Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
01-02-2020
ZONDAG 2 FEBRUARI
2 FEBRUARI 2020 – LICHTMIS
‘OPDRACHT VAN DE HEER’
Veertig dagen na zijn geboorte brachten Maria en Jozef hun kindje, Jezus, naar de tempel, om hem toe te wijden aan de Heer. Ook bij ons bestaat – en bestond zeker vroeger – die gewoonte van de kerkgang. Ouders vertrouwen hun kindje toe aan God, omdat ze geloven dat dit kindje er niet ‘zomaar’ is, maar dat het bovenal een wonder is, een geschenk van God.
We noemen dit feest ook Maria Lichtmis, omdat toen – zo vroeg reeds – duidelijk werd dat Maria haar leven lang in dienst zou staan van haar Zoon. Mogen wij haar navolgen en licht en warmte zijn voor de mensen bij ons.
Zusters en Broeders,
omdat wij mensen zijn van vlees en bloed,
is Gods Zoon mens geworden, net als wij,
om door zijn dood voorgoed af te rekenen
met de duivel, de meester van de dood,
en zo ons allen te bevrijden van onze slavernij
en levenslange angst voor de dood.
Juist omdat Hij zelf op de proef werd gesteld
en het lijden volbracht heeft,
kan Hij ons allen, die te lijden hebben, bijstaan.
(Hebreeën 13,14-15.18)
Toen de tijd was aangebroken, brachten Maria en Jozef
Jezus naar Jeruzalem om Hem aan de Heer aan te bieden,
zoals is voorgeschreven in de wet.
Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon.
Hij zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder:
‘Weet wel dat velen in Israël
door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan.
Hij zal een teken zijn dat betwist wordt,
en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden.
Er was daar ook een profetes, Hanna. Ze was hoogbejaard;
na haar meisjesjaren was ze zeven jaar getrouwd geweest
en daarna weduwe gebleven; nu was ze vierentachtig.
(Uit Lucas 2)
‘RUSTIG EN WIJS’
De meesten van ons hebben al een zekere leeftijd bereikt, en daardoor voelen wij ons wellicht enigszins verwant met die 2 bejaarde mensen uit dit evangelie: Simeon en Hanna. Wat Lucas over hen vertelt laat ons toe om hen te beschouwen als rustige, wijze mensen. De hoge leeftijd heeft hen tot rust gebracht – na een leven dat misschien woelig was bijwijlen – en heeft hun ook wijsheid geschonken. Echte wijsheid steek je inderdaad niet zozeer op uit boeken, maar wel uit het leven zelf: uit ervaringen, door gelukkige momenten en door tegenslagen, die je meemaakt.
De Chinese dichter Lin Yutang heeft hierover een mooie, poëtische bezinning geschreven:
Ik hou van de lente,
maar die is te jong.
Ik hou van de zomer,
maar die is te hooghartig.
Ik hou het meest van de herfst.
Zijn toon is milder,
zijn kleuren zijn rijker
en er spreekt een lichte treurigheid in mee.
Zijn gouden rijkdom spreekt niet
van de onschuld van de lente
en niet van de kracht van de zomer,
maar van de rijpheid en vriendelijke wijsheid
van de naderende ouderdom.
Hij kent de begrenzingen van het leven
en is tevreden.
Lin Yutang
Moge het ook ons gegeven zijn om als rustige, wijze mensen door de herfst van ons leven te gaan.
Een moedige stellingname vinden we bij Albert Camus, in zijn meest bekende werk: ‘La Peste’. Het boek vertelt het verhaal van een pestepidemie in de Algerijnse grootstad Oran. Voorts geeft het aan hoe diverse mensen en groepen van mensen reageren op deze pestepidemie: velen gaan eraan ten onder, sterven dus, anderen, die overleven, blijven onverschillig tegenover de pest, die andere mensen doodt, en dan zijn er enkelingen, die weerstand bieden, zich verzetten tegen de pest en de pest en haar gevolgen trachten in te dijken. Uiteindelijk wordt de pest bedwongen, maar het is geen definitieve overwinning, zeg Camus.
Om het boek te verstaan moeten we weten dat het hier eigenlijk om een allegorie gaat: de pest staat symbool voor W.O. II en eigenlijk voor elke vorm van onrecht, geweld en lijden, dat onschuldige mensen treft, mensen, die beter verdienen dan wat hun overkomt. Geen heiligen, maar dàt leed hebben zij toch niet verdiend. Camus zegt dan, op de laatste bladzijde van het boek, waarom hij dit boek geschreven heeft; vier redenen zijn er, die eigenlijk in telkens andere woorden op hetzelfde neerkomen.
‘Terwijl de vreugdekreten almaar langduriger en luidruchtiger werden, besloot Rieux om het verhaal op te tekenen, dat hier ten einde loopt:
- om niet te behoren tot de groep van hen die zwijgen
- om te getuigen, te spreken in het voordeel van deze pestlijders
- om tenminste een herinnering na te laten van het onrecht en het geweld dat hun was aangedaan
- en ook, om onder woorden te brengen, wat men leert te midden van het lijden: dat er in de mensen meer dingen zijn, die bewondering, dan die misprijzen verdienen’
Kortom: om te tonen dat hij aan kant staat van hen die geslagen worden, en niet van hen die slagen toebrengen, aan de kant van hen die te lijden hebben, en niet aan de kant van hen die doen lijden.
‘Terwijl hij zo luisterde naar de vreugdekreten, die vanuit de stad opstegen, dacht Rieux eraan dat deze vreugde altijd bedreigd was. Want hij wist maar al te goed wat deze opgewonden massa uit het oog verloren had, en wat men in boeken kan lezen: dat de pestbacil nooit sterft of geheel ten ondergaat, dat zij gedurende tientallen jaren ingesluimerd kan overleven in meubels en linnen; dat zij met veel geduld kan afwachten in kamers en kelders, in koffers, zakdoeken en paperassen, en dat misschien eens de dag zou komen, waarop – tot ongeluk en lering van de mensen – de pest opnieuw haar ratten zou wakker maken en ze ergens zou laten sterven in een stad, die tot dan toe gelukkig was’.
Tien jaar oud, een kind: mijn eerste gedicht over kledingstukken - groot en klein - waaiend aan een oneindige waslijn, waaiend en plooiend in wind en in licht - onbegrepen geluksgevoel - Ik kon mijn woorden niet op.
Nu, ruim veertig jaar later, zie ik pas wat ik toen zeggen wilde: leven is bewogen beweging. Een zoek-tocht naar het licht - dat telkens anders valt - zet mijn leven in beweging, bewegen van licht verlangen naar licht naar Gods witte Licht …