'Na flesboot, de opvouwhelikopter'
Hoe is het geweest?, roept iemand op de wal naast het Kempisch Dok. Veel moeilijker dan bij mijn vorige projecten, galmt de Captain Igloachtige figuur op het dek terug. Anderhalf jaar na hun vertrek kwamen Fons (69) en Kee (63) Oerlemans vrijdag weer thuis in Antwerpen van hun transatlantische flessenovertocht. Ze rolden van Afrika naar de Caraïben.
Fons Oerlemans stak al eens de Atlantische Oceaan over op een vlot van baggerbuizen en in een drijvende vrachtwagen. Maar een fles blijkt bij nader inzien ongeschikt. Flessen drijven, maar ze rollen ook. Onderweg hebben wij véél gerold.
We moesten ons vastriemen om niet overboord te slaan, vertelt Kee. Fons had de expeditie onderschat, geeft hij toe. Beginnen de jaren te wegen? Nee. Het heeft te maken met de klimaatsverandering. De stabiele passaatwinden van vroeger zitten nu vol storingen, zegt de man die al zes transatlantische overtochten op zijn actief heeft, en dus weet waarover hij spreekt.
Het baart me vooral zorgen dat we nauwelijks vissen of zeezoogdieren zagen. Bij mijn vorige reizen wemelde het van de haaien en de dolfijnen. Onderweg kwamen we een dolfijnenstroper tegen met 60 kadavers op zijn schip.
Oorspronkelijk was het de bedoeling brieven van straatkinderen in New York af te leveren bij Kofi Anan. Maar aan de samenwerking met de liefdadigheidsorganisatie kwam in Dakar (Senegal) een einde.
Een valse noot in de expeditie, en een grote teleurstelling. We hebben New York dan maar uit onze reisroute geschrapt.
Bij een proefvaart van Tenerife naar de Kaapverdische Eilanden, voor de westkust van Afrika, had de fles zijn zeewaardigheid bewezen. De volgende fase was de oversteek naar Dakar in Senegal.
Daar hebben we dus de hele tijd op die brieven zitten wachten. Toen die niet kwamen, zijn we via een tussenstop in Kaapverdië in 33 dagen de oceaan overgeploeterd naar Barbados.
Ook al is de fles heel krap, saai was het nooit. Ik had Het Verdriet van België mee, maar ben niet door het eerste hoofdstuk geraakt, zegt Fons. Te druk aan boord, te veel op wacht gestaan. De boeken van Herman Brusselmans heb ik wel allemaal gelezen.
De zonen van Kee en Fons, Brendan (22) en Robin (25), zijn opgelucht dat hun oudjes weer thuis zijn. Moeten we ons geen zorgen meer maken, zegt Brendan. Het klinkt een beetje als de omgekeerde wereld.
We zijn ze een paar keer achterna gereisd. Met het vliegtuig. Ik reis graag, maar niet in een fles, zegt Robin, met sappig Hollands accent.
Tot mijn twaalfde groeide ik op in Amsterdam. Nu verblijven we al een hele poos in Antwerpen. Voorlopig wonen we weer met zijn viertjes onder één dak, maar over een maand ga ik alleen wonen.
Het is grappig om zien hoe verschillend de twee jongens zijn van hun hippie-ouders. Zijn jullie even gek als jullie moeder en vader, vragen ze ons soms. De fles heeft nu een vaste ligplaats in het Kempisch Dok.
Fons hoopt dat zijn experimenteel vaartuig een plek in een museum krijgt. Ondertussen werkt hij al aan een opvouwbare helikopter. Superklein, 19 kilo zwaar, die een gewicht van 110 kilo kan torsen. Als brandstof gebruik ik een soort vloeibaar gas. Het is de bedoeling dat je hem in een rugzak kunt meenemen, openvouwen en wegvliegen. Over drie maanden hoop ik een proefvlucht te maken. Al gokt Kee dat het nog iets langer kan duren.
Kristin MATTHYSSEN
|