BIJ DE 25ste ZONDAG C
‘PROFETEN’
Maar Abraham zei:
‘Als ze niet naar Mozes en de Profeten luisteren,
zullen ze zich ook niet laten overtuigen
als er iemand uit de dood opstaat.’
(Lucas 16,31)
‘Als ze niet naar de profeten luisteren …’, zo besluit Jezus zijn gekende parabel over de naamloze rijke en de arme Lazarus. Niet alleen toen, ook nu nog zendt God zijn profeten! Misschien is het goed om er eens op te letten dat ze niet ongezien voorbijgaan!
Cesar Maes is zo’n ongekende profeet. Begin 1970 – hij was toen bijna 40, een gevierde prof met veel talent en aanzien – liet hij de wijsheid en de rijkdom van de wereld achter zich en vertrok, als missionaris naar een verloren hoek, ergens in Guatemala, om te levenbij de indiaanse bevolking, hoog in de bergen.
Hij bouwde een kerkje, bezocht oude en zieke mensen op de meest onmogelijke plekken… en overleed in 2005. Hij was toen bijna 75. Zijn belevenissen heeft hij neergeschreven in ‘ADIOS TRISTEZA’, en ik ben nog eens gaan grasduinen.
‘Voorlopig huis ik nog in het primitieve hok. Ik gaf het een moderner uitzicht met een degelijke petroleumlamp, een paar planken voor de potten en de pannen en een reeks nagels voor de kopjes, want ik heb er nu al vijf. Een plastiekzak, waarin ooit een deken stak, is het venster. De WC, die honderd meter verder staat, kan nu eindelijk ook bij regenweer gebruikt worden.’
‘Ik kook zelf mijn potje. Ik ben helemaal geen sukkelaar. Men moet eerst honger hebben om te weten hoe lekker een schotel pakjessoep smaakt. Lekker zijn ook de bananen, de tomaten, de eieren, de aardappelen, al zijn er niet telkens alle ‘oogjes’ uit, en de ruwe lappen vlees. Men moet eerst door vlooien gebeten zijn om te weten hoe weldoend een zalfje kan zijn. Men moet eerst moe zijn om van rust te genieten. De nachten zijn heerlijk, ook zonder lakens, na een bezoek te paard aan een ver bergdorp. Men moet eerst heimwee hebben naar het oneindige en naar de mensen opdat elk woord van omhoog en elke groet van een vriend verrijkende vreugde kan geven.’
‘Dit heb ik nu al beter begrepen: dat er zonder behoeften geen voldoening kan zijn en dat wie sterren wil zien in de nacht moet gaan staan.’
‘Soms heb ik het gevoel dat ik mij vergist heb, dat ik allang hier had moeten zijn, dat ik deugden heb geleerd die hier niet passen. Stiptheid? Wat een gekke uitvinding is een uurwerk, dat ons steeds op de hielen zit en aanspoort om tijd te winnen, zonder te weten waarvoor. Een Indiaan weet beter en heeft tijd genoeg. Beleefdheid? Geef mij maar de warme, vuile hand van een Indiaanse boer en de glimlachende groet van ongewassen kinderen.’
Wij steken van wal met vertrouwen in de toekomst en met de hoop dat het getuigenis van ons geloof luid en oprecht mag klinken.
‘Terzelfdertijd groeide echter de pijnlijke zekerheid dat er een onchristelijke kloof ligt tussen de theologie van de welgevoeden en de theologie van de opzijgeduwden’.
‘Voor de zwijgzame Indianen is de glimlach de taal van hun vriendschap. Ze glimlachen voortdurend.’
‘Het ouder worden doet denken. Over de mooie, kleine dingen hier, die ik in België niet kon zien, omdat daar de huizen te hoog zijn.’
‘Eigenaardig hoe volle magen niet enkel stevige buiken maar ook slappe geesten kweken.’


|