Gebruik baard, pruik en snor nooit om uw gezicht te verbergen!
Hoofdpunten blog wandelen
sinterklaas
01-09-2008
Een verhaal over hoe Sinterklaas de cadeautjes rondbrengt
Het kleinste stukje speelgoed (4)
"Probeer Sinterklaas toch wakker te maken" riep het tegen het andere speelgoed. Maar het speelgoed sliep ook. "Lief vuur, help jij me dan," zei het tegen de vrolijke vlammetjes in de haard. Het vuur knetterde zo hard als het kon en de vlammen loeiden en sisten, maar Sinterklaas sliep door.... "Lieve klok, kun jij Sinterklaas niet wakker krijgen?" vroeg het fluitje. De klok tikte zo hard hij kon, maar Sinterklaas sliep door....."Mijn hemel, wat moet ik doen," zuchtte het fluitje. "Sinterklaas blijft vast de hele nacht slapen en dan krijgen de kinderen geen speelgoed meer!"
En toen blies net meneer de wind jolig in de schoorsteen. "Hoeioei, hoeioei, wat is er toch met jou?" "O, meneer de wind," zei het fluitje, "kunt u me alstublieft helpen? Sinterklaas slaapt en de nacht is al bijna om." "Hoeoei," riep de wind weer, "wat kan ik voor je doen?" "Door me heen blazen," riep het fluitje, "als je dat doet , maak ik geluid en dan kan ik Sinterklaas wakker maken."
Dus blies meneer de wind door het fluitje. Eerst floot het heel zachtjes en dat was net of er belletjes tinkelden. Sinterklaas droomde dat er elfjes lachten. Er kwam een glimlach op zijn gezicht, maar hij werd niet wakker. Toen blies de wind iets harder en het fluitje maakte hoge, vrolijke muziek. Sinterklaas droomde nu dat er jongens en meisjes Sinterklaasliedjes zongen, hij bewoog zich een beetje. Toen blies de wind flink hard en het fluitje maakte een geluid of het buiten stormde.Ik moet eens gaan kijken of mijn schimmel het warm genoeg heeft, dacht Sinterklaas in zijn slaap..... (wordt vervolgd) uit: volksverhalen Almanak
"Ik geloof dat ik nog een fluitje heb dat daar precies in past," zei Sinterklaas en hij pakte het kleine fluitje, dat hij zelf had gemaakt, uit de zak en legde het in Bobbie's schoen. "Je mag dan het allerkleinste stukje speelgoed zijn, maar je gaat er nog net bij," zei hij vrolijk. "He , wat is dat?" Op het tafeltje vlak voor de haard stond een schaal koekjes en een grote thermosfles vol warme chocolademelk. "Lieve Sinterklaas," had Bobbie op een stuk papier geschreven, "dit is voor u. Ik hoop dat je het lekker vindt."
"M-m-m!" zei Sinterklaas, terwijl hij van een koekje proefde. "Wat heerlijk en wat een lekkere chocola! Ik ga er even bij zitten, dan rust ik meteen wat uit."
En Sinterklaas zakte in een diepe, zachte stoel en strekte zijn benen uit naar het haardvuur. Terwijl hij van de koekjes at, vielen zijn ogen zo af en toe dicht, hij knikkebolde en viel in een diepe slaap. Hij merkte dan ook niet, dat het kleine fluitje over de rand van Bobbie's schoen keek, en hem in de gaten hield. Het leek het fluitje of Sinterklaas heel lang sliep. De oude klok in de hoek van de kamer tikte rustig door. Sinterklaas sliep, terwijl in het hele land jongens en meisjes op hun cadeautjes wachtten! De schimmel op het dak hinnikte en de belletjes van zijn tuig rinkelden, maar Sinterklaas bleef slapen. Op het laatst kon het fluitje zich niet langer inhouden. (wordt vervolgd) uit: Volksverhalen Almanak
Een verhaal over hoe Sinterklaas de cadeautjes rondbrengt
Het kleinste stukje speelgoed (2)
Alle knechten kwamen om hem heenstaan; ook Pedro, die vlug het zaagsel van zijn kleren sloeg. Al hebben Zwarte Pieten nog zulke handige, vlugge vingers, niemand kan toch zulke mooie en moeilijke dingen maken als Sinterklaas zelf. Ze keken met grote ogen toe, terwijl hij het hout tussen zijn handen ronddraaide en er een prachtig fluitje van maakte, dat hij versierde door er bloemen en vogeltjes in te snijden.
