Wijsheid en rijkdom, daarover spreekt Gods ons vandaag. Wijsheid! Dan gaat het niet om kennis of wetenschap, maar om levenswijsheid, levenskunst die uit ervaring is gegroeid. En dan – eens te meer! – spreekt Hij ons over rijkdom en rijk zijn: of beter, over mensen voor wie het geld tot god geworden is.
Laten we zoeken naar een goed evenwicht, want het valt niet altijd mee om aan alles de juiste plaats te geven in ons leven. Daarom is ook de lezing uit het boek Wijsheid zo goed gekozen:
‘Ik bad om inzicht, en het werd mij gegeven; ik heb gesmeekt, en mij werd en wijze geest geschonken. Ik verkoos wijsheid boven scepters en tronen, rijkdom viel bij haar in het niet.’
Toen Jezus zijn weg vervolgde, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel en vroeg: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’
Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, behalve God. U kent de geboden: pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’
Toen zei de man: ‘Meester, sinds mijn jeugd heb ik me daaraan gehouden.’ Jezus keek hem liefdevol aan en zei tegen hem: ‘Eén ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom dan terug en volg mij.’ Maar de man werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen.
Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ De leerlingen schrokken van zijn woorden.
Maar Jezus zei nog eens uitdrukkelijk: ‘Kinderen, wat is het moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’
Nu waren ze nog meer ontzet, en ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’ Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’
Petrus nam het woord en zei: ‘Maar wij hebben alles achtergelaten om u te volgen!’ Jezus zei: ‘Ik verzeker jullie: iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie, zal het honderdvoudige ontvangen: in deze tijd broers en zusters, moeders en kinderen, huizen en akkers, al zal dat gepaard gaan met vervolging, en in de tijd die komt het eeuwige leven.
(Marcus 10,17-30)
‘IK BAD OM INZICHT’
Een merkwaardig gesprek in het evangelie … in zekere zin is het zelfs een dovemansgesprek, want Jezus en die rijke jongen spreken eigenlijk over verschillende dingen. De rijke jongen stelt een vraag over het eeuwig leven, de hemel, zeg maar. Maar Jezus antwoordt met een uitspraak over het Koninkrijk van God, en verder over de Blijde Boodschap. Zo verlegt Hij de klemtoon van de hemel naar de aarde, of van het hiernamaals naar het hier-nu-maals. Want dat Koninkrijk van God en die Blijde Boodschap hebben alles te maken met ons leven hier.
In één van de oudste christelijke geschriften wordt het Rijk van God omschreven als een Rijk van waarheid, heiligheid, liefde, gerechtigheid en vrede. Dat zijn woorden, die betrekking hebben op ons aardse leven hier. Het geld, de rijkdom, de drang naar almaar meer wordt vandaag aangeduid als een gevaarlijke bekoring. Jezus wil geen extreme armoede aanprijzen. Integendeel, extreme armoede is een kwaad en moet bestreden worden. Maar Jezus roept ons wel op om oog te hebben voor alle waarden, om aan alles zijn juiste plaats toe te kennen: word geen slaaf van geld en bezit; zorg ervoor dat je geen geldhond of geldwolf wordt. Laat het geld je god niet worden. Want dan vergeet je al het andere. Hier rijst ook de vraag: moeten we de honger in de wereld, dat manifeste onrecht in de verdeling van de welvaart niet bestempelen als een collectieve zonde van het rijke, hebzuchtige westen?
Het evangelie zegt dus, aan elk van ons afzonderlijk, maar ook aan ons allemaal samen, als westerse gemeenschap: kies in echte vrijheid als bewuste mensen voor een evenwichtige levenswijze, die aan het materiële en aan het geestelijke, aan elk van beide, zijn juiste waarde en zijn juist belang toekent. Alleen zo bouw je aan het Rijk van God, alleen op die manier leef je echt in vrijheid, alleen op die manier kan je spreken van een Blijde Boodschap voor iedereen, en alleen op die manier kan je als mens gelukkig worden.
Ik bad om inzicht,
en het werd mij gegeven;
ik heb gesmeekt,
en mij werd een wijze geest geschonken.
