Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Willem schopt de wereld
De Dingen Scheef Bekeken
06-01-2008
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Remi leeft : Hoofdstuk 12 : Nog 500 meter

De laatste rechte lijn. Dan kom ik bij mijn werk. Op deze laatste meters komt meestal mijn jongste zoon opdagen. In mijn hoofd. Hij was te jong om mee te komen. Nu komt hij elke dag hier in mijn hoofd. Elke dag iets vager. Mijn herinneringen zijn als water. Het beeld wordt troebel met de diepte. Ik zie de hoofdzaken. Zijn blonde haar, zijn rond gezicht. Het was een mooie baby. Dat is nog zo'n eigenschap van mijn geheugen. Het maakt alles mooier en beter. Zeker als het lang heeft kunnen rijpen. Ik heb geen foto's van hem om mijn geheugen te kalibreren. Foto's zijn zo definitief. Zo en niet anders. Onbetwistbaar want het is met licht op papier geschreven. Hij was een liefdesbaby. Echt waar. Een beetje berekend meen ik mij te herinneren, maar toch. Ik had de stimulatie van de vrouw opgegeven. Ik sliep op de zetel op de vloer. Ik had mij gesteld in mijn lot. Het hoefde niet anders. Toch heb ik geprobeerd verandering aan te brengen. Ik praatte met haar. Mijn vrouw. Ze geleek toch nog steeds op mijn moeder. Ze was nog steeds de moeite waard. Ik kroop en slijmde. Ze wist niet wat ze zag. Nog minder wat ze moest denken. Ik kon lief zijn. Als ik wou. Als ik tijd had, als het een doel diende. Ik maakte weinig progressie. Ze begreep het niet. Ze voelde zich ongerust. Ze moet iets vermoed hebben. Ik moest in overdrive. Vrouwen zijn altijd te strikken met baby's. Nog een baby'tje ? Ze hapte niet onmiddellijk. Ze zei ook niet nee.

 

Ik was het op voorhand gaan vragen. Dat weet ik nog duidelijk. Zowel de prijs van de auto als het extra van het kindergeld. Ik kon rekenen. De rekening maakte mij blij. Ik rekende nog. Naar iets dat ook haar over de streep zou trekken. Een nieuwe zitbank. Een televisie. Zo'n van die brede. Het kon. Niet allemaal wel iets overtuigends. Wat was overtuigend ? Haar dochter moest op pad om dat uit te vinden. Wat het geworden is herinner ik mij niet. Het zou niets bijbrengen aan mijn verhaal. Het was zeker geen TV ? Ach ik doe geen moeite zo dicht bij mijn werk. Het werd iets. Dat is zeker. Ze viel voor het geld. Neen dat mag ik niet zeggen. Ze viel voor het overtuigende voorwerp. Geld is ook maar gebaseerd op het geloof in de illusie dat een papiertje waarde zou hebben. Zo dom was mijn vrouw niet. Of eerder ik was niet zo dom zo'n vrouw te trouwen. Ze geloofde niet in die papiertjes, ze wisselde die onmiddellijk om voor voorwerpen van waarde. Dure kleren.

 

De vierde blijter kwam dus. Hij was haar deel van de verzoeningspoging. Ik reed rond met mijn deel. Het liep goed. Als pasmunt moest ik mee gaan wandelen met de kinderwagen gevuld met mijn derde zoon. Ik deed dat nog graag. Anderen zagen ons. Mijn gedeukt imago ging terug harder blinken. De hemelladder lag terug aarzelend open. De volgende trede was hoog. Nog een beetje te hoog. Ik oefende hard en reed veel. Tijd is relatief. Hoe langer het geleden is hoe minder ik vat heb op hoe lang het geduurd heeft. Die opleving. Die verzoening. Ze deed terug het huishouden. Ik sliep in bed. Naast haar. De kleine blijtte onophoudelijk. Abnormaal veel. Het was weer een abnormale. Het werd een gewoonte. Hij kon lopen toen het begon mis te gaan. Echt mis. Door de mist van mijn herinnering valt alles samen. De oudste die een mes steekt in een andere. Haar dochter die zich verkoopt, drogeert en mij beschuldigd van bepotelen. De tweede zoon die buiten de controle van de moeder gaat lopen. En zij die ook alweer begint te slabakken. Ik moet mijn mislukking gevoeld hebben. Ik draag ze nog. Er zijn gelukkig geen foto's om ze pijnlijker te maken. De foto van mijn hoogtepunt is al erg genoeg. Het verschil wordt groot. Tijd heelt alle wonden, behalve mentale. Die hechten zich vast aan het geheugen. Die worden scherper met oud te worden. Het schrijnen doet meer en meer zeer. Net zoals mijn been. Alles van mij schrijnt. Daarom is het van mij.

06-01-2008 om 18:13 geschreven door De Rode Willem


» Reageer (0)
05-01-2008
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Remi leeft : hoofdstuk 11 : De rechtse bocht

Ik kom op gang. U weet ondertussen al dat ik probeer op gang te komen. Vroeger moet dit vlotter gegaan hebben. Nu is dat steeds een strijd. Een levensstrijd. Inderdaad toch wel. Als ik val kan het gedaan zijn. Een goede val kan fataal zijn. Op de grond is men kwetsbaar zelfs als men de val overleeft. Een strijd. Waarom strijd ik hem nog ? Voor wie strijd ik hem nog ? Voor mijzelf natuurlijk. In al mijn misluktheid heb ik toch de strijd gewonnen tegen het wegmoffelen van de afstotelijken, van de onnuttigen. Ik zal nog meer veldslagen winnen. Kleine overwinningen in de grote nederlaag van het leven. Ach, u voelt zich gelukkig ? U vindt het leven geen nederlaag ? Gaat u winnen van het leven ? Geloof het maar niet. En uw fantasie van het opvangnet na de dood zal u ook in de steek laten. Het leven is een vergiftigd geschenk. U gaat er dood aan. Onvermijdelijk.

 

Ik heb het daar al over gehad. Ik wil het er niet meer over hebben. Ik heb niet de gewoonte tweemaal over hetzelfde te beginnen om mijn weg naar mijn werk. Mijn fabriek. Tja, ik kan er ook niet aan doen dat het blijft hangen bij u. U moet er maar zelf zien uit te komen. Ik moet dat ook. Ik heb ook alleen maar dat stemmetje in mijn hoofd. Het is alleen omdat ik dat stemmetje heb dat ik weet dat u er bent. Ik heb u nog nooit gezien. Denk nu niet dat u invloed hebt. Ik luister soms. Omdat ik alleen ben. Geen radio om u te overschreeuwen. Geen muziek, geen TV, geen volk. Geen leute. Geen leute meer. Ik was daar. Daar waar de leute was. Achteraf gezien hoorde ik daar niet. Ik praat tegen u. De anderen zullen wel denken dat ik nog zotter ben dan ze denken. Ik hoef niet te roepen natuurlijk. Monkelen is genoeg. Dat tolereren ze nog. Ze kijken eerst wel een raar. Laten mij dan doen. Meestal fiets ik. Ze kunnen mij niet stoppen. Of durven ze niet. Het doet er niet toe. Of wel ? Zou u durven iemand aan te spreken die iets doet op een fiets dat niet in uw wereldbeeld past ? Spreekt u de jongeren aan die op de bus kabaal maken. Ruzie zoeken ? Dus zwijg nu. U bent net zo stoer als alle anderen. Hoe ik weet dat jongeren op bussen ruzie zoeken ? U moet niet van onderwerp veranderen stoere ! Blijf bij de les.

 

U greep niet in toen ze mij als speelbal kozen. Toen ze mij in elkaar sloegen. Ze ? Hij ! U bleef weg tot ik terug op straat stond. De slagen, de rit in de ambulance, het ziekenhuis het moet u allemaal ontgaan zijn. Het laatste dat u zei was dat u niet zo dik zou worden met die vrouw. Jaloezie ! Net zoals de anderen. Ze konden het niet af dat uitgerekend ik een dergelijke mooie blonde vrouw aantrok. Nee ze kwam spontaan. Bent u blind ? Wat zou ik moeite doen als ik weet dat het op voorhand nutteloos is. Ook ik kijk in de spiegel. Ook ik weet dat ik stink. Ze wou mij redden. Sommige vrouwen hebben dat. Dat onverwoestbaar geloof in hun goede invloed. Zij zullen wel moordenaars op het rechte pad brengen. En houden. Zij zullen gevallenen redden, zelfs al zijn het ook vrouwen. Zij wou mij redden. Ik liep een eind in haar richting. Ze was bezorgd. Ze bracht kleren ? Is dat zo, ik weet het niet meer zo nauw. Was het voor of na de kledingcontainer ? Heb ik die kleren nog ? Het moeten die zijn die ik aanheb. Ik heb geen opslag. Toch niet van kleren. En schoenen bracht ze mij. De rode linten gingen los. Ik weet dat nog. Ik vond ze mooi die rode linten. Ik moest ze wegdoen. De schoenen knelden. De nieuwe. Voor haar waggelde ik zelfs op zere voeten. Maar ik straalde. Samen met haar. Veel meet is het nooit geworden. Enkele pinten op het terras van het café en een provocatie. Wij straalden. Ik was tot haar wereld gegaan. Gewassen, geschoren en weer deftig gekleed. Ze liep naast mij. Veel zegden wij niet. Hoefden wij niet te zeggen. Ik had al enkele anderen zien kijken. Mijn gewaggel was niet weggewerkt met het wassen en het scheren. Ze herkenden mij. Ook de anderen straalden. Vooral ongeloof. Verwilderde blikken. Ze zagen de schone en het beest. Maar dat waren wij niet. Er was geen liefde. Alleen geloof in haar sterkte. En bij mij een gestreeld ego. Een overwinning op de anderen. Op de mannen. Met hun suffe vrouwen. Een kleine helling omhoog op mijn steeds dalend levenspad. Jaloezie. Ze droop uit de mannenogen. Eén kilometer, misschien twee zover waren wij van het terrasje op de bewuste dag. Ik had reeds een slag gekregen. Achter op het hoofd. Ze gilde. De man sprong mij voorbij. Haar man. Hij dreunde twee drie keer op mijn smoel. Misschien meer, maar dat weet ik niet meer. Ik wil het mij herinneren maar het komt niet terug. Zij schreeuwde, huilde. Ik wilde haar helpen. Ik viel. Hij trapte. Ook twee of drie keer. Dan niets meer. Ik weet dat ze later huilde. Ik huilde ook, zoals ook de vorige nacht. Ik was echter terug gegaan. Zij keek niet meer mijn kant uit. Ze was bang. Dat denk ik. Dat maak ik mijzelf wijs. Zij kan mij niet vergeten zijn. Hoeveel maal wenste ik niet dat ik daar was. Bij haar. Om haar te helpen. Maar ik was daar niet. Ik had haar achter mij gelaten. Ik was vertrokken. Ik was teruggekeerd naar de verlaten dorpsgek. Ik ging nog wat door met huilen. Zij ook ? Ik nam toch de bocht. Naar rechts. Want daar lag de weg naar de fabriek.

