Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
02-01-2021
FEEST VAN DE OPENBARING
Driekoningen – 3 januari 2021
Feest van de Openbaring
Driekoningen! De wijzen uit het Oosten volgden een ster, het was hun houvast. Ook wij zoeken houvast in ons leven, sterren, die ons de goede weg wijzen. En die licht en warmte geven, als kou en duisternis in ons de bovenhand hebben. Of die voor rust en vrede zorgen als we onzeker zijn.
Wij hopen op wondere dingen, die ons iets van God laten vermoeden en ons dichter bij Hem brengen .
Het is onder vorige generaties niet aan de mensen onthuld,
maar nu door de Geest geopenbaard
aan zijn heilige apostelen en profeten:
de heidenen delen door Christus Jezus ook in de erfenis,
maken deel uit van hetzelfde lichaam
en hebben ook deel aan de belofte,
op grond van het evangelie.
(Paulus aan de christenen van Efese 3,5-6)
Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen
en hij vroeg hun nauwkeurig naar de tijd
waarop de ster verschenen was.
Daarop zond hij hen naar Betlehem met de opdracht:
‘Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar het Kind,
en wanneer gij het gevonden hebt, bericht mij het dan
opdat ook ik het hulde kan gaan brengen.’ …
En in een droom van Godswege gewaarschuwd
niet meer naar Herodes terug te keren,
vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
(Uit Matteüs 2,1-12)
‘LANGS EEN ANDERE WEG’
Een mooi kerstlied zingt, met de woorden van het engelenkoor, uit het geboorteverhaal van Lucas: ‘Vrede op aarde aan alle mensen, die van goede wille zijn.’
‘Van goede wille zijn’, is ontvankelijk zijn voor God en zijn genade. En vanuit die genade doen wat Jezus ‘zalig’ noemt in zijn Bergrede.
Mensen van goede wil zijn zalige mensen. Ze ontvangen Gods vrede en zien het goede, dat leeft in andere mensen. Zo brengen zij zelf ook vrede. En door hen zullen anderen ‘langs een andere weg’ leren gaan. Zoals de wijzen een andere weg kozen, na het zien van het kind in de kribbe.
De wijzen zochten met een ster een koning op een troon. Hoog gezeten. Iemand om naar op te kijken. Ze vonden een kind in een kribbe. Ze moesten naar beneden kijken. Die nieuwe invalshoek toonde de andere weg, die ze moesten gaan.
Ook wij zoeken het vaak bij de sterren en de sterken, terwijl God bovenal zichtbaar wordt in wat zwak, kwetsbaar en misschien gekwetst is. Eens we dat begrepen hebben, zullen ook wij een andere weg gaan om thuis te komen.
Welke weg?
‘Gods wegen zijn de wegen die Hij zelf is gegaan en die wij met Hem moeten gaan’, schreef Dietrich Bonhoeffer. Jezus kwam als een kind, niet als een koning. Alleen vanuit het onmogelijke kan de wereld vernieuwd worden.
Vanuit het onooglijke.
(Geïnspireerd door een kerstbezinning van Mark Van de Voorde)
Als 't Nieuwjaar is - 't is schoon om zien - schijnt elke mens een maatje groter, de gebaren wat ruimer, de glimlach veel breder.
Als 't Nieuwjaar is - 't is schoon om horen - wordt elke mens een beetje kleiner met meer en mooiere voornemens in de mond en wat uitgesproken spijt.
Als 't Nieuwjaar is - 't is goed om voelen - wordt elke mens een beetje week van binnen, zou hij ieder willen kussen en omhelzen en ieder mens het beste wensen.
Dit gebed werd oorspronkelijk geschreven door Dries Morel, zaliger gedachtenis, in 1997, bij zijn 50-jarig priesterjubileum op zijn geliefde Sint-Bernadetteparochie in Gent. Maar het kan evengoed vandaag, bij het begin van een nieuw jaar, gelezen en gebeden worden.
De jaren ons gegeven,
tijd van leven, van werk en van spel,
van succes en mislukking, alles wat voorbij is,
de mens, die we geworden zijn,
zegen dat alles, God,
zegen lief en leed.