Ik verkoos wijsheid boven scepters en tronen,
rijkdom viel bij haar in het niet.
Ze was voor mij onvergelijkbaar
met de kostbaarste edelsteen;
naast haar waren bergen goud
niet meer dan een hoopje zand,
en met haar vergeleken
was zilver maar slijk.
Ik beminde haar meer
dan gezondheid en schoonheid,
ik verkoos haar boven het licht,
want ze schitterde zonder ophouden.
Tegelijk met haar
ontving ik alle andere goede dingen,
ze schonk mij onmetelijke rijkdom.
(Wijsheid 7,7-11)
Een arme man lag,
met zijn armen onder zijn hoofd
te slapen in het groene gras.
Hij lag in de schaduw van een mooie, grote boom.
Hij droomde van vogeltjes en bloemetjes.
Er kwam een rijke man voorbij.
Hij stootte de arme wakker en hij vroeg:
‘Hé, waarom werk je niet?’
‘Waarom zou ik werken?’ vroeg de arme man.
‘Nou,’ zei de rijke,
‘dan kun je geld verdienen
en een huis kopen net als ik.
En koeien kun je kopen en knechten betalen
die weer voor jou zorgen.’
‘En dan?’ vroeg de arme man.
De rijke man zei:
‘Dan hoef je nooit meer te werken.
Jouw knechten doen het werk
en jij kunt de hele dag gaan liggen
in de schaduw van een mooie, grote boom.
‘Waarom zou ik al die moeite doen?’ zei de arme man.
‘Van zulke kinderen is het koninkrijk van God’. Voor de tweede keer in 14 dagen plaatst Jezus vandaag een kind in het midden. Het is alsof Hij ons wil zeggen:
‘Grote mensen, vergeet alsjeblief niet dat je van kinderen veel leren kan! Je bent nu wel veel groter geworden, veel slimmer ook en je hebt allicht ook veel meer geld. Maar misschien heb je in die tussentijd wel heel veel afgeleerd van al dat mooie dat ik van bij de schepping in een kinderziel heb neergelegd.’
Op een dag brachten de mensen kinderen bij Jezus met de bedoeling dat Hij hen zou aanraken. Maar bars wezen de leerlingen hen af.
Toen Jezus dat zag, werd Hij verontwaardigd: ‘Laat die kinderen bij Me komen, en houd hen niet tegen, want van zulke kinderen is het koninkrijk van God.
Ik verzeker jullie, wie het koninkrijk van God niet aanneemt als een kind, komt er beslist niet in.’
Hij omarmde hen en zegende hen, terwijl Hij hun de handen oplegde.
(Marcus 10,13-16)
'VAN DEZE KLEINEN IS HET KONINKRIJK'
Hoe lieflijk ook, dit teder tafereeltje moet voor de leerlingen een schok geweest zijn. In zijn omgang met de kleinsten der kleinen toont Jezus dat het Rijk van God geen zaak is van groot of machtig zijn. Voor hem gaat het erom dat je ‘het kind’ – de kleine mens – opmerkt. En dat je zorg draagt voor die talloze kleinen, die over het hoofd gezien en met de ellebogen van zovele ‘groten’ weggewerkt worden.
Wie Jezus wil volgen, laat zijn eigen ‘eerste zitje’ varen, en is bovenal begaan met de schamelste medemens. Dit inzicht moet voor de leerlingen een ontdekking geweest zijn die hun leven onderste boven gooide. Het werd voor hen duidelijk dat Jezus zichzelf plaatste, daar waar de kleinen staan, de mensen zonder aanzien, de kwetsbaren en de gekwetsten.
Waar mensen opkomen voor zulke zwakken, dáár – en alléén dáár – vinden ze Jezus zelf, want ‘van zulke kleinen is het koninkrijk van God.’ Wie dit niet vat, hoort er niet bij! Het geeft te denken!
In amper twee weken krijgen we een vrijwel identiek evangelie. Het gaat hier dus niet om een futiele voetnoot in Jezus’ boodschap en in zijn eigen leven:
De eerste plaats, die weggelegd is voor wie afgeschreven wordt: dát is nu eenmaal de kern van zijn eigen leven met lijden, dood en opstanding.
