Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
09-02-2025
HET VERHAAL VAN FRANS
HET VERHAAL VAN FRANS
PAULINHO
Iets over mijn grote vriend Paulinho. Ik zie hem iedere morgen in het portaal van de kerk als ik de mis kom opdragen . Paulinho is al een handjevol jaren, springt op en neer en is de vrolijkste jongen die ik ooit heb gezien. Hij is helemaal zwart en heeft een hoofd vol vragen.Hij moet altijd iets weten, waar ik woon, wat ik eet en of er mijn land, ook jongetjes zijn die al een handvol zijn. Telkens steekt hij dan zijn hand omhoog met breed uitgespreide vingers, ik ben al zó: vijf jaar. Geen baby’tje meer … Op een morgen komt hij naast mij zitten. Ik zie het, hij heeft een brandende vraag die hij niet goed durft te stellen. Hij is al een paar dagen veel stiller als hij mij opwacht. Hij loert naar mijn voeten. Die zijn goed te zien want we dragen alleen slippers met een touwtje, ‘chinelos’, geen gesloten schoenen, geen kousen.Het gebeurt ook al eens dat we gewoon op onze blote voeten rondlopen als het te warm is. Paulinho is een snugger ventje dat altijd een middel vindt om zijn doel te bereiken. Padre, zegt hij, kijk eens naar boven daar, kijk, ... het beeld van Sint Antonius, daarzie … hoe mooi! Ik voel het, hij wil mij een loer draaien. Ik stap mee in zijn spel en kijk heel lang en heel nadrukkelijk naar boven. Ondertussen hou ik hem ook in de gaten . En wat ik dacht gebeurt, het zijn mijn voeten die hem interesseren. Hij kruipt op zijn knieën en foefelt wat aan mijn broekspijpen. Dan nijpt hij in mijn vel, eerst voorzichtig maar dan heel hard. Het doet pijn maar ik laat niets merken. Dan komt zijn vraag. ‘Wat is me dat?’ ‘Ja ik ben wit’. Nietes zegt Paulinho, als ik nijp word je rood en blauw. Hij heeft verdorie zo hard genepen dat ik een blauwe plek heb. Zijn ogen staan wijdopen van verbazing, hoe kan dat? En ben je helemaal zo? Voor hem totaal onverklaarbaar. Hoe kan je zo wit zijn, en dan zo rood en zo blauw uitslaan? Een groot mysterie. Zijn onderzoek gaat verder, hij legt zijn arm naast mijn voet om de kleuren te vergelijken. Hij nijpt in zijn eigen arm maar die blijft gewoon zwart. Bij hem verandert er niets. Hij schudt met zijn kroezelkop, wat is dat voor iets raar? Ineens is hij weg, heel triest. Ik hoor hem voorzichtig fluisteren in de sacristie tegen onze kosteres: het is verschrikkelijk, padre Francisco is zéér, zéér lelijk en hij verandert van kleur ook. Hoe moet dat verder? Er moet iets gebeuren want anders vergaat de wereld. Hij is echt helemaal in de war van zijn verschrikkelijke ontdekking. Ik kan het ventje zo niet naar huis laten gaan. Hij heeft trouwens geen thuis meer, hij woont bij zijn grootmoeder. Grootmoeder veegt iedere morgen het plein voor de kerk. Het is een klein vrouwtje dat bijna helemaal onder haar strooien hoed verdwijnt. Grootmoeder heeft ook in de gaten dat er iets mis is met Paulinho. Hij springt niet meer rond en dat is voor hem niet normaal. Ze komt naderbij. Wat is er gebeurd. En weerom fluistert Paulinho, het is padre Francisco, hij is wit en rood en blauw en dat is héééél erg. Grootmoeder lacht zich dubbel. Maar Paulinho is nog niet overtuigd. Goed dan, het zal wel niet zo erg zijn als grootmoe het ook niet erg vindt. Hij verdwijnt maar blijft toch erg zwijgzaam. ‘s Anderdaags is hij daar weer en het is weer de gewone Paulinho die lacht en springt als een veertje. Hei, roept hij, ik weet nu alles er zijn zwarte mensen en witte mensen maar ook rooie en gele en blauwe en groene en alle kleuren en die zijn allemaal dik in orde. Grootmoeder heeft hem alles uitgelegd, de kleur van ons vel is van geen tel. Die gele, blauwe en groene mensen heeft hij er zelf bij uitgevonden om zeker te zijn dat het allemaal wel geen belang heeft. En...., zegt hij, je kan ook heel oud worden en dan komen er vanzelf heel veel rimpels in je vel zoals bij mijn moemoe en dat is ook niet erg want mijn moemoe is een héééérlijk mens. Weg is hij als een pijl uit een boog. Hij komt nog vlug even terug, heel schichtig ... en jij bent toch niet zo héééél lelijk, alleen maar een heel klein beetje …
Frans Verhelle (1943-2022) Mei 1998
- Frans Verhelle, priester van het bisdom Brugge, licentiaat orthopedagogie, missionaris in het bisdom Ruy Barbosa, Bahia, Brazilië van 1998 tot 2022.