05-01-2008 om 16:48 geschreven door De Rode Willem


» Reageer (0)
04-01-2008
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Remi leeft : Hoofdstuk 10 : De grote oversteek

De grote oversteek komt eraan. Ik ben al oud. Ik herinner mij nog dit pad zonder de oversteek. Koning auto heeft de oversteek geforceerd. Prins Remi kan niet zo veel forceren. Er zijn verkeerslichten gekomen. Na het openspetsen van een aantal fietsers, voetgangers. Gegrepen door razende vrachtwagens. Mijn zoons hun moeder stak hier nooit over. Ik heb er ooit zo een gevonden. Geen fiets, dus voetganger. De auto was weg. Ik reed verder. Het pakte mij. Het kon mij ook pakken, die vrachtwagen. Ik moet vertragen op het pad. Nog meer gewiebel. Zwijselend over de ganse breedte. Gevaarlijk. Er kwam niets achter mij. Ik moet stoppen voor het verkeerslicht. In vele gevallen toch. Als het kleine lichtje op rood staat. En de kleine wijzer op... . aha grapje. Dat komt hier wel eens meer. Dat grapje.

 

Balanceren. Stilvallen. Vallen. Liever niet. Met het been proberen in evenwicht te blijven in statische toestand. Mijn been wil helpen maar schiet tekort. Alles van mij schiet tekort. Wachten op groen. Godot ? Neen groen komt altijd. Het duurt soms lang. Auto's razen voorbij. Enkele stappen verschil tussen leven of dood. Zou ik de stappen doen. De korte weg. Niet meer vechten, gepland afscheid nemen. Ik moet toegeven, voor mijzelf dat de strijd moeilijker wordt. Het is één groot uitzichtloos lijden, dat leven van mij. Mijn been heeft al meer geleden dat is waar. Maar in mijn hoofd zit iets. Neen, het doet geen pijn dat hoofd. Er zit gewoon iets. Een kilo watten, dik water, te veel mieren ? Wat het is weet ik niet. Het houdt mij gewoon tegen. Elke ademtocht wordt een berg. Elke dag een last, een onoverkomelijke hindernis. Ik heb soms goesting om mijn hoofd hard tegen een muur te slaan. Uit te steken als een vrachtwagen voorbij raast. Dan kan ik zien wat er in zit. Wat houdt mij tegen ?

 

De afkeer van pijn ! Opspattende hoofden doen pijn. Niet lang wel intens. Ik zou moeten kunnen gaan liggen. Rustig beslissen niet meer te leven. Nog even ademen, want dat is zeker niet het eerste dat ik zou laten uitvallen. Ik zou beginnen met het been. Eerst de tenen laten stoppen met leven. Geen gevoel meer. Dan de voet. En zo verder tot de lies. Dan zou ik genieten van de rust die het afstoten van het been zou bieden. Dan zou ik mijn been opgeven. Het zou mij even beroeren. Mijn been is er altijd geweest. Klaagde niet, werd nooit moe. Deed nooit iets onvoorspelbaar. Maar sterven vraagt een opoffering. Ik zou mijn been laten sterven. Daar is niet veel voor nodig. Het is al rot. Ok de rotting is gestopt. Nu moet her leven stoppen. En weer zou ik stevig in en uit ademen en genieten van de afwezigheid van de afgeworpen last. Neen, ga nu niet denken dat mijn been mij zo'n last was.

 

Dan zou het cruciale komen. Mijn buik stilleggen, laten sterven. Eerst het pis en kak kanaal. Ik hoop dat ik niet meer moet nadat ik het heb stilgelegd. Zou het dan nog kunnen ? Onbeheerst ? In mijn stervensuur stinkend naar de pis en de kak. De cirkel is dan rond. De eigenschap doorgegeven. Ik denk dat ik dan onmiddellijk doorga met het stilleggen van de aanvoer. De darmen laten inslapen. Dit is een definitieve stap. Pis en kak kunnen door een gat in de buik worden verwijderd. Als de darmen stoppen dan is er geen pis en kak meer. Maar ook geen energie. Ik heb dat gelezen. Lang geleden, bij mijn moeder. Eten wordt heel klein gemaakt in de darmen zodat het in het bloed naar de cellen kan. De celmondjes worden dan gevoed met deze hele kleine stukjes voedsel. Als cellen niet eten krijgen ze honger. Dat is logisch. Ik weet dat. Neen niet herinneren. Actief weten. Maar wat hongerige cellen doen weet ik niet. Gaan ze schreien zoals baby's ? Of eerder knorren zoals mijn maag. Of eerder flauw worden zoals ik. Appelflauw. Veel zal dat mij niet kunnen maken. Geen winden meer. Geen geknor, geborrel, gebalk. Ik zal alweer in alle rust even genieten van het stopzetten van deze activiteit. Of zal ik eerder bang zijn voor wat volgt. Moet volgen ? Ik zou het aan niemand kunnen vragen. Wie het pad ooit zover is afgegaan, is nooit teruggekeerd. Of toch ? Dan heb ik ze zeker nooit ontmoet.

 

Dan wordt sterven zoiets als het uitvallen van een TV. Een dood element lokt andere elementen hun dood uit. Een relais hier, een weerstand daar. Storingen op her geluid. Vervormt beeld. Luide ruis, nog flarden geluid waar te nemen. Stiller en stiller worden de stemmen. Ze gaan op in de permanente witte ruis. Ze zijn weg. Het moment van verdwijnen is niet aan te duiden. Men merkt gewoon na enkele minuten dat her er niet meer is. De stemmen, de vogels, de auto's. Ik zal ze nog zien. Niet meer oren. Of omgekeerd ? Dan volgt het beeld. Krom, kleurzweem, vervormd, gestoord. Toch nog erkenbaar, maar steeds minder. Plots valt het weg. Alleen met het kloppen van mijn hart. Het bonkt door mijn lichaam. Met mijn adem. Wild gaat mijn borst op en neer. De basale reflex op het sterven. Mijn hoofd is rustig, mijn handen voelen de ondergrond. Alles loopt zoals gepland. Het volgende zijn inderdaad die handen. Het gevoel. Het gaat dood. Ik voel niets meer. Alleen het hart. Bonke bonke bonke. Elke seconde. Of is het minder dan een seconde. Het hart, mijn hart zal het bang zijn? Bang voor het moment dat ik het stil leg. Of zou ik eerst mijn adem stilleggen ? Ik heb geen keuze. Ik voel mijn hart enkele keren dubbel kloppen. Enkele keren over slaan. Niet kloppen. Er komt nog één hartslag. Het is stil. Ik adem nog. Nog eens. Nog een hartslag. Mijn hart luistert lastig. Nog adem, nog hart. Het laatste. Mijn hoofd raast. De laatste hartslag. Eventjes genieten van een alweer weggevallen last. Nog enkele keren nutteloos ademen. Mijn hoofd is alert. Het moet wel. Bewust bijwonen van de laatste momenten. Mijn laatste momenten. Nog enkele ademstoten. Ik voel rood met veel wit. Hel wit. Briljant wit. Het rood valt aan. Het wit wint. Het moet echter een punt toestaan in het midden. Een zwarte punt. Een expansieve punt. Mijn borst is stil. Geen hartlawaai, geen gehijg. De zwarte punt vult de helft van het wit. Het wit vecht terug. Tegen wat ? Tegen het rood ? Tegen het zwart ? Nog even een flits. Zie ik helblauw in het wit. Stralend blauw. Het zwart slaat toe. Nog een flits. Helwit. Mijn moeder wenkt. Of is het mijn vader ? Ik zal het nooit weten. Charon houdt zijn hand aan mijn mond. Zijn boot wacht. Ik spaag geld. Ik kan de Styx over. Het is ondertussen groen geworden.

04-01-2008 om 16:41 geschreven door De Rode Willem


» Reageer (0)
03-01-2008
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Remi leeft : Hoofdstuk 9 : Eén groot gesukkel

Ik kwam midden op straat terecht. Met mijn fiets. Er was dus geen tegenligger. De put was genomen. Ik slingerde. Zoals altijd. Doch uiteindelijk kwam ik op het pad terecht. Ik sukkelde verder. Ik kon verder sukkelen. Zoals gewoonlijk.

 

Mijn leven sukkelde ook verder. Oh nee nog niet uiterlijk. Voor de anderen stond ik nog steeds hoog op de hemelladder. Wachtend op mijn jour de gloire. Zelf wist ik dat ik al flink aan het zakken was. Van op mijn zetel, mijn vloer overpeinsde ik 's nachts mijn verwezenlijkingen. Mijn levensfilm begon steevast met de verkiezing. Wie had het kunnen denken toen. Le jour de gloire est arrivé. Toen al. Want de beeldenstroom ging naar mijn falende vrouw. Steeds meer. Ook het falen. Mijn eerst geborene had het niet in zich. Niet in zijn hoofd, maar ook niet in zijn handen. Of misschien wel. Ze hingen los. Liet ze slingeren zijn handen. Van zijn dertien - veertien werden vele van zijn verwezenlijkingen ons door de politie verteld. Gelukkig of we kwamen ze waarschijnlijk nooit te weten. Wat er gelukkig aan was moet de lezer zelf maar uitmaken. In vele gevallen zouden ouders veel gelukkiger zijn als ze de hindernissen op de zoektocht van hun kinderen niet zouden kennen. Mijn oudste zoon zocht ook. Vooral dingen die hij wou hebben, maar nooit zou kunnen krijgen. Hij nam ze gewoon. Uit de winkel, van de anderen, van mij, van zijn moeder. Maar de eerstgeborene mag wat meer. Kan wat meer. Ik keurde moreel zijn zoektocht niet goed. Maar ik spuwde hem niet uit. Hij mij wel. Hij sloeg mij. Hoe oud hij toen was weet ik niet. Hoe oud ik was ook niet. Ach of het voor of na de wagen was weet ik niet. Was ik al prins geweest ? Het moet wel. Een prins die slaag krijgt van zijn zoon ? Neen dat is onmogelijk. Het hoogtepunt lag achter mij dat was duidelijk. Als hij dronken was, mijn zoon dus. Dan slingerden zijn handen in het gezicht van anderen. Eventjes. Nooit erg. Het was een vaste gewoonte dat hij toen in elkaar geslagen werd. Tot die ene keer. Hij had toen een mes bij zich.