"Luister," zei hij, en toen hij erop blies was het net of er elfjes zongen. Sinterklaas deed het fluitje in een grote, lege zak en zei tegen zijn knechten: "Als je dus heel kleine stukjes hebt, maak er dan fluitjes van." Na die dag sneden de knechten heel veel fluitjes, maar niemand kon zo'n klein fluitje maken als dat van Sinterklaas.
Op Sinterklaasavond werd het fluitje met al het andere speelgoed in de zak gedaan, maar het was zo klein, dat het steeds tussen Sinterklaas zijn vingers door glipte als hij in de zak naar een cadeautje zocht. Sinterklaas had al veel huizen bezocht en veel schoenen gevuld, maar het fluitje was nog steeds niet weggegeven. De zak was al half leeg en de Sint begon langzaamaan moe te worden, toen hij bij het huis kwam waar Bobbie Blom woonde. Hij stopte Bobbie's schoen helemaal tot voorin vol, zodat er nog net genoeg plaats overbleef voor een héél klein cadeautje. (wordt vervolgd) uit: Volksverhalen Almanak
Een verhaal over hoe Sinterklaas de cadeautjes rondbrengt
Het kleinste stukje speelgoed (1)
Sinterklaas wil altijd erg graag dat zijn knechten genoeg speelgoed maken om ieder kind een heerlijk Sinterklaasfeest te bezorgen. Daarom ging hij op een morgen, een paar weken voor 5 december, alle werkplaatsen langs en zei tegen zijn knechten: "Denk eraan, dat je al het hout goed gebruikt om er iets van te maken. Van een heel klein stukje kun je soms nog iets leuks maken."
"Maar wat kunnen we dan van die kleine stukjes maken?" vroeg de Timmerpiet, terwijl hij op een hoop afval wees. Sinterklaas bekeek het en zei: "Je kunt er mooie blokken van maken en die verven en met het zaagsel kun je poppen en beesten opvullen. "Maar kijk nu eens naar dit piepkleine stukje," zei een andere Zwarte Piet, "daar kun je toch echt niets mee beginnen."
En hij liet Sinterklaas een stukje hout zien dat niet groter was dan de helft van zijn pink. Alle knechten schoten in een lach, maar de Sint bekeek het aandachtig, één wenkbrauw ging omhoog, de andere omlaag - dat deed hij altijd als hij heel diep nadacht. "Je zou er een fluitje van kunnen maken," zei hij eindelijk. "Een fluitje!" zei de Timmerpiet. "Een fluitje!" lachte Pedro en hij lachte zo hard dat hij een buiteling maakte , recht in een hoop zaagsel. "Wie kan er nu van dit kleine stukje hout een fluitje maken?" Sinterklaas glimlachte en pakte een scherp, klein mes van de werkbank. "Dat zal ik je eens laten zien," zei hij. wordt vervolgd) uit: Volksverhalen Almanak
Met de Sint in Brugge (slot) 17de Vlaamse Nicolaasroute
Het goot nog steeds, maar iets minder en we verzamelden aan Sint-Salvatorskathedraal. Ook hier bevond het voornaamste Nicolaasitem zich in de reserve: een cappa of koorkap uit de 17de eeuw. Ze is van rood fluweel en goud borduursel en toont in een medaillon de heilige Nicolaas, met de kromstaf in de linkerhand en op de achtergrond een huis met geopend venster. Het verhaal van de drie meisjes. Merkwaardig is hier dat Nicolaas in volle bisschopsornaat is afgebeeld. Dit verhaal wordt gesitueerd voor zijn bisschopsverkiezing en bij de afbeeldingen ervan is hij meestal in burgerkledij. De heer Benoit Kervyn, collectiebeheerder van de Sint-Salvatorskathedraal, was zo vriendelijk ze voor ons uit de reserve te halen. Waarvoor nogmaals onze dank. We mochten ze bewonderen in de sacristie van de kathedraal. B. Kervyn wees ons bij de verkenning van de route op een schilderij in deze kerk dat ons en onze bronnen onbekend was: op het linkerluik van een drieluik van een onbekende Vlaamse meester, gedateerd 1636 zagen wij de H. Niklaas met de drie knapen in de pekelton. Daar was de zon. Onze smeekbeden waren eindelijk tot de Sint doorgedrongen en hij lachte fijntjes. Hij had er deugd van......Zo kennen we hem! Nog een lekkere "Brugse Trippel" op de Markt, deed ons wind en regen snel vergeten. En de Heilige Nicolaas? Hij zag dat het goed was geweest.... uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap Luc Vermeulen
Met de Sint in Brugge (3) 17de Vlaamse Nicolaasroute
Ondertussen regende het echt. Tweede reeks smeekbeden aan San Nicola. Regenschermen dus open voor een oversteek naar het Gruuthusmuseum. De verzameling van dit museum omvat normaal 2500 kunstvoorwerpen in 23 zalen waaronder 6 nicolaïana. Op dit ogenblik is slechts een deel van de collectie te zien, omwille van restauratiewerken aan de gebouwen. De directie was echter zo bereidwillig om 4 van de 6 "nicolaïäna" uit hun collectie speciaal voor deze dag voor ons uit de reserve te halen. Een eikenhouten Nicolaasbeeld uit de 15de eeuw, een zilveren collecteschaal uit de 18de eeuw, een zilveren ambachtsschild van het ambacht van de stoeldraaiers en kistenmakers uit 1782 en een eedkruis van het ambacht van de"Cuickestiekers" in zilver en bergkristal uit de 17de eeuw. Telkens de Sint en de drie knapen in het pekelvat. Toen, ondanks al onze smeekbeden aan onze Heilige Vriend, goot het! Naar verluidt heeft hij last van hardhorigheid als hij incognito is.... (wordtvervolgd) uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap. Luc Vermeulen
Met de Sint in Brugge (2) 17de Vlaamse Nicolaasroute
Sint-Niklaasstraatje uit, hoekje rechtsom de Steenstraat in: op nummer 7 op de bakstenen trapgevel uit de 17de, 18de eeuw: een medaillon met een afbeelding van de heilige bisschop uit Myra en de drie knapen in het pekelvat. Onze tweede! Het begon te druilen. Je kon er al echt nat van worden. Eerste smeekbeden aan onze beschermheilige...... Gelukkig waren we nu zo aan de Onze-Lieve -Vrouwekerk met haar rijkelijk interieur. Met enig zoeken vind je hier een 16de eeuws triptiek van Antoon Claeissens, De opdrachtgever Niklaas vanThienen en zijn zoon bekleden hier een ereplaats. Achter hen de Heilige Nicolaas en drie kinderhoofden boven de tobbe. Op de achtergrond een sprookjesachtig landschap. (wordt vervolgd) uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap. Luc Vermeulen
Met de Sint in Brugge (1) 17de Vlaamse Nicolaasroute
Brugge kom je het best binnen via het niet te missen Minnewater om dan over het Walplein het uiterst smalle, leuke Stoofstraatje te nemen. Is de Sint ook niet de patroonheilige van bepaalde meisjes die vroeger in de "stoven" werkten? Van de Stoofstraat ging het naar de Oude Burg voor de eerste "sintontmoeting" van de dag de Sint-Niklaasstraat. Zij bevindt zich in het oudste bewoonde gedeelte van Brugge en ooit liep hier de Romeinse weg naar Aardenburg. Oorspronkelijk heette zij Mosterdstraat. Op de hoek met de Oude Burg: Sint-Niklaas met de kuip en de drie kinderen in een nis. Onze eerste! Op de huidige nummers 14, 16, en 18 stond vanaf 1394 het Sint-Niklaasgodshuis, niet allen godshuis maar ook hospitaal, omme daer in te wuenne aerme ende verweecte liden van aelmoesenen totte zesse of meer. Meteen kreeg de straat haar huidige naam. Op het nummer 18 is er nu een nieuw hospitum : "Bed and Breakfast Sint-Niklaas", maar of het nog voor "aerme ende verweecte liden van aelmoesenen totte zesse of meer" is? (wordt vervolgd) uit:Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap Luc vermeulen
