Ons Heer Hemelvaart
Hemelvaart verwijst naar boven. Automatisch kijk je dan omhoog. Dat deden de leerlingen van Jezus ook. Zij volgden Hem met hun ogen tot Hij achter het wolkendek verdwenen was. Ze bleven Hem nastaren, verbouwereerd en aan de grond genageld. Maar de vraag: ‘Wat staan jullie toch naar de hemel te kijken?’, zet hen weer met beide voeten op de grond. Steek nu maar zelf de handen uit de mouwen, is de boodschap.
Ziet, Ik ben met U
alle dagen
tot aan de voleinding van de wereld.’
(Matteüs 28,20)
Op die berg in Galilea stonden de leerlingen er allicht wat triestig bij. In veertig dagen verliezen ze Jezus voor de tweede keer. Eerst die vrijdag toen Hij gekruisigd werd, verworpen en uitgeroeid. Alles wat hen zo beroerd had, leek voor goed voorbij. Twee zijn er, die al meteen terugkeren naar hun gewone doen in Emmaüs, weg uit Jeruzalem, waar al dat moois aan diggelen was geslagen. Hun woorden raken ons: ‘En wij die gehoopt hadden …’ Maar weg is die hoop.
Maar het bleek niet echt voorbij. In een vreemde herkennen ze Hem bij het breken van het brood. En Hij blijft zich tonen, aan alle leerlingen die samen zijn, eerst zonder, dan met Thomas; aan Maria Magdalena; aan de vissers bij het meer, die weer hun werk hadden opgenomen. Hij was dus niet echt weg. Bovendien zei Hij nog: ‘waarom zoekt ge de Levende bij de doden?’ En samen met Jezus, die verrezen is, herleeft de hoop.
Nu staan ze daar weer. Op die berg in Galilea. Hij wordt opgenomen en zij kijken naar de lucht, tot een wolk Hem aan hun gezicht onttrekt. Weer verliezen ze Hem. Weer blijft de leegte van de vervlogen hoop. Weer voelen zij zich van God verlaten, en weer blijven ze bang samen. In die nestwarmte voelen zij zich veilig.
En nu was Hij echt voor goed weg. Er bleven alleen een belofte: ‘Ik zal u niet als wezen achterlaten’. ‘Ik zal u een Helper, een Trooster zenden.’
Van Hem kon dat toch geen loze belofte zijn. Hij had getoond dat Hij betrouwbaar was en woord hield. Er bleef alleen dat lichtje in het duister.
En bij dat lichtje komt een zending: ‘Trek de wereld rond, en vertel over Mij aan alle mensen.’ En laat je eerste woord dan telkens zijn: ‘Vrede zij u!’
‘Vrede zij u!’ … op deze zalige hoogdag van Hemelvaart.
Toen is hij opgevaren.
Zijn tijd op aarde was voorbij,
zijn drieëndertig korte jaren.
Nu was hij hoog en vrij.
Ons heeft hij nog gezegend
en uit het treuren op doen staan
en uitgezonden langs de wegen
die hij was afgegaan.
En nu gaat het beginnen:
hij liet aan ons per testament
de wereld om voor hem te winnen,
tot zij de Vader kent.
Wij staan op eigen benen,
en straks wanneer zijn heilig vuur
ons heeft veroverd en doorschenen,
is het ons eigen uur.
Tot hij zal wederkomen
is ons zijn aarde toevertrouwd
om te herscheppen naar zijn dromen:
een stad voor God gebouwd.
Wij zullen met hem varen,
omhoog, zijn nieuwe hemel in,
een eeuwigheid van nieuwe jaren.
Dit is maar het begin.
Michel van der Plas
|