 

Het bijsturen van mijn vrouw had als enig resultaat dat ze nog minder deed. Thuis dan toch. Elders bij de anderen ging ze werken. Wat weet ik niet. Huishouden doen ? Ik vraag het mij af. Want thuis deed ze niets om haar competentie ter zake aan te tonen. Laat staan te vergroten. Verkoop van sex ? U vraagt het. Ik was er nog niet opgekomen. Maar ach, nee. Neen ! Dat kan niet. Wie was er nu in zo'n grote nood ? Wat zegt u ? Een gat is een gat ? Ik wil het niet meer horen. Aan denken kan ik niet. Wil ik niet. Ik denk niet meer. Toch niet meer achteruit. U wil mij laten denken. Zou dit u echt iets aan extra informatie opleveren ? Neen. Dat beweerde ik ook al. Ah, u doet het om wat sensatie in mijn verhaal te krijgen. Ik zit in een stuk waar toch niet veel gebeurd ? Gebeurde ? Mijn vrouw ? Op de vrije markt ? Zou ze daarom zulke dure kleren gaan kopen zijn. Waarom was daarna dan het geld op. De vrije markt betaalt niet veel voor zo'n vrouw ! Dat was het. Neen ik wou er niet zo over denken. U maakt mij bang. Ga weg. Ze hielp in het huishouden van de immer hard bezig zijnde mensen. Simpel. Niets anders. Strijken, koken, kuisen in ruil voor geld. Haar dochter voedde ze wel op. Die leerde ze thuis alles. Alles te doen. School kon wachten. De bovenverdieping moest eerst gekuist. Of voor de marktdag, als er groenten, vlees en boter moest worden gehaald. Ik was akkoord. Vrouwen moeten niet lezen, rekenen. Vrouw moet het huishouden doen, kinderen krijgen. Ik die het zo goed weet, ik zat aangesmeerd met één van de uitzonderingen. Haar dochter, deed uiteindelijk het huishouden. Het elementaire. De kook dus. En later de verzorging van onze jongste. De autobaby. Ze deed dat goed. Als het niet goed was ging ik naar het frietkot. Dan naar het café. Ze deed dat dus goed tot ze meer geld wou. Meer ? Ze had er normaal gezien geen. Ik had geld. En die vrouw, haar moeder. Niet veel. Wij hadden veel te weinig eigenlijk. Maar haar dochter had normaal geen geld. Ze wou er wel. Toen deed ze niets meer goed.

 

Het pad gaat rustig verder. Rustig inderdaad. Geen putten of bochten. Het eindigt wel. Ooit in de grote oversteek. Maar daar ben ik nog niet. Ik zal niet meer vallen. Tot aan de oversteek. Ik kan nog even aan mijn tweede zoon denken. Een leuke jongen. Een beetje zuurstoftekort bij de geboorte. Dat zei de vroedvrouw. Thuis. Ik zou het niet gezien hebben. Hij ontwikkelde. Groeide snel, leerde traag. Ik had met hem te doen. Hij stonk steeds naar pis, kots en kak. Zijn lichtbruin peenhaar plakte tegen zijn kop. Haar dochter ververste hem, voedde hem. Nieuwe pampers, nieuwe pap, soms heel soms nieuwe kleren. Ze was daar zuinig op. Ze moest ze zelf wassen en had geen geld. Mijn tweede zoon groeide. Hij was een beetje fors. Stevig. Na enkele jaren was hij niet op zijn smoeltje gevallen. Kut, teef, trut, ... hij beheerste het jargon. Hij schopte. Als het moest, als het nodig was. Op zijn moeder. Natuurlijk. Moeders moeten perfect zijn. Anderen hun moeders zijn zeker perfect. Ik was mislukt. Ik kon mijn zoons geen perfecte moeder bieden. Ze had stimulatie nodig. Ik stimuleerde mij zoon om voor zichzelf op te komen. Hij was achterlijk. Hij kwam achter. Achter alle anderen. Dat deed pijn. Ik leerde hem zich naar voor slaan, kloppen bijten en schoppen. Ik lag toch op de zetel. De jongste blijter is meermaals niet in zijn eigen bed geraakt. Hij sliep op de mat, in de mand, op de grond, in de zetel. Oh ik heb die verzoeningspoging gehaat. Ik heb ze mij bespeten. Ik had ze nooit mogen doen. Het gevolg stonk en jankte. Ganse dagen zonder ophouden. Dochters schieten tekort. Dat is normaal. Moeders moeten die taak op hen nemen. Andere moeders doen dat. Die van mijn zonen schoot nog korter dan haar dochter. Hoe hard zij ook gestimuleerd werd. Zij werd koppiger. Bokkiger dan onkruid. Uiteindelijk kon de zweep geen renpaard maken van de ezel.

03-01-2008 om 17:46 geschreven door De Rode Willem


» Reageer (0)
02-01-2008
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Remi leeft : Hoofdstuk 8 : gevaarlijke afslag

Nog heel even en één van de gevaarlijkste punten van de rit komt eraan. Een afslag naar de overkant van de baan. Een zijstraat midden in een bocht. Een gevaarlijke splitsing van het pad. Ik moet mij naar het midden van de rijbaan begeven. Zonder dat ik kan omkijken. Amper op snelheid gekomen. Ik moet horen. Luisteren. Scherp horen. Inschatten. Mijn gewicht verplaatsen en een beetje aan het stuur trekken. En hopen. Hopen dat er geen tegenliggers komen zodat ik moet stoppen. Dat zijn rampen. Met dit verkeer moet dit vlot en snel gebeuren. De kans op vallen vergroot. Ik neem bij deze lage snelheden echter zoveel rijbaan in dat het ook hopen is dat ik niet aangereden wordt langs achter. En dan als alle hoop gewettigd blijkt zwenk ik. Ik moet mikken op het nauwe pad in de zijstraat. Het pad begint met een diepe put. Op snelheid levert deze put geen probleem. Zwalkend, met het been stampend durft die put mij soms uit koers te slaan. Dan kom ik midden op straat  uit. Of op de grond. Als ik het zo bekijk speelt een niet verwaarloosbaar deel van mijn leven zich op de grond af. Zowel letterlijk als figuurlijk.