En toen gaf hij z'n knecht opdracht om de mooiste en grootste trein, die ze bij zich hadden, naast het kabouterlaarsje neer te zetten. Tevreden reed de Sint weer verder. De knechten volgden hem. Nauwelijks was de Sint uit het gezicht verdwenen, of Toets liet zich uit de boom zakken. Hij had alles gehoord en gezien. Ook van dat rode en groene knopje. Wat was Toets blij. Hij kon wel huilen en lachen tegelijk. Eerst liep hij een paar maal om de trein heen. Maar toen stapte hij in de locomotief en drukte op het rode knopje. tToe-oe-oetttttt!" gilde de locomotief. De trein begon te rijden. Maar ineens dacht Toets aan zijn laars. Die stond nog op het marktplein. Vlug drukte hij op het groene knopje. Een tel later stond de trein stil. Toets sprong eruit, ging de laars ophalen en even later zat hij alweer in de trein. "Toe-oe-oetttttt!" gilde de locomotief weer. Toen stuurde Toets zijn trein naar het bos.Hij voelde zich als een koning zo rijk. En ik weet haast zeker, dat hij volgend jaar weer zijn schoen zet op het marktplein van de stad. uit: "Alles in de wind" door Nelly Kunst
Hij zat er nog maar enkele tellen, of er klonk duidelijk geklak van paardevoeten. "Dat zal de Sint op zijn schimmel zijn," dacht Toets. En jawel hoor, even later zag hij het paard met de Sint erop. Voor en achter het paard liepen de knechten. Ze droegen in hun armen stapels cadeautjes. Eén van de knechten liep vlak langs het laarsje van Toets. Het was natuurlijk wel een erg klein laarsje. Maar toch zag Piet het. "Kijk nu eens, Sint!" riep Piet. "Welk klein jongetje zal dit laarsje hier gezet hebben? Dat is vast een jongetje geweest dat geen huis heeft. Anders had hij het toch bij de schoorsteen gezet?" De Sint bekeek het schoentje. Dat zag en hoorde Toets allemaal vanuit de boom. "Dit laarsje is van een kabouterjongen," sprak de Sint. "We moeten hem ook een verrassing geven. Wat zullen we erin doen? Wat denk je Piet?" Piet stond na te denken. "Een trein," zei hij toen. "Een trein die vanzelf rijdt. Weet u wel, Sint, we hebben er ook zo een. Als je op het rode knopje drukt, gaat hij rijden. Druk je op het groene, dan stopt hij." De sint knikte, maar dacht toch nog even na. "Denk je dat dat een geschikt cadeautje is, Piet?" vroeg hij toen. "Natuurlijk, Sint," zei Piet. "Moet u luisteren. De kabouterjongen, die dit laarsje gezet heeft, is heel slim. Anders was hij nooit uit het bos naar de stad gekomen. Hij heeft gedacht: ik wil ook wel eens iets van die mensen-Sinterklaas hebben. Als hij dus zo slim is als ik denk, dan rijdt hij in deze speelgoedtrein, die u hem geeft, terug naar het bos. "Dat kaboutertje is slim, maar jij ook, Pieterbaas," lachte de Sint. (wordt vervolgd) uit: "Alles in de wind" door Nelly Kunst
Zijn vader en moeder hoorden hem niet. Die sliepen rustig door, ook toen hij de voordeur achter zich dichttrok. 't Was buiten kouder dan hij dacht. Toets had een dikke jekker aan. Daar kon de kou niet doorkomen. Zijn neus en oren tintelden wel van de felle vrieskou. Maar daar wist Toets raad op. Hij trok zijn vuurrode puntmuts tot diep over z'n oren en zette de kraag van zijn jekker hoog op. Dat hielp! Hij stapte flink door. Dat hielp nog beter. Daar kreeg hij het zelfs warm van. Toen Toets buiten het bos kwam, zag hij dat het daar veel lichter was. De maan scheen helder over de velden en de sterren stonden als diamanten te twinkelen aan een donkerblauwe hemel."'t Is echt een fijne nacht voor Sinterklaas," dacht Toets onder het lopen. "Wat jammer toch, dat er bij ons, kabouters, niet zo'n goede Sint is..." Van het bos naar de stad was het nog een heel eind lopen voor zo'n klein kabouterjoch. Maar toen de torenklok 1 uur sloeg stond hij op het grote marktplein. Hij trok één van zijn laarsjes uit en zette die zomaar ergens op de straatstenen. Uit de zak van zijn jekker haalde hij enkele wortelen. Die legde hij in zijn schoen. "Waar zal ik me nu verstoppen?" dacht hij, terwijl hij rondkeek. Wat verderop stond een boom. Daar klom hij in en wachtte. (wordt vervolgd) uit: "Alles in de wind" door Nelly Kunst
