Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
07-07-2012
ZONDAG 8 JULI
ZONDAG 8 JULI 2012 - 14de ZONDAG B
ZO MAAR GEWONE MENSEN
De zending van Jezus in Galilea lijkt mislukt: zijn eigen dorpsgenoten wijzen Hem af! Alles was nochtans goed begonnen: succes, bewondering, waardering, volgelingen … en dan beginnen de roddels en wordt hij verdacht gemaakt: 'Waar haalt Hij dat vandaan? Hij is toch maar iemand zoals wij!'
Destijds was het zo voor Jezus, eeuwen vroeger had de profeet Ezechiël het ook al meegemaakt … en ook vandaag gebeurt het nog met mensen.
Jezus trok weer verder en ging naar zijn vaderstad, gevolgd door zijn leerlingen.
Toen de sabbat was aangebroken, gaf hij onderricht in de synagoge. Vele toehoorders waren stomverbaasd en zeiden: ‘Waar haalt hij dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid die hem gegeven is? En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Jozef en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En ze namen er aanstoot aan.
Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad, onder zijn verwanten en huisgenoten.’
Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat hij een paar zieken de handen oplegde en hen genas. Hij stond verbaasd over hun ongeloof.
Jezus trok rond langs de dorpen in de omtrek en gaf er onderricht aan de mensen.
(Marcus 6,1-6)
'HEEL GEWONE MENSEN?'
De mensen van zijn eigen dorp, die Jezus hadden zien opgroeien, hebben het moeilijk om in Hem te geloven. Het lijkt wel wat op wat we de voorbije tientallen jaren zagen gebeuren: velen, die Hem thuis en op school leerden kennen en geboeid waren door die vele verhalen over Hem, hebben ondertussen afgehaakt.
In onze cultuur van prestatie en prestige, rijkdom en schone schijn valt die kleine, kwetsbare Jezus uit de toon. Met zijn mooie ideeën is Hij toch maar schoontjes aan een kruis genageld. Misschien zijn wij gewoon geraakt aan Jezus, en zien wij het wonder en het ongewone van zijn leven en zijn boodschap niet meer. In onze tijd, met altijd nieuwe beelden om te bekijken, met altijd nieuwe kranten en boeken om te lezen, in onze tijd van zoveel en zo vlug, riskeert Hij verouderd te geraken. Daarom is het nodig om regelmatig opnieuw stil te staan bij zijn oude woorden. Om Hem niet te vergeten, uit gewoonte. Om de uitzonderlijke grootsheid van zijn Persoon niet te laten ondersneeuwen door de banaliteit van zoveel vluchtige, opgefokte impressies.
Vandaag leert het evangelie ons ook nog, dat God tot ons komt in simpele, gewone mensen. Misschien zijn er wel zulke mensen, heel dicht bij ons, zonder dat wij hen opmerken, mensen, die gestalte geven aan de Geest van Jezus. Zien wij hen, horen wij hen, merken wij hen op vandaag, die mensen in de Geest van Jezus?
Op Pinksteren werd ons een beeld geschetst van zulke mensen, die leven in die Geest van Jezus, waar Paulus schrijft: 'de vruchten van de Geest zijn liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid.'
In zulke mensen leeft Jezus verder, door hun mond worden ook vandaag zijn woorden gesproken, door hun hart en handen blijven zijn wonderen gebeuren.
De koning lachte vertederd toen zijn dochtertje, haar vruchteloze pogingen om rechtop te lopen opgevend, over het tapijt naar hem toe kroop, zich aan zijn blaud optrok en hem, de onbekende man, vragend aankeek. Op het punt weer te vallen, greep ze met beide handjes zijn wijsvinger vast en hield zich zo, als een lokeendje heen en weer deinend, in evenwicht.
Amaury had nooit veel tijd voor zijn familie gehad: niet eens voor zichzelf. Maar in het leven van ieder man, denk ik, komt het uur waarop hij gaat verlangen naar wat hij heeft gemist of naar datgene waarvan hij, andere waarden hoger schattend, vrijwillig afstand heeft gedaan: het geluk ergens thuis te zijn en te worden verwacht. Ik geloof nog altijd dat, op die snikhete zomeravond in Nablus, voor Amaury dat uur was aangebroken en hij, neerkijkend op het blonde hoofdje van zijn kind, voor het eerst de last voelde van een door velen benijde macht, de druk van de wellicht té duur betaalde koningskroon.
Twijfelen aan zichzelf is gevaarlijk. En ook nutteloos. Want wie kan, halverwege het leven, rechtsomkeert maken? Alleen heiligen en dwazen luisteren naar het fluiten van de magische vogel die de reiziger weglokt van druk betreden paden, het geheimzinnige woud in; zonder spijt – ja, zonder herinnering aan wat ze moeten achterlaten – lopen ze zorgeloos en vrij, onbekende vreugden en onbekend verdriet tegemoet. Amaury was geen heilige, noch een dwaas. Hij was slechts een man wie men geleerd had dat plicht vóór alles gaat – een plicht die hij niet zelf had gekozen, maar die hem door God werd opgelegd. Wat hij nu voelde en verlangde was het tegengestelde van wat hij zijn leven lang had gedaan, een verraad van de idealen die hem als kind waren voorgehouden, en die hij, vaak met lijfsgevaar, had verdedigd. Daarom zei hij: