Ene zeker
Marc Reugebrink mag een kerstessay schrijven in De Standaard. Over de ontmenselijking van de
maatschappij. Volgens deze auteur is een deel van deze kwalijke tendens te
merken in hoe de maatschappij met kunst, meer bepaald literatuur omgaat. In
niet mis te verstane bewoordingen laat deze Nederlander blijken dat hij
zichzelf toch wel heel goed vindt. Maar
tussen de lijnen valt te lezen dat het maatschappelijk succes dat hem te beurt
valt, een beetje aan de kleine kant is. Natuurlijk ligt dat zeker niet aan zijn
kwaliteit, die is hoog. Zeg maar zeer hoog, zegt hij zelf. Maar het zijn de
media. Die zoeken boerenlullen om op te voeren. Of aan alles lak hebbende
onbenullen zoals een Brusselmans.
Nu is het
eerste dat mij opvalt als ik dat kerstessay lees dat Reugebrink 10 woorden
nodig heeft om er één te zeggen. Een oeverloos eindeloze diarree aan woorden. Dat alles in een stijl
waar zelfs een leesverslaafde bibliofiel een punthoofd van krijgt. Onbegeesterde
en niet geïnspireerde woordenbrij. Woordenkramerij om ter meest. Dat zulke
mensen geen breed maatschappelijk succes hebben, is met de ogen toe zonneklaar.
Dat zulks in de literaire wereld kan overleven, ja zelfs prijzen bij elkaar
schiet, is alleen mogelijk dank zij de
beschermende houding van de inteeltige ons-kent-ons kliek die het literaire
kunstwereldje in stand wil houden. Hierin gesteund door een pers die heftig
meewerkt aan het zuiver houden van het door de in-crowd aanvaarde paradigma van
wat kunst of literatuur zou moeten zijn. Dat hiervoor niet welkome meningen
worden gecensureerd en niet conformistische geluiden worden geweerd (bvb
Brusselmans) maakt de angstige bloedarmoede, die er in de ernstige Nederlandstalige
literaire kringen heerst, alleen maar
meer duidelijk. Dat deze Reugebrink zich van wild natrappen moet bedienen ligt
overduidelijk gefundeerd in de frustratie door het eigen onvermogen zich
schrijvend tot een maatschappelijk relevant niveau op te tillen. Dat literatuur
weldegelijk een breed respect krijgt in de maatschappij werd onmiddellijk
duidelijk door de vele reactie van mensen omtrent dit onderwerp.
Niet alleen
de stijl is ondermaats, hetzelfde geld voor wat voor de inhoud moet doorgaan. Een
verzameling open deuren en andere reeds dood beschreven evidenties. Elke
individuele verantwoordelijkheid afschuivend naar de maatschappij. Blind voor
de realiteit van de belangrijkheid van de economie, maar vooral gefrustreerd
door het succes van anderen. De ontmenselijking van de maatschappij is al veel
mooier, veel schrijnender, veel literairder, veel boeiender, veel
aantrekkelijker beschreven. Ik denk zo maar voor de vuist weg aan Brave New
World (Huxley) of 1984 van George Orwell.
De Standaard
presenteert hier een mooi voorbeeld van iemand wie reeds veel eerder zou moeten
aangeraden zijn iets anders te gaan doen dan schrijven. Te zien aan de
kwaliteiten van de pleegsels lijken pareltjes rijgen, bloemschikken of
misschien zelfs duivensport nauwer aan te sluiten bij de auteur zijn
capaciteiten. Blijven proberen wat men echt niet kan, leidt tot zulke schabouwelijke
kerstschrijfsels. Zo slecht hebben ze het
nog nooit gebakken bij de Vlaamse kwaliteitskrant. Door zulke mensen een dergelijk
breed forum aan te bieden laat men ze in hun eigenwaan van goed bezig te zijn.
Erger nog het zou kunnen worden gezien als een aanmoediging verder te krasselen
in de wanstaltigheid. Door meningen te censureren laat De Standaard zien dat ze
ijverig meewerkt deze mediocere uitwassen tegen alle fatsoen in te willen
beschermen. Als Dylan dan toch bij dit
kerstmonster (en Dylan kent wat van kerstmonsters) moet worden gesleurd, dan is
zijn Is there a hole for me to get sick in? heel wat beter geschikt dan het
gebruikte There must be some way out of here.
|