Alarm blazen.

Anderen voor gevaar waarschuwen.

Hij stak van wal.

Hij begon zijn verhaal te houden.

Hij hangt aan de latten.

Hij kan zijn schulden niet betalen.

Hij schiet onder iemands duiven.

Hij pakt zijn meisje af.

Hij is nog aan het a-b-c.

Hij heeft nog niet veel geleerd.

Jan Rap en zijn maten.

Slecht volk.

Hij is zo koud als een kommetje van steen.

Hij toont geen medeleven.

Hij is een tamme Filistijn.

Hij reageert niet meer zo heftig als vroeger.

Iemand te hulp komen.

Iemand helpen.

Dat vlas is niet te spinnen.

Daar heb je niets aan.

Die zijn lichaam bewaart bewaart geen rotte appel.

Je moet altijd op je gezondheid blijven letten.

Zo hoog als de toren van Babel.

Heel hoog Zo kom je er niet in al was je de burgemeester van

Iemand liefhebben als de appel zijner ogen.

Iemand liefhebben als het dierbaarste wat hij bezit.

In de contramine zijn.

Tegenwerken.

De verrader slaapt niet.

Ongezien kan geschieden.

Je weet nooit wat er kan gebeuren.

Padden broeden geen zangvogels uit.

Je kunt van kwade mensen geen goede daden verwachten.

Met hem is geen goed garen te spinnen.

Hij is dwars in de omgang.

Elk heeft genoeg in eigen tuin te wieden.

Je moet niet vallen over de gebreken van een ander want je bent zelf ook niet zonder

Klein is de rouwe valt de oude koe dood.

Als oude mensen sterven is het verdriet minder.

Toen David oud werd maakte hij psalmen.

Iemand die nu een onverantwoord leven leidt wordt later vaak heel vroom.

Iemand stenen voor brood geven.

Geen medelijden tonen met iemand die in erge nood verkeert.

Dat kan in zijn ogen geen genade vinden.

Dat kan hij niet goed vinden.

Iemand het mes op de keel zetten.

Iemand dwingen tot iets dat hij niet wil.

De stoute schoenen aantrekken.

Uiteindelijk de vraag stellen die je niet durfde te stellen.

Iemand te pronk stellen.

Iemand in het openbaar op zijn fouten wijzen.

Het is een rare [vreemde] snoeshaan.

Het is een vreemd persoon.

Iemand op de hoogte brengen.

Iemand informeren.

Zijn haan moet altijd koning kraaien.

Hij wil altijd zijn zin doordrijven.

Hij is zo vlug als een spin op een presenning.

Hij is erg traag met alles.

Hij laat Gods water over Gods akker lopen.

Hij maakt zich nergens zorgen om; hij doet niets.

Een man een man een woord een woord.

Een eerlijk man houdt zich aan zijn beloftes.

Daar gaat veel zeggens in een zak eer hij vol is.

Je moet niet alles zomaar geloven wat je hebt vernomen via roddels.

Waar uw schat is daar is uw hart.

Aan wat je het belangrijkste vindt denk je het meest.

Pietluttig doen.

Moeilijk doen over de kleinste onbelangrijkste zaken.

Er bleef geen oud wijf achter het spinnewiel.

Iedereen kwam kijken.

Het geen men heden ort is morgen goed voeder.

Wat nu niet goed genoeg is is straks als je het arm hebt wel goed genoeg.

Hij heeft de dampen in.

Hij heeft een slecht humeur.

Een leasebak.

Een (grote) lease-auto.

Hij eet een bord wasem zonder mes.

Hij eet alleen maar om zijn honger te stillen maar vindt het eten niet lekker

Een hoge troef uitspelen.

Een groot risico nemen.

Iemand overtroeven.

Beter zijn dan iemand anders.

Paarden die de haver verdienen krijgen hem niet.

Vaak worden mensen die het verdienen niet beloond.

Het is te laat geroerd als de pap aangebrand is.

Er wordt vaak pas aktie ondernomen nadat er iets fout is gegaan.

Zelf is het beste [een edel] kruid.

Je moet je zaken zelf behartigen.

Op een stille zee kan iedereen stierman zijn.

Pas in moeilijke standen weet je wie er echt een goede leider is.

Die hem aan het roer houdt zal varen.

Als je je niet van je doel laat afleiden dan zul je dit ook bereiken.

Iemand dwarsbomen.

Iemands plannen doorkruisen.

Hij is fijn op de graat.

Hij is diepgelovig.

Dat is blijk en bloot.

Dat is duideliijk.

Een stille tocht.

Een tocht waarbij de dood van iemand wordt herdacht.

Dat is een duitendief.

Dat is een vrek.

Wij luisteren niet naar roddels.

Wij struikelen allen in vele.

Hij heeft twee linkerhanden.

Hij is erg onhandig.

Ze trekken de lijn.

Ze doen niet veel.

Over de kop gaan.

Failliet gaan.

Hij eet met vuile lepels.

Het zal slecht met hem aflopen.

Lief en leed delen.

Alles met elkaar delen

De bui over laten drijven.

Wachten tot het slechte humeur is verdwenen.

Ik bijt mij liever de vingers.

Ik doe dat beslist niet.

Een boer steekt altijd een arm of een been uit.

Hij is in zijn hof.

Hij is tevreden.

Die een kuil graaft voor een ander valt er zelf in.

Je wordt zelf het slachtoffer van de narigheid die je een ander wilt berokkenen

Iemand door de mosterd halen.

Iemand hevige verwijten maken.

Hij is nog met Noach in de ark geweest.

Hij is erg ouderwets.