 

Want ook in mijn levensverhaal bleek achteraf mijn hoogtepunt een gevaarlijke splitsing te bevatten. Op de baan kan men zich omkeren als men de verkeerde kant kiest. In het echte leven kiest men en kan men niet terug. Ik ben op de avenue de gloire een verkeerd zijwegeltje in gesukkeld. Het waren nochtans vijf dolle dagen. Die carnaval. Mijn carnaval. Het verval trad niet onmiddellijk in. Integendeel. Ik steeg eerst nog enkele treden. Ik kwam een geïnteresseerd vrouwtje tegen. Zij deed mij aan mijn moeder denken. Kus kus, bla bla, trouw trouw, boem boem. Mijn eerste zoon. Van mij. Volledig. Mijn eerste dochter. Ook volledig. En mijn tweede zoon. Ze groeiden als kool. Om een auto te kunnen kopen kwam er derde zoon. Van het extra kindergeld deden wij de afbetaling. Een privé auto. Alweer een stap omhoog. Achteraf gezien de hoogste trede. Ik heb de splitsing daar niet gezien. Ze was er wel. Ik nam de verkeerde kant. Dat is nu duidelijk. Waar liep het mis ?

 

Ik denk niet bij de kleur van de auto. Die mogen vrouwen meestal bepalen. Bij mij niet. Ik regelde alles. Ook de kleur. Ik meende dat te kunnen. Ik was prins geweest. Of zou het nog worden. Ik zei het waarschijnlijk al, het tijdskader is gewist uit mijn geest. Na de geboorte van mijn eerstgeboren zoon, werd mijn vrouw net een paard. Dik ook ja. Maar ze had af en toe een aanporring nodig. Een tik, een trap. Ik zag het mijn vader doen. Ik nam het over. Als mijn vader dat deed, kon dat toch niet slecht zijn. Maar mijn vrouw had eerder een ezelskarakter. Ze werd bokkiger en koppiger. Ze leerde lastig. En na de geboorte van ons dochter verviel ze in een nog grotere lethargie dan vooreen. Men moest de zweep hanteren wou ze nog iets uitvoeren. Haar eerste kind begon toen opmerkingen te verzamelen. Van de kleuterjuf. Hij sloeg kinderen, beet en schopte. Hij stak ze met potloden. Bijna de ogen uit. Zijn eerste woorden waren vloeken. De juf verdacht mij van slecht leiderschap. Slecht vaderschap. Net ik die prins was geweest of het ging worden. Dat terwijl het kind zo'n moeder had. Waarom werd zij niet aangepakt. Zij voedde dat rotjong op. Of dachten ze soms dat ik mij ging bezig houden met die blijter. Hij irriteerde mij. Hij liep in mijn weg. Een man hoort niet bij baby's. Een man moet zijn weg gaan. De trap naar de hemel beklimmen. Ik heb het haar eens goed ingepeperd, die moeder. Mijn vrouw. Ze is enkele weken binnen gebleven om er over na te denken. Maar uiteindelijk was het noodzakelijk. Alles voor mijn kind, mijn gezin. Ook de beste moeder. Al had het bij ons een beetje moeite gekost.

 

De tweede was haar dochter. De derde was alweer mijn zoon. Ook hij ontwikkelde. Vooral problematisch gedrag. Toch voor de anderen. Ik leerde hem opkomen voor hemzelf. Hij was fors gebouwd en onverschrokken. Hij vocht en won. Kreeg af en toe ook een klop. Een flinkerd kan daar tegen. Hij schopte en sloeg zijn moeder. Ik moedigde hem aan. Een moeder moet er zijn voor mijn zoon. Mijn moeder was er ook altijd. Ze heeft maar één keer niet willen reageren. Ik heb haar daarna nooit meer bezien. Ook voor mijn tweede zoon moest zijn moeder een beetje aangepord worden.

 

In plaats van te leren werd ze opstandig. Die moeder. Die vrouw. Extra bijsturingen hielpen niet. Ze was koppig als onkruid. Ze smeet mij uit de slaapkamer. Ik kreeg de zetel. Het hardde mij. Ik sliep op de grond. Ik leerde mals te liggen op stenen. Dit stapje omlaag bleef achter de voorgevel van het huis verborgen. Waar dit huis vandaan kwam weet ik niet. Ze sprak niet meer. Het hoefde niet voor mij. Ik trainde in zwijgzaamheid. Het hardste wapen. Voor wie het kan hanteren.

