MIJN EIGEN VREDE GEEF IK JULLIE
Jezus zei eens tot zijn leerlingen:
Vrede laat Ik jullie na,
mijn eigen vrede geef Ik jullie,
een andere dan de wereld te bieden heeft.
Je moet je dus niet zo laten verontrusten
en de moed niet verliezen.
Je hebt gehoord wat Ik zei:
niet alleen dat Ik heenga,
maar ook dat Ik bij jullie terugkom.
Als jullie Mij liefhadden,
zou het jullie met vreugde vervullen
dat Ik heenga naar de Vader,
want de Vader is groter dan Ik.
Ik zeg het jullie dus nu al, voordat het zover is,
dan zul je, als het zover is, geloven.
Veel zal Ik jullie niet meer kunnen zeggen,
want de vorst van de wereld is in aantocht.
Niet dat hij macht over Mij heeft,
maar de wereld moet weten dat Ik de Vader liefheb:
wat de Vader Mij heeft opgedragen, voer Ik ook
uit.
(Johannes 14,27-31a)
Zo innig en teder, zo diepmenselijk dit tafereeltje. Misschien
is het ons ook wel eens overkomen, diep ontroerd en tot tranen bewogen.
Want ontroerd en bewogen is de stemming als Jezus zo
spreekt. Samen met zijn beste vrienden is Hij een laatste keer aan tafel. Hij zal
nu van hen heengaan. Zoals zij van Hem hielden, moet dit gewogen hebben. Het
verdriet overweldigt hen. De sfeer is gedrukt. Bij het Laatste Avondmaal is het
alsof de leerlingen samen zijn rond het sterfbed van de meest geliefde.
Zoals ook wij misschien wel eens samen waren rond het
sterfbed van een geliefde, wenend, bedrukt, niet wetend wat te zeggen.
De leerlingen hoeven niets te zeggen nu. Jezus zelf neemt
het woord, troost hen, spreekt hen moed in. Hij, die met lichaam en geest de
komende uren ten dode toe gekwetst en gemarteld zal worden, Hij is diegene, die
bemoedigt.
Ook dat kan ons wel eens gebeurd zijn, dat hij of zij, die
ging sterven, nog bemoedigde en woorden van troost sprak, wanneer de geliefden
geen woorden meer vonden.
Jezus is daartoe in staat omdat een bovenaardse rust in Hem
woont. En die bovenaardse rust wil Hij aan zijn vrienden overdragen: Mijn
eigen vrede geef ik jullie; een andere vrede, dan de wereld te bieden heeft.
Met die wereld leeft Hij niet in vrede, kan Hij niet in
vrede leven. Daar triomfeert een andere heerser, de vorst van deze wereld. En
die is vlakbij nu. Een ogenblik zal hij het halen. Voor het oog van de wereld
gaat Jezus naar Golgotha, het kruis en het graf van voorbij. De ultieme
nederlaag. Voor het oog van de wereld.
Die nederlaag voor het oog van de wereld kan Hem niet deren.
De overwinning van de vorst van de wereld is slechts schijn. Het kwade, de
kwade zal het nu halen, maar zijn triomf zal niet duren. Deze zekerheid vervult
het gemoed van Jezus. En die zekerheid, zijn eigen innerlijke vrede, berust op
zijn verbondenheid met de Vader, zoals Hij even voordien nog gezegd had: Ik en
de Vader zijn één.
Daarom kan Hij, in dit geladen uur van pijn en afscheid,
rust uitstralen, vrede geven. Daarom zal Hij enkele uren later, in volle
overgave, ook kunnen zeggen: Alles is volbracht.
Het kan ook ons gebeurd zijn: de lijdende, de stervende
geliefde, die zulk een rust ademde en uitstraalde, en fluisterend of zonder
woorden zijn vrede overdroeg. Het is een grote genade, als wij zo mochten
afscheid nemen.
Lied van de vrede
Heer, U zegt ons
vrede aan:
vrede die van U moet
komen
en waarvan wij mensen
dromen
elke dag van ons
bestaan.
U die, met de Vader
één,
deelhebt aan het
eeuwig leven,
U kunt ons een vrede
geven
die zal blijven, U
alleen.
Vrede die
kleinmoedigheid
uit de zielen zal
verjagen,
vrede die van
hongervragen
en van zelfbedrog
bevrijdt.
Vrede die in hart en
hoofd
rust en goede moed
zal stichten
en er liefde aan zal
richten, -
Heer, die hebt U ons
beloofd.
Vrede die voorgoed
geneest,
vrede voor de moede
zinnen, -
ja kom zelf ons leven
binnen
met de Vader, met de
Geest.
Schenk ons gaaf en
ongerept
harmonie en toon uw
vrede
als de diepste en
liefste reden
dat U ons geschapen
hebt.
Michel van der Plas

|