Het was nacht. Iedereen in de stad sliep. De kinderen én de grote mensen. Ook in het grote, donkere bos, dat vlak in de buurt van de stad lag, sliep iedereen. De feeën, de heksen, de dieren en alle kabouters. Nee, niet àlle kabouters, want Toets was wakker. Hij kon niet slapen, want hij wilde iets gaan doen. Het was de nacht van vier op vijf december, dus Sinterklaasnacht voor de mensen. Ieder mensenkind zette dan zijn schoen. En 's nachts deed Sinterklaas daar een cadeau in. Met nog veel lekkers erbij. Kijk, dat wilde Toets nu ook gaan doen. Ieder jaar was hij dat van plan geweest, maar telkens durfde hij niet. Maar deze nacht durfde hij het wél. "Ik loop naar de stad," dacht hij, "en dan zet ik mijn schoen midden op het marktplein. Daar zal de Sint heus wel voorbij komen. En dan doet hij vast wel een verrassing in m'n schoen. Want ik heb gehoord en in de mensenboeken gelezen, dat de Sint een heel lieve oude heer is." Stil als een muis sloop hij de zoldertrap in het kabouterhuis af. (wordt vervolgd) uit: "Alles in de wind" door Nelly Kunst
Een (oud) Sint Niklaaslied (slot) Lod. Mercelis Alf. Moortgat
"Ga, haal mij." Doch de slachter Verschrikt de deur uitschoot. Geslagen als van den bliksem, En viel te buiten dood. En in den diepen kelder Bij 't akelig pekelvat, Daar stond de groote heilige, Hij knielde neer en bad. "Staat op, geliefde kleinen! zegt, sliep gij goed van nacht? "k Heb uit den rijken hemel Wat lekkers meegebracht."
En de eerste vreef zijn oogskens: "Wat heb ik goe gerust!" De tweede geeuwde en lachte: "Wie heeft mij wakker gekust?" De derde schreide een traantje, Een traan van kristallijn: "Daar droomde ik, weer bij moeder, in 't Paradijs te zijn!" O sprookjes lief van moeder Gij perels in het stof, Die 'k, arme reiziger, op zoek Op weg naar 's Hemels hof! uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
Een (oud) Sint-Niklaaslied (2) Lod. Mercelis Alf. Moortgat
't Was zeven jaar geleden, En langs dezelfde baan, Gezeten op zijnen ezel, Kwam Sint Niklaas gegaan. -"Zeg, slachter, mag ik binnen En slapen deze nacht? 'k Heb voor uw lieve kleinen Wat lekkers meegebracht." -"Wel zeker, groote heilige, 'k Heb malsch een bed en zacht, Waarop gij goed zult slapen En dromen deze nacht."
En Sint Niklaas kwam binnen: "Mijn vriend de slachter, zeg, 'k zou nog wat willen eten, Eer ik mij ter ruste leg." -"'k Heb ossenhart en schenkel Wat kiest gij, heilige man?" -"Ge weet, dat Sint Niklaas niet Heel goed meer bijten kan! Doch, diep in uwen kelder, Ligt in het pekelnat, Een vleesch, versterkend voedsel, Sinds zeven jaar in't vat. (wordt vervolgd) uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
Een (oud) Sint Niklaaslied (1) Lod. Mercelis Alf. Moortgat
Er gingen eens drie kinderen, drie broerkens langs de baan. De nacht begon te vallen: Ze wisten niet waar gaan. Daar stond het huis des slachters: "Zeg; slachterken 't wordt zo laat. Ge moest ons binnen laten we zijn zo bang op straat" "Wel zeker lieve kleinen. Ik heb een beddeken zacht. Waarin gij goed zult slapen. En dromen deze nacht."