De mensen die me hebben opgevangen
en aanvaard al die jaren,
de mensen, die me hebben geholpen,
geïnspireerd en gesteund,
zegen hen allen, God.
De kinderen die ik mocht opnemen
in onze gemeenschap,
de gezinnen, die gelukkig zijn,
en zij, die het moeilijk hebben,
de zieken, de eenzamen, de bedroefden,
die ik kon bezoeken en bemoedigen,
allen met wie en voor wie ik het Brood mocht breken,
Je hoop en je wanhoop bij God leggen, het is van alle tijden. Dat wordt op sommige plekken heel concreet.
Je moet er in ons land zelfs geen tijdscapsule voor hebben. Gewoon op bezoek gaan naar één van de mooiste dorpjes van Wallonië volstaat. Er bestaat daar een hele lijst van en het zijn stuk voor stuk goed bewaarde geheimen.
De Franse priester Hadelin was in de zevende eeuw druk bezig in onze streken. Hij was de leraar van de 9-jarige koning Siegbert en stichtte samen met Remaclus de abdij van Stavelot. In 669 had hij genoeg van al die drukte en gaf hij zijn leven een radicale draai. Hoe modern klinkt dat in onze oren!
Hij trok zich terug in een grot in een verlaten vallei.
Een paar vrienden van hem deden dat ook en woonden in ‘cellen’ in zijn buurt. Zo ontstond het dorpje dat tot op vandaag ‘Celles’ heet. Mensen kwamen van overal naar Hadelin toe, met hun hoop en hun wanhoop, hun pijn en hun liefde.
En zoals dat gaat als er iemand luistert met God in zijn hart: er gebeurden wonderen.
Mensen gingen gesterkt en getroost naar huis. Ook na de dood van Sint Hadelin bleven de pelgrims komen. Rond het schrijn met zijn overblijfselen werd een heiligdom gebouwd en later een Benedictijnerklooster. De Noormannen vallen er binnen, roven het leeg en steken het in brand. Maar het wordt weer opgebouwd en er strijken 12 kanunniken neer. Er zijn zoveel pelgrims dat het dorpje er welvarend van wordt. Tot ook dat weer voorbijgaat.
Alleen het kerkje blijft en je kunt er nog steeds zo binnenstappen. In de muur van de crypte zie je de nis, helemaal op maat voor het schrijn van Hadelin. Er staat ook een steen die een Gallische soldaat uit het Romeinse leger schonk als dank. Het wijwatervat, nu even buiten gebruik, is een doopvont uit de dertiende eeuw.
De houten koorbanken waarop de kanunniken zaten, zijn de oudste van België. Heel eenvoudig, aan de zijkant zie ik een uitgesneden haan. Er staat ook een kleine stenen koorlessenaar waarin sierlijke blaadjes zijn uitgekapt.
Het is heel bijzonder om op één plaats zo bewust terug te kunnen gaan naar al die momenten uit de geschiedenis.
De Romeinen, de Noormannen, de middeleeuwse pelgrims, ze lopen hier kriskras door elkaar en lieten hun sporen achter. Wie hier kwam met een eerlijk hart, legde zijn verlangens bij onze God en Vader, voor wie de eeuwen niet meer zijn dan een ademtocht.
Mensen zijn hier gekomen met persoonlijk verdriet, met zorgen om oorlog en ziekte, met wanhoop om verlies van have en goed door branden, misoogsten of gevechten.
Corona kan er ook nog wel bij, denk ik.
We lijken veel meer op de mensen van vroeger dan we denken. Gelukkig laat God ons nooit in de steek.
God is niet angstaanjagend, zoals in het verleden wel eens voorgehouden werd. Hij is heel anders, Hij wil ons ter hulp komen en nabij zijn. Dat horen we vandaag in de twee lezingen.
Hij komt niet in het geweld van storm, donder en bliksem. Integendeel, zijn nabijheid doet deugd als een zachte, verkwikkende bries.
