Het schijnt dat de oude groote hofstede een overblijfsel dier heerlijkheid is of dezelve vervangt
Burgemeesters 1799
of Maire de Rolleghem
In 1769 werd te Moorsele Constantin France Vandermeersch geboren, hij trad in het huwelijk met Marie Theese Everaert en woonde op de plaatse. Hij bleef burgemeester en wierd lid van den Provincieraad, en stierf in 1849.
Van 1849 tot 1866
De zoon Constantin Vandermeersch
Van 1866 tot 1870
Joseph Warrot hij gaf onmiddelijk ontslag en August Herbau was dienst doende burgemeester.
Fonds D’Ennetieres 2400: de behuysde ende bewalde hofstede de mote oock bewalt met den boomgaert voor de poorte daer de schuure opstaet. (dit komt overeen met het hof van Rollegem.
Mnl. mote = ophoping van de grond, aardheuvel ( Gysseling Top. Oudenburg n° 202) West-Vlaams aardhoogte, gewoonlijk met een gracht omringd. (volgens De Bo, 625). Woordenboek der toponymie Du Flou: 1135 Mot(t)e, Mothe: naam van menigvuldige feodale heuvel, leenen en heerlijkheden in vele gemmenten van Artesië. Ook te Opwijk (Lind. 120)
Hier is dan het staartje met zijn vriendelijke goeien dag uit Rollegem, met wat nieuws, wat lach en wat levensernst.
De ouderen onder u zullen nog wel weten dat wij eens 100fr. uitschreven voor degenen onder de soldaten die de namen van de redactie van ons soldatenblaadje juist konden opgeven. Toen is er niemand in geslaagd. Niet te verwonderen, want een vreemde luis had zich in dienst gesteld van ons blaadje. Een eerwaarde luis dan nog. Een vriend seminarist uit Rekkem, verzorgde altijd de bladzijde over het verkeren.
Jaren stond onze vriend op een fabrieksmidden en leefde als werkjongen onder den oorlog op het vliegplein van Frankrijk en in een vliegtuigenfabriek in Duitsland. I Rekkem fungeerde hij als kajottersleider.
Van zijn kennis van het hart van onze werkmakkers mocht ons blaadje profiteren. Nu hij in Brugge op het seminarie zich voorbereidt op het priesterschap, vloeit zijn pen regelmatig in dienst van u, soldaten.
Laatst kwam hij naar Rollegem spreken voor onze Kajotters boven de 18 jaar over: “ Verkeren is een kunst”. Het sloeg in bij onze mannen. Wij hebben gemeend dat het ook zou deugd doen die zelfde gedachten, meer aangepast, voor te stellen aan onze soldaten. het Zal helpen uw later edeler uit te bouwen.
Daar alles niet in één keer kunnen inschakelen in ‘tStaartje en de uiteenzetting zal lopen over verschillende maanden, dringen wij erop aan dit artikel maand na mand te sparen om dan de gehelen inhoud eens na te kunnen lezen.
Hopende daardoor de sympathie van ons gazetjen blijven kunnen verzekeren, zeggen wij tot volgende keer.
Afzwaaier- militiaan Callewaert, die in tegenstelling met Daniël, denkt slechts 3 zondagen vol thuis te zijn geweest, heeft tot zijn grootte verrassing in zijn eigen, bloedeigen kidbag… twee mooie postuurkes aangetroffen, die jawel weet hoe en wanneer? – daarin verzeild geraakt. Van verrassing souvenirkees gesproken… dat kan tellen. Wie van u dus die ’n soldaat kent of ervan gehoord heeft, die een “meetje en peetje” in zijn kibag “mede” gestoken hebben, en niets ervan heeft teruggeven en, kan van –kidbag- mispakte- vent met Roger in verbinding stellen.
Onze koene B.J.B; ers Rafaël Vanhoutte en Etienne Castel, zijn het soldaatje spelen al goed gewoon. Etienne die te Lier in de schaduw van de vermaarde Zimmertoren gekazerneerd ligt, heeft tot hier toe nog geen tijd gevonden om zich te vervelen. Ik wil het graag geloven want gedurende die eerste zes weken dril worden de nieuwelingen maar weinig met rust gelaten.
Wie zich aan de 18 maanden lelijk mispakt heeft is Gilbert Chiers, die dacht het op een geschikt ogenblik tandpijn te krijgen, zodat al zijn tanden moesten worden getrokken. En voilà… daar wordt hij nu drie maanden vroeger en… zonder gebit naar huis gezonden.
Naar we horen zijn het nog niet altijd de “Bleutjes” die bij den troep beschaamd kunnen doen S.M. Dendievel bijvoorbeeld die af en toe met zijn kapitein naar Weiden moet en daar zijn benen onder tafel dient te steken, durfals hij samen met andere moet eten-eenvoudig niet doortasten. Gelukkig maar haalt hij zijn schade dubbel en dik in, wanneer hij alleen eet; dan steekt hij zijn buikske biertonrond vol… in de vaste overtuiging dat het moeilijk op kan, daar het toch van het zijne niet is. En of hij gelijk heeft.
Albert Vanhoutte is verhoogd van graad en van “pink-pink” Spijtig echter dat hij niet in verlof mag komen met zijn Opel-Captaën, die hij in de militaire postdienst in dienst heeft. U zou hem zien vlammen door Rollegem…maar.
Tot slot moeten we hier Lucien Vanhasten van harte bedanken voor de prachtige brief, die we van hem mochten ontvangen. Het doet ons ontegensprekelijk heel veel genoegen brieven te ontvangen, waaruit wij kunnen opmaken dat onze Rollegemse “Craks” hun man weten te staan in hun kazerne om het goede voorbeeld te geven.
Zo schreef men ook: Voor den eerste maal zwijnenkeuring, op voorstel en begiftigt (3000 fr.) door de inwoners van de Kerkstraat.
Om 6 u lof met sermoen van E. Zuster Louise, daarna reidansen, onder leiding van August Decantere, le prijs delfinstituut Rollegem: “hors concours”
Het blindenbloempje wordt verkocht om de pinten te betalen van het kermiskomiteit en voor het inrichten van ’n juniors-koers. Getekend Frans
Woordenboek der toponymie Du Flou: deel X, blz. 1109: weg te Rolleghem.
Atlas der Buurtwegen: Mortagnestraat, weg nr. 16
Parochieblad van de Bellegem: april 1982 nr. 16: Mortagnelaan: op de plaats waar nu de woonwijk ligt, was er voor 200 jaar een betrekkelijk groot bos: “ Bosch van den goeden ter Mortaignen”.
Het was ongeveer 4 ha. Groot: het volk noemde die bossen: de Mortagnebossen. Het goed van het “Hof” te Mortaigne is, zoals iedereen weet nu de hofstede van Robert Vandeputte.
Mortagne is ook een persoonsnaam. Studie van de Kortrijkse persoonsnamen door Frans Debrabandere blz. 316-317 n° 1384:
Van Mortaegnen, in Kortrijk: 1424: Rugger Van Mortaignen bijvoorbeeld. R5 Blz. 9 Naar het leen genoemd. 1365 Jan Van Riemslede tleen dat men heet Mortainge groot xlii b, een vulle banc van scepenen
(in Bellegem)
Woordenboek der toponymie Du Flou: X, 1104-8: Mortagne (1278); leengoed te Belleghem, heerlijkheid in Kerkhove (16de eeuw); het mortaensche (1439); heerlijkheid in Aalbeke, Bellegem en Kortrijk-Buiten. Moen ligt halfweg tussen Bellegem en Kerkhove. Carnoy (2) noemt nog een Mortagne in Forest-les-Frasnes (Henegouwen); ook in Frankrijk is dit toponiem zeer verspreid, in département du Nord, Pas-de-Calais, Orne en Manche.
Aanwinsten VI 2567: aanduiding van de naam op schets.
Aanwinsten VI 2126: renteboek vander heerlichende van Moorenackere bestreckende op diversche gronden van erfven daer afgehouden die ligghen in de prochie van Curtrycke. 1601
Blz. 4 n° 14: Willem Vanderplancke lant ende buch ghenaemt den moraelbuch paelende metter oostzijde jeghens zijn zelfs naervolghende meersche, metter zuutzijde jeghens Jan Vanderplancke meersche
Moraelmeersche, metter westzijde jeghens voors. Jans moraelbusche, ende metter noortzijde jeghens voors. Willems halfbundere.
Zoals hier kan afgeleid worden is het moraelbosch verdeeld in verschillende stukken die ook moraelbosch worden genoemd maar in verschillende handen zijn (ofwel van Willem Vanderplancke ofwel van jan Vanderplancke )
Kaarten en plannen : 1107: langs het elleboghestraetken langs de straet van Rolleghem naar Cortryck.
OSAK 860: te Gavere in Deerlijk had een achterleen in Rolleghem genaemt ten Morenackere(f° 331)
Woordenboek der toponymie Du Flou: deel 10 blz. 1041: den Mooren acker: heerlijkheid gehouden van de Collegiale kercke van St.- Salvators tot Harelbeke.
Aanwinsten VI 2126 renteboek vander heerlichende van Moorenackere bestreckende op diversche gronden van erfven daer afgehouden die ligghen in de prochie van Curtrycke. 1601 blz. 6, n°20:
Zijn hofstede ghenaemt Moorenackere met de oostzijde jeghens de straete streckende van Curtryke naer Rolleghem, metter jeghens zuutzijde zelfs Alfstick landts, metter westzijde jeghens zijn perboomstick, ende metter noortzijde jeghens Jan Vanderplancke hooghste tangheveldeken.
Woordenboek der Nederlandse taal blz. 1104 moor: ook nog bekend in den vorm van “more” ontstaan uit modere.
Moorenacker: moerland, ook moerassige of drassige bodem, moeras, veengrond.
Monografie van Rollegem blz. 54: Jan Callens had een paar bunder grond genoemd; “de mipelaer”.
OSA 1202: Oorkondenboek van de Groeningeabdij f° 256 n° 98: landt ghenaemt de mispelaer, palende met de oostzijde, jegens de heulendyck, met de zuytzijde jegens ’t landt van Pieter Verhelst en met de westzijde jegens de straete leedende van den screyboom naar den lerberchboom.
Verwijs en Verdam: mispelare = mispelaar, mispelboom, mispelstruik.
Nu het juni en er weldra zomeren zal, trekt weerom langs onze mooie Vlaamse landouwen, de vrolijke kwast: “ Tijl Uilenspiegel”
Hij komt vooral langs om onze rekruutjes te leren, hoe ze met een kwinkslag, een lach en een liedje, zich door alles heen moeten slaan.
De K.A.J. heeft van Lucien Vanhasten een uitdaging ontvangen, kwestie van die fietstochten. Hij zou graag ook eens een 600 km. Meebollen… en hij denkt wel van mee te kunnen, want om macht en kloekte te kweken, vreet hij al de schillen op van de aardappels, die hij onder de “pattatenjas” afdraait. En van dat meekunnen gesproken: staat u wel “op snee”? Wij hier betwijfelen dat nogal sterk sinds U met “ buik vullen” aan militaire kost, ettelijke kilo’s hebt bijgewonnen.
Wie wellicht ook die fietstocht zou kunnen bekoren… of toch zouden moeten interesseren is wel Arnold Vanwijnsberghe. Hij is nu toch eenmaal bij de “Cyclisten” ingelijfd. Volgens ons oordeel zal Arnold, eenmaal afgezwaaid, al onze kermiskoersen hier de benen van het lijf afrijden. (Alles kaput fahren, zoals Fredi Kübler zegt) Is daar geen kans op Arnold? Laat het ons bijtijds weten hé jongen! Dan kunnen wij alvast een stevige supporters- en supportereskensclub voor u bijeenscharrelen.
Bij de chanceurs die het geluk hadden te moeten “afzwaaien” op het einde van mei… treffen wij deze maal Gilbert Chiers, Roger Callewaert, Toontje Goethals en Daniel Detavenier aan. De laatste twee verbroederen bij deze gelegenheid eens deftig te Kortrijk bij pot en pint zodat ze eerst vrij laat de Rollegemse wegen kwamen opgelaveerd, om dan samen bij de familie Goethals tot in de kleine uurkens te blijven doorfeesten. Op zulk een wijze dat het een ware concurrentiestrijd werd met de wekkers van de geburen.
Bij het eindigen van zijn “service” vestigde Daniël milliard de tonerre een noemenswaardig record. Hij was immers van zijn 18 maandendienst slechts 3 zondag niet thuis. Wie doet hem na… Of wie kan beter?
Monografie van Rolleghem: blz. 52: Het tweeëntwintigste achterleen van Kooigem was een honderd groot en werd genoemd: “ de meulenmotte” Het paalde aan de straat van Tombroek naar het Foreest en van Tombroek naar de Schreiboom.
Westvlaams Idioticon de Bo: blz. 76: meulemotte, meulenwal, meulendam.
Scheurmans blz. 392-393: mot, motte: zooveel als het fr. motte, Petit tertre, petiteélévation de terre, butte, éminence isolée faite de mains d’homme ou par la nature. Vanhier de familienaam: Delmotte.
In Oost-Vlaanderen, ’t Hagelland en elders vindt men vele zulke plaatsen, waar vroeger een kasteel of klooster stond en die worden alom motten genoemd. Men groef een cirkelvormige gracht, men hoopte de uitgeschoten aarde in ’t midden opeen en op dien heuvel bouwde men in de middeleeuwen sterke torens of burchten.
Verwijs en Verdam blz. 1982: mote: znw. vr. Ophooping van den grond, aardhoogte, heuvel, bepaaldelijk heuveltje waarop een kasteel stond. Over den oorsprong die niet zeker is, zie o.a. de woordenboek van Scheler en Körting. In het Vlaams is het woord nog in gewoon gebruik. Volgens De Bo 715: “mote, een aardhoogte, gemeenlijk met eenen gracht omringd”
Studie van persoonsnamen in de Kasselrij van Kortrijk door Frans Debrabandere blz. 317 n° 1390: Mote (Van der)
Monografie van Rolleghem: blz. 54: de meulendyk van Lowys Hanecourt renteland van de Groeningeabdij.