02-01-2008 om 18:21 geschreven door De Rode Willem


» Reageer (0)
01-01-2008
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Remi leeft : Hoofdstuk 7 : Terug op weg

Ik moet nu wel echt doorgaan. Het been is uitgerust. Mijn been is nooit moe geweest. Wat echt van mij is gebleven ontgoocheld mij niet. Wat niet van mij is heb ik weggegooid. Behalve het been. Dat heb ik gehouden. Uit zelfbelang, opportunisme zelfs. Andere mensen doen dat ook. Wegsmijten wat ze niet kunnen gebruiken. Wat hen ontgoocheld. Ik ben zelf weggesmeten. Eerst door die nonnen. De zwarte madammen. Toen lag de toekomst nochtans open. Glorieus. Een trap naar de hemel. Die nonnen konden de pot op. Ik ben nog enkele keren in de zaal gaan eten. Vraag mij niet hoeveel keer. Ik heb dat geweten. Heb ik dat geweten ? Heb ik die keren geteld ? Ik geloof van niet. Ik maak mijzelf wat wijs als ik het laat voorkomen dat ik het geweten heb hoeveel keer ik nog gaan eten ben na dat de pinguins de macht hadden gegrepen.

 

Ik liep dus weg. Naar huis. Woonde bij mijn grootouders en trouwde. De wereld begon aan zijn toekomst. Ik bezorgde het dorp de belangrijke boodschappen. Neen ik was geen postbode. Ik bezorgde de echt belangrijke boodschappen. Eerst met de fiets. Dan kreeg ik zelfs een auto. Het dorp breidde uit. Mijn bereik ook. Ik voelde mij de koning te rijk. Ik voelde mij de koning. Ik zwaaide naar iedereen. Velen zwaaiden terug. Als je wint heb je vrienden. Rijen dik. Echte vrienden. Ze kenden mij. De anderen. Ze wilden mij. Op café was ik de graag geziene. Ik trakteerde en werd getrakteerd. Mijn populariteit groeide. Ik werd een man waar men naar opkeek. Toch in het dorp. Toch in het café. Het culmineerde in duwen en trekken om mij kandidaat te stellen. Ik herinner mij dat. Is herinneren hetzelfde dan weten ? Positief weten. Informatie meedragen als ballast. Reconstructies van momenten. Gefilterd door mijn geest. Terug in elkaar geknutseld door een ander deel van diezelfde geest. Informatie wordt geschiedenis. Geschiedenis gevormd door de toestand van mijn geest. Is alle geschiedenis reconstructie door haperende, falende, fantaserende geesten ? De mijne wordt ondersteund door één foto. Mijn geschiedenis dus. Eén foto aan de wand van een café. Of dit nu het café is uit mijn glorietijd weet ik niet. Niet meer waarschijnlijk. Nochtans zou dit een essentieel stukje informatie zijn om mijn toestand beter te begrijpen. Mijn huidige toestand. Dat ik dit niet meer weet maakt mij een beetje bang. Nu op dit moment. Anders niet. Het is een ergerlijke vaststelling dat de geest die mijn geschiedenis moet reconstrueren dit essentiële gegeven niet meer vindt. Wat kan er dan nog kloppen van mijn verhaal ? Waggelde ik echt altijd ? De priester, was die er of niet. Of was het iemand anders. Was het wel mijn been dat toen rotte ? Heeft iedereen last van dergelijke gaten in de herinnering. Wat kunnen wij geloven ? Wat is bij het verhaal gefantaseerd.

 

Ik werd dus de kandidaat van mijn café. Het café waar ik veel kwam, zat en dronk. Kandidaat om voor enkele dagen de koning van het dorp te zijn. De prins carnaval. De trap naar de hemel werd steiler. De glorielaan breder. Ik sprong met twee trappen tegelijk omhoog. Op de grote algemene verkiezing was ik knap. En goed. Ik wemelde door de massa. Ik denk dat ik dan niet waggelde. Ik gleed en vloog. Mijn jarenlange public relations verzorging door naar iedereen te zwaaien tijdens de werkuitstappen loonden. Ik werd verkozen. Dat kon niet anders. Geen weg naast. Democratisch. Ik groeide, glunderde, gaf licht. Ik vermoed dat toen ergens de foto is gemaakt. Mijn foto. Mijn hoogtepunt. Maar er kwamen er nog. Dat voelde ik gewoon. Dit was een begin. Ik stond al hoog maar kon nog veel hoger kijken. En tot daar zou ik klimmen. Dat men met stijve benen geen vette vissen meer kan vangen wist ik. Dat klimmen ook niet kan besefte ik toen niet.

 

De zeldzame aanwezigen in het café kijken niet meer. Ik weet dat niet. Ik kan dat niet controleren als ik op mijn fiets wil stappen. Ik zou dan zeker vallen. En dan kijken ze wel. Dat is logisch. Dus ik steek mijn been in de opening tussen zadel en stuur. Het moeilijkste moment is mij neerzetten op het zadel. Dan stampt het been tot de dynamica het overneemt van de statica. Mijn actieve balanceren van de fiets vroeg een beetje gewenning. Toch van de toeschouwer. Ook van mij. Meermaals viel ik. Potsierlijk. Zonder schade. Maar een klucht went ook. Ook voor de hoofdrolspeler. Nu kijken ze niet meer. Denk ik. Hoop ik ? Heb ik hoop. Mag ik hoop koesteren ? Vooral op dit gebied. Ik bol nu. De stampen met het been krijgen een lagere frequentie. Het is het moment om ze te stoppen. De trapper te nemen. Met de voet. Die voet aan het einde van het been. De trapper in positie te brengen. Of toch nog een stamp met het been. Ik slinger. Gevaarlijk. De trapper staat in het midden. Een vlugge duw. Is het genoeg ? Heb ik snelheid om de voet onder de trapper deze terug omhoog te brengen. Ik probeer. Ik slinger, sta stil. Neen. Bijna. De statica valt aan. Ik val om. Aha bijna. De trapper is boven en ik duw hem naar beneden. Met het been. Ik rij. Ook vandaag heeft de dynamica gewonnen. Het café drinkt verder. Ik rij verder.