Een gekende spreker begon op een seminarie met het tonen van een briefje van 50 euro en vroeg: ‘Wie zou dit briefje willen?’ Vele handen gingen omhoog. Hij zei: ‘Ik zal dit aan jullie geven maar laat mij eerst dit doen.’ Hij verfrommelde het bankbiljet. Dan vroeg hij: ‘Wie wil nog steeds dit biljet?’
Nog vele handen gingen in de lucht. ‘En’, vervolgde hij ‘als ik dit doe?’ Hij gooide het op de grond en hij besmeurde het met zijn schoen over de grond. Hij raapte het op, verfrommeld en vuil. ‘Wie wil het nog steeds?’ Nog steeds gingen vele handen in de lucht.
‘Vrienden, jullie hebben een waardevolle les geleerd. Wat ik ook deed met dit geld jullie bleven het steeds willen omdat het niet in waarde verminderde. Het bleef 50 euro waard.’
Heel wat keren in ons leven laat men ons vallen, worden wij vernederd of besmeurd door eigen beslissingen of door omstandigheden in het leven. We voelen ons waardeloos. Maar wat er ook gebeurde of zal gebeuren, jullie verliezen nooit jullie eigenwaarde.
Vuil of proper, verfrommeld of netjes geplooid jij bent kostbaar voor God en voor hen die van je houden. De waarde van onze levens komt niet uit wat we doen of wat we weten maar uit wat we zijn.
Jij bent speciaal – vergeet het nooit. Je kan maar één mens in de wereld zijn maar je kan ook de wereld zijn voor een mens.
Ook vandaag tonen de lezingen nog dat Jezus op radicale wijze vraagt om Hem te volgen. Weer klinkt de taal bijzonder hard, zowel bij Jakobus als bij Jezus zelf in het evangelie.
Maar we weten inmiddels dat deze manier van spreken niet bedoeld is om kleine, zwakke mensen op te zadelen met verpletterende schuldgevoelens, maar in dienst staat van zijn blijde boodschap van liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid …
want dat zijn de vruchten van zijn Geest, die ons tot nieuwe, andere mensen maakt.
In die tijd zei Johannes tegen Jezus: ‘Meester, we hebben iemand gezien die in uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten omdat hij zich niet bij ons wilde aansluiten.’ Jezus zei: ‘Belet het hem niet. Want iemand die een wonder verricht in mijn naam kan onmogelijk het volgende moment kwaad van mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons. Ik verzeker je: wie jullie een beker water te drinken geeft omdat jullie bij Christus horen, die zal zeker beloond worden.
Wie een van deze kleinen die op Mij vertrouwen van de goede weg afbrengt, zou beter af zijn als hij met een molensteen om zijn nek in zee gegooid werd.
Als je hand je op de verkeerde weg brengt, hak ze dan af: je kunt beter verminkt het leven ingaan dan met twee handen in de hel verdwijnen, in het onblusbaar vuur.
Als je voet je op de verkeerde weg brengt, hak hem dan af: je kunt beter kreupel het leven ingaan dan met twee voeten in de hel gegooid worden.
En als je oog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit: je kunt beter met één oog het koninkrijk van God ingaan dan met twee ogen in de hel gegooid worden, waar de wormen blijven knagen en het vuur niet dooft.
(Marcus 9,38-43.45.47-48)
‘HOUD ONS HART OP U GERICHT’
De persoonlijkheid van Jezus vertoont wel heel verscheiden trekken. Vandaag lijken de lezingen weer echte donderpreken, zoals die vroeger wel eens meer door goedmenende paters gehouden werden tijdens de volksmissies: ‘Wee u rijken, uw rijkdom is verrot', zegt Jakobus in de eerste lezing, en Jezus zelf spreekt nog sterker : 'Indien uw hand tot zonde leidt, hak maar af. En uw voeten of uw ogen: hak maar af, ruk maar uit, als dat nodig is. We zitten er dus, al bij al, nog redelijk ongeschonden bij, bij al die dreigementen.