Fonds D’Ennetieres: cfr. Situering op plan. 2497 (1764)
OSA 1202: Oorkondenboek van de Groeningeabdij f° 256 n° 94: de meulendyk palende met de oostzijde jeghens ‘t landt van Pieter Goetgebeur, met de westzijde jeghend zijn zelfs voorgaende.
Verwijs en Verdam blz. 1866: meulendyk: een dijk waarbij een watermolen staat.
Fonds D’Ennetieres: 2399 f° 12: ’t goet ter Meersch geleghen binnen de prochie van Rollghem ende Belleghem. Abouterende zuid jegens Joos Vermeulen, noort jeghens de straat van …..
Acten en contracten reg. 1473-74 f° 134: het goed ter meersch, groot in meersch, bos ende water.
Acten en contracten reg. 1466-68, folio 130: zijn goed ter Meersch geleghen inde prochie van Rodelghem, groot zijnde lande, meerschen, bosschen, en watere.
Woordenboek der toponymie Du Flou: deel 10, blz. 308: Ter Meersch: leengoed te Rolleghem.
Fonds Colens: 206 leenboek van Cortryck (1649) blz. 18: vermelding van de naam Ter Meersch
Geschiedenis der stad Kortrijk door Frans De Potter (1873) Deel I, blz. 69: het goed ter Meersch (1509)
Verwijs en Verdam blz. 1469 1) beemd, land door water omspoeld. Bepaaldelijk in de zin van weide, weiland, in tegenstelling met ackerlant, d.i. bouwland. Nuen dan verruimt zich de beteekenis tot het vlakke veld.
“Vriend soldaat, wanneer u aandachtig de eerste bladzijde van dit blaadje bekijkt, dan zie ik uw blik dromerig weggaan van de kazerne naar een dorpje, dat verwaande stedelingen minachtend “boerenparochie “ zullen noemen, maar dat ons duurbaar is omdat het van ons leven zo onafscheidbaar is. Midden dat rustig dorpje, staat als bindteken tussen de Rollegemse bewoners en als symbool van hun zin voor evenwicht, vrede en trouw aan de kerk, de sierlijke en kloeke romaanse toren. Zijn bronzen hart brengt ons de boodschap van al het lief en het leed, dat onze medeburgers treft. Terwijl de beiaard is vooizeke tokkelt en tussen onze gevels zendt, is het precies of de grote familiehorloge in de keuken slaat. Onder die toren strekt zich het kerkhof uit, het aards paradijs van de dood, waar de houten kruisjes en de arduinen monumenten de plaats aanwijzen, waar het stoffelijk overschot van onze voorouders ligt bewaard; en waar “Gusten Kanters” met zijn diepe kuilen, de gelovige zielen tot een krachtprestatie wil dwingen bij de verrijzenis des Vleses.
Een reden tot rechtmatige fierheid schenkt ons die kerk waarop onze toren de aandacht trekt. In dit gebouw dat als monument werd gerangschikt, hebben wij van jongsaf onze zondag leren heiligen om aldus aan God de eer te schenken, die wij Hem als schepsel Zijner handen verschuldigd zijn. Daar hebben wij met al de vurigheid en natuurlijkheid van een kinderziel onze eerste communie gedaan. Daar hebben wij, ter gelegenheid van zoveel eerste vrijdagen gebiecht en gecommuniceerd onder het waakzaam van de meesteer. Daar hebben we het lof gezongen van de “rode roos” en ons zodanig ingespannen om de meisjes door onze zang te overtroeven, dat enkel grote mensen die er aanwezig waren hun oren hoorden tuiten. In deze kerk ook zijn we in de lering geweest en deden wij onze plechtige communie; in deze kerk werden velen onder ons gedoopt en gevormd; velen putten er de kracht om schoon te leven.
In dit huis des “Levens” waar Gods aanwezigheid sterker werkt, ontloken de schoonste roepingen. Sinds Pasen namen dit jaar ook weer een heel stel jongens en meisjes, de verantwoordelijkheid en de schone taak op zich een christelijk gezin te stichten. Op 1 mei trad Mej. M. Madeleine Millecamps, regentes, in het klooster der kanunnikcessen- missionarissen van den H. Augustinus, waar zij zich voorbereid voor de missie. Op 12 juni werd E.H. Leplae Norbert, te Brugge subdiaken gewijd en wordt dit jaar nog priester. Zeg dan nog dat Rollegem een dode parochie is!
Vriend soldaat, ook gij zult weldra weerom komen toeven in de schaduw van uw kerktoren: beried u vandaag om morgen u verantwoordelijkheid tegenover het leven op te nemen. God zegenen uwe roeping.! De Redactie.