom bidden wij dat wij in ons leven elke dag meer op haar mogen gelijken …
Dat ons hart mag blijven als dat van een kind:
een hart vol eenvoud, dat vreugde vindt in kleine dingen…
een edelmoedig hart, dat zich blij kan geven
en niet bang is om beschikbaar te zijn…
een teder hart, dat meeleeft met andermans leed …
en vooral een hart dat nederig en zachtmoedig is,
dat gaarne blij maakt en geen verdriet aandoet:
‘Mij geschiede naar uw Woord!’
Eerste Lezing uit de profeet Micha 4,1-4a
Uit jou, Betlehem in Efrata, het kleinste onder Juda’s geslachten, uit jou komt iemand voort die voor mij over Israël zal heersen.
Hij zal aantreden en zijn broeders als een herder weiden, bekleed met de macht van de HEER, zijn God. Zij zullen veilig wonen, want hij zal heersen tot aan de einden der aarde, en hij zal een man van vrede zijn.
Evangelie: Lucas 1,26-38
De engel Gabriël trad bij Maria binnen en sprak: ‘Verheug u, de Heer is met u.’ Zij schrok van dat woord en vroeg zich af wat die groet wel kon betekenen. Maar de engel zei tot haar: ‘Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en gij moet Hem de naam Jezus geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden.
Nu zei Maria: ‘Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.’
‘MIJ GESCHIEDE NAAR UW WOORD’
‘Verheug u, de Heer is met u’, ‘Mij geschiede naar uw Woord’ … Het zijn woorden uit het evangelie van vandaag – wat een mooie woorden zijn het! – Mochten zij ook waarheid en leven worden voor ons. Verwachting en bereidheid, het zijn deugden van de advent. Ze zijn zeldzaam geworden want onze tijd is meer uit op prestige, prestatie en dadendrang.
Mochten wij toch inzien – zoals hier enkele weken geleden al geschreven werd – dat het belangrijkste in ons leven niet gelegen is in datgene wat we zelf kennen of kunnen of presteren; maar wel in datgene wat ons wordt geschonken. Denken we opnieuw aan die psalm: ‘Je kunt het geluk niet maken, de Heer geeft het zijn vrienden, zomaar, in hun slaap…’. Daartoe moeten we opnieuw stil kunnen worden, biddend in ons hart, bedacht op waar het echt om gaat: de aanwezigheid van Jezus in ons midden.
Dan is er niet zoveel nodig om gelukkig te zijn, en licht in de ogen te dragen: wat luttele materiële dingen, enkele mensen die van ons houden, en wat vriendschap, hoop in ons hart en geen wanhoop, woorden van troost, indien nodig, woorden ook van trouw en vertrouwen. En warmte voor koude dagen.
Zo kunnen wij onze dagelijkse weg gaan van lief en leed. Zo kunnen wij Jezus’ komst bij ons stil en biddend verwachten. Zo worden wij ook zelf bereid om Jezus voor andere mensen tot leven te brengen, zodat ook andere mensen Hem kunnen zien in ons, door ons.
Charles de Foucauld, die uitzonderlijke man die een tiental jaren geleden nog zalig verklaard werd heeft dat allemaal neergelegd in een enig mooi gebed:
Vader,
Ik verlaat mij op U.
Doe met mij wat Gij goed vindt.
Wat Gij ook met mij doen zult,
ik dank U.
Ik ben tot alles bereid,
als uw wil maar geschiedt
in mij en in al uw schepselen.
Ik leg mijn geest in uw handen,
met al de liefde van mijn hart,
omdat ik van U houd
en het voor mij een noodzaak van liefde is
mij te geven,
mij zonder enig voorbehoud
aan U toe te vertrouwen
want Gij zijt mijn Vader.
‘Kom, Heer Jezus, kom…’ Mogen die woorden van de advent elke dag ook meer onze woorden worden, stil en biddend, ontvankelijk, open en bereid.
De dag waarop haar moeder werd begraven, werd C. gestoken door een bij. Er was veel volk op de binnenplaats van het ouderlijk huis.
Ik heb gezien hoe C. in de grenzeloosheid van haar vier jaar, eerst verrast werd door de pijn van de steek en dan, net voor ze in tranen uitbarstte, onder alle aanwezigen gretig met haar ogen op zoek ging naar degene die haar altijd troostte, om daarop plots het zoeken te staken.
Afwezigheid, dood: in dat ene moment had ze er alles van begrepen. Nooit heb ik iets hartverscheurender gezien dan dit tafereel dat hooguit enkele seconden heeft geduurd.
Voor ieder van ons komt er een ogenblik waarop het ontroostbare weten onze ziel binnenkomt en haar verscheurt. En of we nu al dan niet reeds door dit ogenblik zijn heengegaan, het is in het licht van dat moment dat we met elkaar zouden moeten spreken, van elkaar houden en zelfs zoveel mogelijk samen lachen.