't Was middernacht en donker Daar kwam de slachter wreed, Die d' arme slapende broerkens Als vee aan stukken sneed. Hij hield hun bloedige lijkjes, Gesloten in een vat, Zeer diep in zijne kelder, Te week in pekelnat. Doch bij hun kille lijkjes, Daar hield een engel de wacht, Die wakker hen moest kussen, Na lengen doodennacht. (wordt vervolgd) uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
Op 5 december 1989 veranderde de kerktoren van Zaniglas in een reuze Nicolaas. Op deze wijze wilden de 3000 dorpsbewoners hun heilige eren onder de slogan: "De grootste Nicolaas ter wereld in het diepste dal van Zwitserland." De legende van St. Niklaus vertelt hoe de H. Nicolaas schuts- en kerkpatroon werd: "Twee kleine duivels wilden de berg Dorftusso op de kerk laten vallen. Om hierin te lukken begon de ene aan de voet van de berg te graven terwijl de andere de berg wou omduwen. De heilige Nicolaas stelde zich echter voor de Dorftusso op en richtte zijn beschermende hand naar de berg. De steenmassa's konden door zijn kracht het dorp en de kerk niet bereiken. Het ganse dorp bleef van het grote onheil gespaard en Sint-Nicolaas werd de schutspatroon van Sankt Niklaus." De uit 1650 stammende 37 m hoge kerktoren werd ingepakt tot een echte Nicolaas. De klokkentoren was het model voor zijn hoofd en het torendak gaf de vorm aan de mijter. De toren werd omgord door de tabbard. Een enorme staf maakte de Sint compleet. Het was dan ook niet te verwonderen dat vele hulpsinten op 5 december naar ST. Niklaus afreisden en daar de reuzensint zelf hoorden verkondigen dat hij de grootste ter wereld was. De recordpoging was ontegensprekelijk geslaagd. uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (slot)
Een Sinterklaaspak en een Zwarte-Pietpak. 'We hebben het voor u gehuurd,' zeiden de kinderen. 'Met geld uit onze spaarpot. De pakken moeten wel terug, maar u mag ze een paar dagen houden.' Sinterklaas kreeg tranen in zijn ogen, zo blij was hij. En Piet danste van geluk. Achter de stenen leeuw van het monument verkleedden zij zich. En toen ze weer tevoorschijn kwamen, barstten alle kinderen in luid gejuich uit en zongen: 'Zie de maan schijnt door de bomen.' Dit was weer de goede Sint, zoals hij elk jaar in Nederland kwam. Dit was weer de vrolijke Zwarte Piet.
Nu zagen de grote mensen eindelijk ook, dat ze het heus waren. Niemand twijfelde meer. Al roken Sint en Piet nog steeds een beetje vissig...het hinderde niet meer.
Hij werd plechtig ontvangen, de Sint. Hij werd door iedereen toegejuicht, ook door de grote mensen en hij ging rond met Zwarte Piet, langs alle huizen, net of er niets gebeurd was. En cadeautjes om uit te delen had hij ook! Jazeker, al die pakjes die hij van de kinderen had gekregen, kon hij nu uitdelen. Ieder kind kreeg een cadeautje. En geen enkel kind kreeg zijn eigen speelgoed terug, daar zorgde Pieter wel voor. Zo gingen ze door heel het land. Sinterklaas ging per vliegtuig terug en hij mocht gratis per KLM omdat hij een Zeer Belangrijk Persoon was.
En toen hij terug was in Spanje, zond hij het Sinterklaaspak en het Zwarte-Pietpak aangetekend terug. Met een briefje erbij: Dit was de heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar. Dank U! Annie M.G.Schmidt
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (6)
De vaders en moeders zeiden knorrig: 'Kom toch mee, Rietje, toe dan toch Jantje, dat is Sinterklaas niet, dat kun je toch wel zien. Dat is een man die naar vis ruikt.' Maar de kinderen rukten zich los en gingen toch. Sinterklaas gaf alle kinderen een hand en luisterde naar de liedjes. 'Waar is uw staf, Sinterklaas? En waar is uw meiter? Waar is de zak met cadeautjes?' vroegen de kinderen. Sinterklaas vertelde van de schipbreuk. 'Wat verschrikkelijk!' riepen de kinderen. 'Arme Sinterklaas. Arme Zwarte Piet. De stoomboot is vergaan en nu zijn ze hier zonder hun kleren en zonder eten.'
