Driekoningen, Driekoningen
Driekoningen, Driekoningen, geef mij 'ne nieuwen hoed; M'nen ouwen is verslete, ons moeder mag 't nie weten. Onze vaoder heget gèld op de rooster neergeteld.
Op verschillende plaatsen in de Nederlandse Kempen kon ik dit bedelliedje optekenen. Panken noemt het als enige bedelliedje rond driekoningen. Hij tekent daarbij aan, dat in plaats van de laatste regel ook wel gezongen werd: mijn nieuwe is te goed. In o.a. Hilvarenbeek en Netersel zong men daar: al op de toonbank neergeteld. Elders zong men: op de spaarbank gezet. of in plaats van de drie laatste regels:
Ons vader mag 't nie weten Ons moeder is nie thuis Piep zei de muis in 't voorhuis (ook wel zomerhuis) (5)
Dat het ook in de Belgische Kempen een erg verspreid lied was, getuigen de vele optekeningen die ervan bestaan. In de gemeente Lommel gingen arme kindjes, in tegenstelling tot de Nederlandse Kempen, rond de eeuwwisseling nog wel jaarlijks met o.a. dit liedje en de rommelpot langs de huizen. In Retie zongen de kinderen het lied, terwijl ze in groepjes van drie tot vijf man met een draaiende ster langs de deuren trokken, in de avonduren bijgestaan door een stallantaarn of een ballonnetje met een kaars erin. In de omgeving van Brussel behoorde het tot de meest gezongen liedjes en ook in Turnhout was het bij de rondtrekkende jeugd veruit het populairste lied. Daar liepen de kinderen met de rommelpot en een houten ster langs de huizen, waar ze hun koningslied zongen. Ook Nuyts noemt het als eerste en meest gezongen lied. In Grobbendonk en in Beerse was het eveneens het meest geliefde driekoningenliedje. Om de verspreiding van een bepaald lied te kennen is men natuurlijk afhankelijk van mensen, die de liederen noteerden. Gezien de vele optekeningen die er van dit liedje bestaan, mogen we gerust aannemen dat het een erg grote verspreiding heeft gekend. Zoals veel andere bedelliedjes rond Nieuwjaar en Vastenavond is ook dit driekoningenliedje erg kort. De voorkeur voor korte liedjes hield verband met de competitiegeest die er onder de kinderen heerste om het meest op te halen, daarbij het accent verplaatsend van het algemeen feestvierend karakter van de driekoningenliederen naar een meer bedelend karakter. Hoe korter het lied, hoe meer plaatsen aangedaan konden worden en hoe meer geld men ophaalde. Ik moet daarbij direct aantekenen, dat in de jaarkransfolklore rond de midwinterfeesten zingen en geschenken geven veelal samengaan. In de negentiger jaren van de 19e eeuw schrijft Panken nog, dat er in de Kempen met driekoningen nergens liedjes of deuntjes gezongen werden. In Reusel is het gebruik dat kinderen als drie koningen verkleed langs de deuren trekken in het midden van deze eeuw op sterven na dood. Dit in tegenstelling tot het Vastenavondfeest, waarbij nog tot in de vijftiger jaren verschillende bedelliedjes werden gezongen met begeleiding van de rommelpot, die langzamerhand plaats maakte voor rammelende centenbusjes.
|