Jezus laat zijn woede vaak de vrije loop, als hij hardnekkige kwade wil ziet. Maar Hij weet maar al te goed dat mensen meestal niet handelen vanuit zulke bewuste onwil of zondigheid. Meer dan wie ook kent Hij ons hart, en weet Hij dat wij zo vaak maar zwakke, kleine mensen zijn. Dan spreekt Hij mild en vol vergeving. Zo vol van troost zijn die andere verhalen: de verloren zoon, dat ene schaap dat de herder en de kudde kwijt was, of die overspelige vrouw die op de markt door al die uitgestreken gezichten zou gestenigd worden, tot Jezus zei: ‘Wie zonder zonde is, die mag het eerste gooien!’
Jezus wil zeker geen onnodige, pijnlijke schuldgevoelens wekken. Hij schetst een streefdoel, en dat ligt altijd hoger dan wij kunnen bereiken. Als wij de woorden van vandaag letterlijk opnemen, zijn ze onmogelijk. Dan worden wij verlamd, verliezen wij de moed, en elke levensvreugde. Bij de woorden van Jezus, zullen wij wel altijd in gebreke blijven. Jezus wist dat ook: 'de geest is gewillig, maar het vlees is zwak'. Bij vele mensen mogen wij zeker spreken van goede wil om naar het woord van Jezus te leven, maar wij weten ook dat wij dikwijls ondermaats blijven. Zijn wij daarom slecht? Wij hoeven niet zelf te oordelen, maar zulk meedogenloos oordeel zou zeker fout zijn. Waar het op aankomt, is dat wij als diepste keuze, het goede vooropstellen. En dat wij leren leven, leren omgaan met onze zwakheden en kleine kanten.
Daarom is het een genade als wij goede vrienden kennen, die van ons houden, met onze goede en met onze minder goede kanten. De mildheid waarmee zij met ons omgaan is een beeld van Gods eigen mildheid. Een mooi woord zegt: 'een vriend is iemand, die alles van je weet, en toch van je houdt'. Zo is een goede vriend een uitgelezen afbeelding van God. Laten wij daarom, zonder laksheid, ook mild zijn voor onszelf, van onszelf houden zonder egoïsme, en onszelf aanvaarden, zoals we zijn.
Van alle eeuwigheid af heeft God jullie voorbestemd om als zuster in ’t spoor van Vincentius te leven. Jullie hebben jezelf niet gekozen, God heeft jullie uitgekozen. Hij heeft jullie de zorg voor de Armen toevertrouwd en dat moet je beleven in een geest van medelijden door je zo intens mogelijk in te leven in ‘hun’ lijden.
Als je de Armen dient, dien je Jezus Christus. Ja zusters, dat is werkelijk zo. Je dient Jezus Christus in de persoon van de Armen. Als je tienmaal op een dag naar de Armen gaat, vind je er tienmaal God. Ga je naar de gevangenen, je vindt er God; sta je bij de kinderen, je vindt er God. Zusters, dat laat je niet vrijblijvend!
Hou stand in de levensstaat waarin God je geroepen heeft en bewaar steeds je oorspronkelijke geest van nederigheid en eenvoud. Leef vanuit die geest. Jullie zijn verkondigers van de liefde.
Hoe troostvol moet het zijn op de avond van je leven, te weten dat je je leven opgebruikt hebt voor hetzelfde doel waar Jezus zijn leven voor gaf.
Het is de naastenliefde, het is God, het is voor de Armen.
(Heilige Vincentius a Paulo)
DE ANDERE HELFT
Op de grote Sabbat kwam een rabbi eens moe en met lome pas van het bedehuis naar huis. Waardoor ben je zo uitgeput, vroeg zijn vrouw hem. De preek heeft me ontzettend veel gekost, zei hij. Ik moest over de armen preken en hun schrijnende nood, want alles is peperduur geworden.
En wat heeft je preek voor uitwerking gehad, vroeg zijn vrouw daarop.
Voor de helft van wat nodig is, is gezorgd, antwoordde hij, want de armen zijn namelijk bereid te ontvangen.
Hoe het met de andere helft ervoor staat, weet ik niet. Ik weet niet of de rijken bereid zijn om te geven en te delen.