EEN GOD VAN LEVENDEN
In die dagen kwamen er Sadduceeën bij Jezus;
dezen houden dat er geen verrijzenis bestaat.
Ze legden Hem daarom de volgende kwestie voor:
Meester, wij zien bij Mozes geschreven staan:
Als iemands broer sterft
en een vrouw achterlaat maar geen kinderen,
dan moet zijn broer die vrouw nemen
om hem een nageslacht te geven.
Nu waren er eens zeven broers.
De eerste nam een vrouw,maar liet bij zijn dood geen kinderen na.
Toen nam de tweede haar,maar ook hij stierf zonder kinderen,
zo ging het ook met de derde; kortom,
geen van de zeven liet kinderen na.
Het laatste van allen stierf ook de vrouw.
Bij de verrijzenis, wanneer zij opstaan,
van wie van hen zal zij dan de vrouw zijn?
Alle zeven toch hebben haar tot vrouw gehad.
Jezus antwoordde:Zijt gij niet op een
dwaalspoor,
juist omdat gij nóch de Schrift, nóch Gods macht kent?
Wanneer de mensen uit de doden opstaan,
huwen zij niet en zij worden niet ten huwelijk gegeven,
maar zijn ze als engelen in de hemel.
En wat de doden betreft,hebt ge in het boek van Mozes niet gelezen,
waar het gaat over de braamstruik,hoe God tot hem zei:
Ik ben de God van Abraham,
de God van Isaäk en de God van Jakob?
Hij is geen God van doden maar van levenden.
Ge verkeert in grote dwaling.
(Marcus 12,18-27)
Tegenover dit vreemde verhaal, dat eigenlijk handelt over de
verrijzenis van de doden, zou ik willen verwijzen naar het doopritueel.
Doorgaans wordt bij een doopsel een stukje uit het evangelie gelezen, waarin
Jezus zegt: Word als kinderen. De betekenis van deze tekst kan ons helpen om
de woorden van vandaag beter te verstaan.
Als klein kindje kan je niet veel zelf doen, je bent geheel
afhankelijk: je moet eten krijgen, papa en mama moeten je kleertjes helpen
aandoen, er is eigenlijk niets dat je zelf kan
: maar je weet vanzelf dat je op
andere mensen mag rekenen. Je weet vanzelf dat je op andere mensen mag
vertrouwen.
Jezus steekt een vermanende vinger omhoog, om grote mensen
op een fout te wijzen; dat ze gemakkelijk denken, dat ze alles kunnen. Dat is
hoogmoed, overmoed. Daarom zegt Hij: Word als kinderen! Hij bedoelt daarmee
niet dat ze opnieuw luiers moeten aandoen, of de papfles krijgen. Hij bedoelt
iets heel anders: Kijk, grote mensen: zoals kinderen heel veel niet zelf
kunnen doen, zo is het ook met jullie: je mag dan nog zoveel kunnen, er blijven
altijd dingen, waar je niets aan kan veranderen. Doodgaan is zo iets. Daar
kunnen we niets aan veranderen. En net zoals de kinderen, moet je dan weten,
dat je op Iemand kan rekenen, en die Iemand is God. Die heeft je tot leven
geroepen en die zal je ook nadien niet in de steek laten.
Doodgaan is een vorm van verdriet, misschien wel de ergste.
En verdriet wordt genezen, als er iemand meeleeft. Zo is het ook met sterven:
we mogen geloven dat God met ons meeleeft. Daarom zal Hij ons ook niet in de
steek laten, als we dat grootste verdriet meemaken. Hij zal ons opnemen bij Hem
in de hemel.
Hoe die hemel er uitziet, moeten we niet proberen te denken.
Vroeger zei men aan de kinderen: daar eten ze rijstpap met gouden lepeltjes.
Daar is natuurlijk niets van aan. Het is alleen maar een manier van spreken, om
te zeggen dat we daar voorgoed en volop in vreugde en geluk zullen leven.
Mogen wij dat geloven? Jezus heeft daar veel over verteld in
vele beelden heeft Hij daarover gesproken, en wellicht is Hij het meest
geloofwaardig, omdat Hij één en al Liefde is, in woord en daad. Daarom mogen we
Hem geloven op zijn woord, ook als we dat niet helemaal kunnen begrijpen.
Het lied van het
eeuwig leven
Ik geloof in een God
van verrijzenis,
ik geloof in een God
van vergeven,
en dat mijn geluk ook
het zijne is.
Ik geloof in het
eeuwig leven.
Waar Abraham, Isaäk
en Jakob zijn,
bij God, in zijn
glorie verheven.
Ik geloof in het
erven van zijn domein,
ik geloof in het
eeuwig leven.
En dat Hij mij vurig
verlangt in zijn land
en dat hij mijn naam
heeft geschreven
voor nu en altijd, in
de palm van zijn hand.
Ik geloof in het
eeuwig leven.
Ik geloof in een rijk
dat voor mij bestaat
en dat het de dood
zal beschamen.
Ik geloof in een
liefde die nooit vergaat
en het eeuwige leven
amen.
Michel van der Plas


|