Christus Koning is bij Lucas geen koning in triomf, het is de lijdende mens Jezus, aan het kruis vermoord door de machten, die de duivel en het kwaad dienen. Het is de mens, die ten dode toe, vermorzeld wordt onder het juk van de zonde, die de wereld regeert. Die mens wordt in alle talen gehoond en bespot met de woorden: ‘Dit is de koning der joden’.
Gods wijsheid is zo anders dan de wijsheid van de wereld: in de persoon van Jezus wijst God de macht van het kwaad af, en kiest Hij ten volle de kant van alle slachtoffers die moeten lijden onder de heerschappij van de zonde en het kwaad in deze wereld.
Zusters en Broeders,
breng met vreugde dank aan de Vader.
Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis
die alle heiligen wacht in het licht.
Hij heeft ons gered
uit de macht van de duisternis
en ons overgebracht
naar het rijk van zijn geliefde Zoon,
die ons de verlossing heeft gebracht,
de vergeving van onze zonden.
(Kolossenzen 1,12-14)
Toen Jezus aan het kruis hing,
stond het volk toe te kijken,
maar de overheidspersonen lachten Hem uit en zeiden:
‘Anderen heeft Hij gered;
laat Hij zichzelf eens redden
als Hij de Messias van God is, de uitverkorene!’
De soldaten brachten Hem zure wijn,
en ook zij voegden Hem spottend toe:
‘Als Gij de koning der Joden zijt, red dan Uzelf.’
Boven Hem stond als opschrift
in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters:
‘DIT IS DE KONING DER JODEN.’
(Lucas 23,35-38)
‘MEER HERDER TOCH DAN KONING’
De eeuwen door vormden mensen zich een beeld van God. Die Godsbeelden zeggen dikwijls veel over onszelf, en weinig over God. Zo wordt God iemand die naar ons luistert, en die moet zorgen dat ons niets overkomt. Hij wordt de Almachtige, die onze kant kiest.
Wie iemand is, zien we soms aan zijn woorden, maar vooral aan zijn daden, zijn manier van leven. Woorden alleen kunnen zo misleidend, ja zelfs bedrieglijk zijn. Om God te leren kennen moeten wij naar Jezus kijken: wat Hij zei, wat Hij deed. In Hem zien we God zelf. Vandaag vieren we ChristusKoning . Maar wie of hoe is die Koning? Er is maar één antwoord: die Koning is de Lijdende Dienaar. Omdat Hij moest lijden onder het gewicht van het kwaad wordt Hij de koning van ons hart, en mogen wij Hem de Koning van het Heelal noemen. Want Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons de verlossing gebracht uit de heerschappij van allen, die het kwade dienen.
In Jezus zien wij geen machtige heerser, maar de Lijdende Dienaar. Christus Koning is geen feest van triomf. Hij is een andere Koning: Hij wilde bevrijden, wie door het kwaad gebroken worden. Dáárom moest Hij lijden, ten dode toe vermorzeld en ook zelf gebroken worden.
Mochten wij dat eens opnemen in ons hart en als christenen totaal anders leven! Mochten wij, als minderheid, eens tegen de stroom ingaan. En net als Jezus, de ChristusKoning, niet gedreven worden door de wijsheid van deze wereld, maar bekommerd zijn om wie door deze wereld vervolgd worden. Slechts zo kunnen wij Hem volgen, die meer herder dan Koning is.
Het is aan ons: kiezen wij voor die Koning, die de goede Herder is? Kiezen wij voor de machten der aarde en de afgoden van onze tijd, of voor de Koning van het Koninkrijk van God? De Koning, die opkomt voor al wie verdrukt en verworpen werd en daarom ook zelf verdrukt en verworpen werd. En daarom ook nu en ook zelf, verworpen en verdrukt wordt.
De bladeren veranderen met de tijd zoals ook wij dat doen. We groeien en we leren van de dingen die we zien. Alles maakt een verschil, subtiel of groots. Het hart groeit sterker en de geest verruimt zich.
Het is waar, we worden beïnvloed door alles wat gezegd wordt. Door elke film die we hebben bekeken en door alle boeken die we hebben gelezen.
Maar net als de bladeren, zijn er geen twee dezelfde. Ieder blad is uniek zoals elke persoon binnenin. En net als de seizoenen, veranderen we steeds. Ieders leven is anders, net zoals de verhalen die we vertellen.
'k Heb Lieze weergezien. Zij stond stil in de regen. Toen ik haar riep, bewogen haar oren verrast; zij kwam naar mij toe; vertederd ging ik haar tegen, zij wreef met haar kop, ruw pakte ik haar manen vast.
Mijn paard, zei ik haar. Zijt gij nog altijd in leven? Weet gij nog wel hoe jong en hoe wild gij toen waart? En waar, vroeg zij mij, zijt gij tot nog toe gebleven, waar is het beter voor u, dan hier bij uw paard?
Ik ben niet thuis, gaf ik toe. Ik leef onder mensen, ik vermoed dat ik voor hen niet goed genoeg ben; ik doe wat ik kan, naar 't schijnt zal ik eerlang wensen: sta mij toe dat ik niets van de mensen meer ken.
Ontdekken en leren is goed; alles verleren is beter; 't geeft soms de rust die 'k nimmer gewon. Dan zal ik waarschijnlijk tot u weer kunnen keren, of zou 't spreekwoord geen waar zijn: na regen komt zon?
Is alles leugen wat wij ons wijs lieten maken, is er niets dan geklets en gescharrel om baat? Is er buiten geknoei en bedrogen geraken geen heil voor onze menselijke edele staat?
Waar gaat gij nog heen, druipend, alleen in de regen, zoekt gij nog iets dat eens een begoocheling bood? ... Er is maar één waarheid, wij gaan lachend haar tegen, ach Lieze, mijn beest, er is geen thuis dan de dood.