'PETRUS, HOU JE VAN
ME?...
WEID DAN, HOED DAN,
DRAAG ZORG ...
Nogmaals was Jezus
verschenen aan zijn leerlingen.
Toen ze gegeten hadden,sprak Hij Simon
Petrus aan:
Simon, zoon van Johannes,
heb je Mij lief, meer dan de anderen hier?
Petrus antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.
Hij zei: Weid mijn lammeren.
NOG EENS vroeg Hij:
Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?
Hij antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.
Jezus zei: Hoed mijn schapen,
en VOOR DE DERDE MAAL vroeg Hij hem:
Simon, zoon van Johannes, hou je van Me?
Petrus werd verdrietig
omdat Hij voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield.
Hij zei: Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U
houd.
Jezus zei: Weid mijn schapen.
Waarachtig, ik verzeker je:
toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde,
maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen,
je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.
Met deze woorden duidde hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God.
Daarna zei Hij:
VOLG MIJ
(Johannes 21,15-19)
In de dagen na Pasen kregen we reeds een tweetal keren het
evangelie van vandaag, onder meer op 18 april van dit jaar, de derde zondag van
Pasen. Daarom volgt hier in grote trekken de homilie van deze zondag.
Toewijding en
ontmoediging. We zien het hier bij Petrus en zijn vrienden. We zien het ook bij
vele mensen, die hun beste krachten wijden aan wat goed en waar en schoon is.
We kunnen soms denken dat alles verkeerd loopt, ondanks zoveel goede wil. Er is
zoveel krampachtigheid, zoveel vermoeidheid, zoveel gebrek aan vreugde.
Na de kruisdood
waren de leerlingen moe en ontmoedigd.
Hun droom was aan diggelen geslagen. Ze hadden hun werk van vroeger weer
opgenomen. En nu hadden ze niets gevangen. De moed zinkt hun in de
schoenen. Plots zegt een vreemde: 'Werp het net weer uit !' De vangst is buiten
alle verwachting. Het was de verrezen Heer zelf, die hun had toegesproken. Hun
werk wordt gezegend, zijzelf worden gezegend en de vermoeidheid is weg als zij
openstaan voor de Heer.
Sommige jaren
kunnen een donkere nacht lijken. We kunnen moe zijn en ontgoocheld. Laten we dan ons hart openen, naar de Heer zelf luisteren, en zo gaan inzien: toch is de Heer
aan het werk, ook al begrijpen wij dat een tijdlang of een lange tijd helemaal
niet! Het kan onze ontmoediging wegnemen, het kan ons genezen.
'BEMIN JE MIJ? vraagt
Jezus. Met Petrus stamelen wij: 'Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U
bemin!' En dan vertrouwt Jezus ons mensen toe, op de weg die we gaan. Ons wordt
gevraagd om zorg te dragen voor de mensen, die ons zijn toevertrouwd.
BEMIN JE MIJ?
Misschien hebben wij zoals Petrus te snel geantwoord, en de vraag niet echt
begrepen. Daarom gaat Jezus verder. Eerst denk je dat je zelf de weg van de
liefde kan bepalen. Maar later zie je dat je in die liefde mensen moet volgen op HUN wegen, op de wegen die zij
gaan. Je omgordt jezelf niet meer maar je wordt door hen omgord. Ouders
kunnen hun eigen dromen hebben over hun kinderen. Zij hebben er alles voor over
om voor hen te zorgen. Ze geven het beste van zichzelf en ze hebben ook het
beste voor met hun kinderen. Maar naarmate zij het zwaartepunt van hun liefde
bij hun kinderen leggen, vullen die kinderen zelf deze liefde in met de zorgen
en de noden, die zij aanbrengen.
Zien wij in ons
leven die BEKERING VAN DE LIEFDE, die overgang van de liefde, zoals ik zou
willen liefhebben, naar de liefde die anderen mij vragen? De bekering van de
weg, die ik graag zou gaan, naar de weg die mij door het leven wordt
aangebracht?
Twee dingen zijn
merkwaardig in dit zo mooie stukje evangelie. Tot driemaal toe vraagt Jezus aan
Petrus: Heb je Mij lief?. Petrus is zelfs bedroefd dat de Heer hem bij
herhaling dezelfde vraag stelt. De betekenis is overduidelijk: de
onvoorwaardelijke, grenzeloze liefde voor de mensen is DE allerbelangrijkste
voorwaarde om aan Petrus de leiding en het gezag over Jezus volgelingen toe te
vertrouwen. Tot op vandaag kan hierin geen verandering bestaan: als die zelfvergeten
liefde ontbreekt, vervalt elke grond om mensen aan iemand toe te vertrouwen
binnen een gemeenschap van gelovigen. Het is een dwingende oproep tot een
permanent gewetensonderzoek bij elkeen, die hoe bescheiden ook enige
verantwoordelijkheid draagt in de Kerk: Hoe zie ik mijn taak? Gaat het mij
vooral om mijn eigen eer en glorie, of word ik door en door gedreven en bewogen
door de liefde tot Jezus en diegenen, die zijn weg willen gaan?
Daarnaast is er
dat raadselachtige zinnetje: toen
je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar
wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je
brengen waar je niet naartoe wilt.
Wie zijn leven tracht uit te bouwen in liefde, zorg en dienstbaarheid voor die
mensen, die hem zijn toevertrouwd, zal tijdens zijn leven wel eens meer
vaststellen dat die weg van overgave en liefde anders verloopt dan men tevoren
gedacht, gehoopt, gedroomd had.
LIEVE HEER JEZUS
Laat de liefde van uw
hart mijn leven vervullen.
Laat me niet vergeten
dat ik besta,
omdat U me gewenst
hebt
en omdat U van me
houdt.
Kom in mijn leven,
vanaf de eerste dag
van mijn bestaan
tot aan vandaag.
Genees mij van elke
wond
in mijn hart en mijn
gevoel,
in mijn geheugen en
mijn fantasie,
in mijn verstand en
in mijn wil.
Bevrijd mij van elke
band
die mij nog als een
soort slaaf
gevangen houdt.
Want door de Heilige
Geest
wil ik vrij en blij
leven
in dienst van U
en in dienst van mijn
broers en zussen.
Jezus,
ik geef me helemaal
aan U,
met mijn lichaam,
ziel en geest.
Dat doe ik ter ere
van de Vader
en door de handen van
Maria, uw moeder.
Dank U, dat U mij
geschapen hebt. Amen.
Gebed uit Afrika

|