Sinclair
Lewis, de man die momenteel op een vierde plaats staat in mijn literaire
toplijst. Hoofdstraat is inderdaad op enkelen na het beste boek dat ik ooit
gelezen heb. Babbitt heeft hij onmiddellijk na dat meesterwerk geschreven. Op
internet staan (bijna, er zijn altijd maloten in de wereld) alleen positieve
reviews. In het Engels. Want dit vermoede meesterwerk heeft zijn laatste
Nederlandse druk gekend in 1944. Moeilijk te vinden dus
Geschreven
in 1922. Ongeveer de periode die ook gecovered wordt door John Steinbeck met
zijn Dustbowl Trilogy. Maar oh wat een verschillende wereld. Lewis
gaat bij de rijken kijken. Ver weg van de miserie van de werkende kleine slaaf
uit die tijd. George F. Babbitt is een redelijk rijk vastgoedmakelaar in de
verzonnen maar oh zo typisch Amerikaanse stad Zenith. Op zich is dit reeds een
aanklacht op de eenheidsworst die vele Amerikaanse steden zijn, in vergelijking
met de historisch en cultureel rijke steden in Europa. In een cartooneske stijl die reeds in De
Hoofdstraat zichtbaar is schets Lewis de hypocriete leegheid van een rijk
bestaan. Babbitt is het typevoorbeeld van de conservatieve conformistische
Amerikaan. Leuk getrouwd, leuke kinderen, leuk huis, leuke wagen en leuke job.
Hij is zon man vanhet jaar nul waar zelfs de nulmeridiaan door zijn achterste
loopt. Arbeiders hebben hun domme idiote positie in de maatschappij aan
zichzelf te danken omdat ze te weinig gedreven zijn hogerop te komen. Ethisch
Moreel moeten naar buiten uit de hoogste standaarden worden voorgewend maar
vooral zichzelf wijsgemaakt. In de praktijk zijn er altijd wel (drog)reden om
toch maar af te glijden. De drooglegging is natuurlijk een fantastisch gegeven
voor een schrijver die hypocresie wil blootleggen. Gow
zo slecht is dat niet
dat drankverbod voor de lagere slaven om tegen zichzelf te beschermen. Goed
denkende mensen op niveau (van Babbitt dus) mogen toch wel een glaasje ?
George
(georgie..ome george
) zit dus in een langgerekte midlife crisis. Hij rebeleert
tegen zijn statisch leven. Zijn materialisme gaat voor alles en hij dient dat
doel door een mijn naam is haas houding. De groepscultuur van de boys onder
elkaar wordt gekoesterd. Zowel in de kring van de vastgoedmakelaar, de
genootschap van de ondernemers, de club als in zijn persoonlijke
vriendschap druipt Babbitt van de olijke
jongens onder elkaar mentaliteit. Ook zijn morele zekerheden wankelen, en hij
gaat driftig op zoek naar een maîtresse. Die hij dan ook lijkt te vinden in
zijn femme fatale Tanis Judique. Zijn beste vriend breekt zijn hart (verwijzing
naar homo-liefde ?) door een vreselijke daad te stellen en in de gevangenis te
belanden.
Natuurlijk
moet er een arbeidersstaking bij komen. Babbitt is eerst een grote tegenstander
van zulke werkonderbreking en verkettert de stakers tot het crapuulschap. Maar
toch
Babbitt rebeleert en gaat liberaal denken. Hierdoor zet hij een ganse
machinerie in gang tegen zichzelf. Maar alles loopt goed af. Er is wel een
klein gezondheidsprobleempje voor nodig, maar Babbitt blijft Babbitt
.een man
van het jaar nul.
De eerste
100 bladzijden zijn magistraal goed. Zulk een karaktersschepping is in de
literatuur zeldzaam. De zelfingenomen blaaskaak is zo echt, u haat hem en
krijgt toch alweer wat sympathie op dezelfde bladzijde. Een man van vlees en
bloed. Dan zakt het boek een beetje weg in te karikaturale schetsen
en alle te
stereotype toestanden moeten de revue passeren. De laatste 100 bladzijden rijst
het niveau terug naar het betere nobelprijzenwerk. Alleen het einde is zo
teleurstellend
amerikaans dat het afbreuk doet aan de rest van het boek.
Ondanks dat
toch een dikke 7/10.
|