Een paar grote kinderen zeiden tegen elkaar: 'Weet je wat. Sinterklaas heeft ons zoveel keren cadeautjes gegeven, laten we het nu eens omdraaien. Wij geven hém wat.' Ze renden naar huis en kwamen terug met een heleboel pakjes. Er zaten boterhammen in en worstjes en appels en frieten en flesjes melk. De een na de ander gingen de kinderen thuis iets halen. Behalve eten brachten ze echte cadeautjes mee. Ze gaven hun mooiste speelgoed, hun treinen en kraanwagens en speelgoedbeesten. Hun poppen en winkeltjes en keukentjes. De grote mensen stonden in de verte te kijken en schudden hun hoofd. 'Wat een gekke boel,' riepen ze. 'Zo'n gewone man die naar vis ruikt...'
Er kwamen nog twee kinderen aan met een heel, heel groot pak. 'Wat zou daarin zitten?' vroeg Sinterklaas nieuwsgierig. Hij genoot zo van al die cadeautjes, hij kon er niet genoeg van krijgen. Voorzichtig maakte hij het grote pak open. En wat zat er in? (wordt vervolgd) Annie M.G. Schmidt
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (5)
Daar stonden ze, in Amsterdam, midden op de Dam, voor het paleis. Tussen de duiven. Tussen de mensen. Sinterklaas keek eens om zich heen en deed wat hij ieder jaar deed als hij in Nederland was: hij knikte en hij wuifde en hij glimlachte. Er kwamen heel wat mensen langs. Maar ze keken niet eens naar Sint en Piet. Niemand keek. Niemand herkende hen. Helemaal niemand. 'Ik ben Sinterklaas,' zei de goede Sint tegen een voorbijganger. De heer bleef even staan, snoof en zei: 'Brave man, je ruikt naar vis.' Toen liep hij door. Helaas, het was zo, ze roken naar vis. En niemand, niemand, niemand herkende hen. Moedeloos gingen ze op een bank zitten bij het Monument. 'Daar zitten we nou,' zei Sint. 'Zegt u dat wel,' zei Piet. 'Geen cadeautjes. Geen geld. De mensen herkennen ons niet. Heb ik het niet gezegd: alleen om de cadeautjes houden de kinderen van u.'
Op dat moment kwam er een heel klein meisje voorbij aan de hand van haar oma. 'Sinneklaas...' riep het kind. 'Dat is Sinterklaas niet,' zei oma. 'Dat is zomaar een man.' 'Sinneklaas...' zei het kind koppig en probeerde zich los te rukken van oma's hand.
Een ander kind riep ook: 'Sinterklaas.' Een klein jongetje begon te zingen: 'Sinterklaasje bonne bonne bonne.' En al heel gauw stonden er wel duizend kinderen om de bank die juichten en zongen en schreeuwden. (wordt vervolgd) Annie M.G. Schmidt
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (4)
'Dat is erg vriendelijk van u. Maar we hebben geen tijd,' zei de Sint. 'We hebben zelfs vreselijke haast. Hoe komen we ooit op tijd in Nederland. O lieve deugd, we komen nooit op tijd in Nederland. Daar zitten ze nu op ons te wachten en we komen te laat. Trouwens, we hebben niet eens geld om verder te reizen.'
'Mijn man brengt u wel naar Nederland,' zei de lieve mevrouw. Sinterklaas en Piet zaten op een open vrachtauto en klampten zich vast, want de visboer reed ontzaglijk woest. Hij reed door alle stoplichten en dwars door alle douaneposten. Hij gierde door de bochten en raasde langs de wegen en denderde door de stadjes. Maar voor de Sint reed hij niet hard genoeg. 'Als we maar op tijd zijn...als we maar voor 5 december aankomen...' zuchtte hij. 'Harder astublieft, harder.'
En na een hele dag en een hele nacht rijden waren ze in Nederland. 'Naar Amsterdam? vroeg de visman. 'Jazeker, naar Amsterdam,' zei Sinterklaas. 'De hoofdstad eerst.' 'Ik zet u hier af,' zei de visboer. 'Midden in Amsterdam. En ik ga direct terug; mijn vrouw zit te wachten. Adieu.' En weg was hij. (wordt vervolgd) Annie M.G. Schmidt