01-01-2008 om 12:29 geschreven door De Rode Willem


» Reageer (0)
31-12-2007
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Remi leeft : Hoofdstuk 6 : Het werk wacht wel

Mijn been is ondertussen beter. Uitgerust. Maar ik blijf toch zitten. Ik verander het patroon. De anderen zullen wel ingrijpen. Het werk wacht wel. Mijn werk is geduldig. Het kan geduldig zijn. Het weet dat ik kom. Vroeg of laat. Misschien vroeg en laat. U weet al dat ik moeite heb met tijd. Als het licht is ga ik naar het werk. Als het donker dreigt te worden verlaat ik het werk. Ach het kan simpel zijn. Ik kan het de anderen ook aanraden. De tijd te vergeten. Hem niet willen kennen. Het heeft geen zin om de tijd te kennen. Tijd is één van die dingen die men kan kennen maar niet beheersen. Licht – donker. Honger – geen honger. Dat volstaat. Echt waar. U kijkt op uw horloge. Aha u denkt nu de tijd te kennen. Maar u kent hem niet. U hebt alleen naar de politieman van de tijd gekeken. Als alles rustig is, geeft die politieman u een veilig gevoel. Hij is er. Hij staat op de hoek voor als het nodig zou blijken te zijn. Een blik op hem en u bent gerustgesteld. Maar als het mis gaat zweept die politieman u op. Uit de weg, sneller, vooruit… rennen springen vliegen duiken vallen opstaan en weer doorgaan. Aha en het is meestal zo dat de kennis van de tijd u onrustig maakt. Meestal is het verloop ervan niet naar wens. Te traag, te snel, niet veel goed. En als u dan toch rustig zit dan knaagt de tijd. Onvoelbaar maar toch. Tot u tot de conclusie komt dat de tijd alleen vooruit gaat. Nooit achteruit. De rimpels in uw gezicht gaan nooit meer weg, tenzij definitief samen met uw huid. De kwaaltjes van de voortschrijdende tijd worden alleen maar erger. Tot ze echt stoppen samen met uw hart. Nee, u moet er niet op rekenen dat de tijd ooit achteruit zal gaan. Daar kunt u niet mee om. Niet alleen met het feit dat de tijd unidirectioneel is. Tja zulke geleerde woorden had u niet verwacht natuurlijk. Toch niet van mij. Waggelend, amper pratend. De dorpsidioot. Ach verwacht of niet, u kunt niet om met het feit dat de tijd alleen vooruit gaat. Maar ook niet met het ontbreken van menselijke invloed op de tijd. U bent allerlei oplossingen gaan zoeken. U niet speciaal maar alle anderen die ooit geleefd hebben. Ze hebben levens na dit uitgevonden. Om de knagende pijn van de zekere dood te kunnen dragen. Wij razen met zijn allen tegen 120 km per uur in een doodlopend straatje. Alleen weet u niet hoe lang u straatje is. Dat maakt u bang. Achter die muur, dat eind van het straatje fantaseert u van alles en nog wat. Rijstpap, maagden, eeuwige levens, ... lachwekkend. Psychologisch lapjeswerk. Plantrekkerij. Zoals ik op mijn fiets. Het dient het doel. Over de stijl moet men zwijgen.

 

Toen ik jong was en nog getrouwd gingen de mensen, ik ook, die god afsmeken toch achter die muur te gaan staan. Met een opvangnet. En hopen rijstpap en gouden lepeltjes. En ik hoop ook met laxeerpillen. Want ik raak verstopt van rijst. Ik niet alleen. Of is het na de muur zo perfect dat de helft van mijn behoeftes zullen wegvallen ? De andere helft blijft. Ik ben daar zeker van. Waarom zou er anders rijstpap zijn ? Al eens rijstpap proberen eten als je geen honger hebt ?

 

Zou ik met mijn fiets ook tegen die muur rijden ? Dan toch niet tegen 120 km per uur. Ik zal het dus overleven dat einde van het doodlopend straatje. Zoals ik van alle nuttelozen en alle afstotelijken heb gewonnen, zo zal ik winnen van alle anderen ook. Ik zonder auto, met een stijf been. Mijn stijf been. Het andere moogt u hebben. Het wordt toch maar moe. Het luistert amper. Ik ben er niet zo veel mee. Alleen op mijn fiets. Ik zie mij hier al lopen, fietsen. Alle anderen aan de andere kant van de muur. Het leven confronterend, recht in de ogen kijkend. En met mijn zot verstand kunnen zeggen : Het was goed, en ik heb mijn best gedaan het beter te maken. Ik heb gekregen wat ik kon krijgen. De rol van dorpsidioot. Maar in alle eerlijkheid, durft u het leven in de ogen te kijken ?!

 

31-12-2007 om 08:11 geschreven door De Rode Willem


» Reageer (0)

Foto

E-mail mij

Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


Categorieën

Archief per week
  • 30/07-05/08 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 26/12-01/01 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 27/12-02/01 2011
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 14/01-20/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 04/12-10/12 2006


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!