En als Petrus dreigt onder te gaan, omdat Hij vertrouwt op het woord van de Heer, en zijn Heer – over het water – tegemoet gaat, komt Jezus zelf naar hem toe en reikt hem de hand.
Ook wij kunnen soms op het punt staan om onder te gaan: daarom bidden wij dat Hij ook ons voelbaar en tastbaar de hand reikt.
‘HIJ IS MIJN VADER’
Vele jaren geleden las ik een verhaaltje, dat goed aansluit bij het evangelie van vandaag. De auteur ben ik – helaas – vergeten, maar het verhaaltje ging ongeveer zo.
Hoog boven een marktplein had een koorddanser een koord gespannen. Alle mensen stonden aan de grond genageld toen de koorddanser heel rustig wandelde over de koord.
Het einde van het nummer was een sensatie. Er stond daar een pyloon, en er was ook een kruiwagen. De koorddanser riep: ‘Durf ik er overgaan, met de kruiwagen?’
Uit meer dan duizend kelen klonk het antwoord: ‘Ja’.
‘Heb je genoeg vertrouwen in wat ik kan?’ ‘Ja’, klonk het even luid.
‘Wil er dan iemand in de kruiwagen komen zitten?’ Dat was teveel gevraagd. Niemand durfde, niemand had de moed, niemand had genoeg vertrouwen.
En dan was er opeens een stemmetje, heel achteraan en ongezien. Het stemmetje zei: ‘Ik durf het, ik vertrouw je.’
Het was een kindje, en het klom hoog in de pyloon, en dan ging het in de kruiwagen zitten. De koorddanser ging over de koord, met het kindje in de kruiwagen. De mensen klapten in de handen.
Toen het kindje weer beneden was, vroegen de mensen: ‘Heb je geen schrik gehad, ben je niet bang geweest?’
‘Schrik of bang?’ zei het kindje. ‘Waarom? Hij is mijn vader.’
Laat dit zinnetje ons bijblijven: ‘Hij is mijn Vader’. Dan kunnen ook wij aan wat ondoenbaar of onmogelijk lijkt. Dan krijgen wij opnieuw vertrouwen als de moed ons in de schoenen zinkt. Dan kunnen ook wij, om het met de woorden van het evangelie te zeggen: over water wandelen.
Tijdens deze vakantie wordt ’s ochtends op ‘KLARA’ een auteur uit ‘De nieuwe literaire Canon’ besproken. Deze ochtend kwam J. C. Bloem aan de beurt, met twee van mijn geliefde gedichten, die vroeger reeds op deze blog geplaatst werden, maar die een herhaling zeker waard zijn.
DE DAPPERSTRAAT
Natuur is voor tevredenen of legen En dan: wat is natuur nog in dit land? een stukje bos, ter grootte van een krant. Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen. De in kaden vastgeklonken waterkant, De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand Door zolderramen langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht. Het leven houdt zijn wonderen verborgen Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat.
Dit heb ik bij mijzelve overdacht, Verregend, op een miezerige morgen, Domweg gelukkig in de Dapperstraat.
J. C. Bloem
---
AANVAARDING
Toen ik jong was, bestond ik in vormen Van het leven dat komen zou: Een vervoerend de wereld doorstormen, Een lied en een eindlijke vrouw.
Het is bij dromen gebleven; Ik heb, wat een ander ontsteelt Aan het immer weerbarstige leven, Slechts als mogelijkheden verbeeld.
Want ik wist door een keuze verloren Ieder ander verlokkend bestaan. Ik heb dan ook niets verkoren, Maar het leven is voortgegaan.
En het eind, dat ik wilde ontvluchten, Is de aanvang gelijk, die het had: Onder Hollandse regenluchten, In een kleine Hollandse stad.
Ingelijfd bij de bedaarden Wordt het hart, dat geen tegenstand bood. Men begint met het leven te aanvaarden En eindlijk aanvaardt men de dood.
J.C. Bloem
Op de website van ‘KLARA’ kan je, als podcast, een voorstelling van de auteur van elke dag vinden.