Ik zei: `Wee mij! Ik ben verloren! Ik ben een mens met onreine lippen.’ (Jesaja 6,5)
Het laatst van allen, als aan een misgeboorte, is Hij ook verschenen aan míj. (1ste Brief aan de Korintiërs 15,8)
Simon Petrus zei: `Ga weg van mij, Heer, ik ben een zondig mens.' (Lucas 5,8)
‘HEER, WEES MIJ ZONDAAR GENADIG’
Merkwaardig: drie mensen die geroepen worden wijzen op hun fouten en tekorten. Bovendien: drie die niet van de minsten zijn: Jesaja, Paulus, Simon. Zij vinden zich onwaardig, en toch worden net zij geroepen om Gods woord uit te dragen naar alle mensen. Het kan ons vertrouwen schenken! We zijn verre van volmaakt, en toch worden we geroepen om van Gods Liefde te vertellen en voor te leven. Zo is het gebeurd de eeuwen door, met tijden van licht en met tijden van donker, met heiligen en zondaars, met Pater Damiaan en anderen van wie de namen beter niet genoemd worden. Maar doorheen alle wisselvalligheden wandelt Gods woord onstuitbaar door de tijden. Met wisselend succes: er werden kathedralen gebouwd en er werden brandstappels opgericht in naam van Gods Liefde. Maar altijd waren er mensen die Gods Woord spraken en mensen die door dat Woord werden aangesproken. Het is zo goed voor ons vandaag. We twijfelen aan onszelf: 'Heer, ik ben niet waardig’. Beter zo dan infantiele overmoed, die de eigen krachten overschat. Zijn oversten twijfelden of de pastoor van Ars wel waardig was om priester gewijd te worden, maar kleine mensen vonden zaligheid in de weg naar zijn biechtstoel. Het is zoals Jezus zelf aankondigde: ‘Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik heb u uitgekozen om op weg te gaan', of duidelijker – en harder – nog: ‘Als je alles gedaan hebt wat je werd opgedragen, zeg dan: we zijn maar onnutte knechten, we hebben alleen maar onze plicht gedaan’ Bij jonge overmoed kan zoiets hard aankomen. Maar in de loop der jaren groeit het inzicht van Dag Hammarskjöld: ‘Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja tegen iemand – of iets. Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.’
Gij, die boven ons bent Gij, die één van ons bent, Gij, die bent – ook in ons,
mogen allen U zien – ook in mij, moge ik uw weg bereiden, moge ik dan dankbaar zijn voor alles wat mij ten deel valt. Moge ik dan niet vergeten de nood van anderen. Bewaar mij in Uw liefde zoals Gij wilt dat allen in mijn liefde blijven.
Moge alles in dit mijn wezen U tot eer zijn, en moge ik nooit wanhopen. Want ik ben in uw hand en in U is alle kracht en goedheid.
Dag Hammarskjöld (1905-1961)
De drie foto’s werden genomen in de Sint-Petrus en Sint-Martinuskerk van Assenede.
Scheef is de poorte, van oudheid, geweken; Zaêlrugde ’t dak van de schuur; overal stro op de zwepinge zit er gesteken; vodden beveursten het huis en de stal.
Boven die vodden zijn blommen gesprongen, onder die vodden zit volk en gezin: blommen van vrede, zo ouden, zo jongen, blommen van buiten en blommen van bin.
Daar is ’t dat moeder zat, daar is ’t dat vader vond die hem arbeid en herte bracht, daar knielden wij, kinderen, handen tegader, baden wij, kleinen en groten, tegaar.
Daar is de schippe nog, daar is de tange, ’t ovenvuur staat daar lijk ’t vroeger daar stond, ’t hondenkot staat daar, en – ’t is al zo lange – hoe is de naam van die andere hond?
Ach, hoe verheugen mij, ach, hoe verheffen die oudere dagen, mijn diepste gemoed! Is er wel iemand, die ’t ooit kan beseffen wat gij, oud hof, mij nu zegt, mij nu doet?
Zalige lieden, al te argeloze mensen… weinig begeerde gij, groot was uw hert! - kon het maar helpen, met wenen en wensen – weer at ik roggenbrood naast u aan ’t berd.