Ik ben er. Het gebouw is er nog. Als altijd. Gebouwen gaan niet zo vlug lopen. Ik ken er geen die zomaar gaan lopen zijn. Er zijn er verdwenen, gebouwen. Daar hadden de anderen steeds iets mee te maken. Op dit gebouw kun je vertrouwen. Alle vensters zijn nog in goede staat. De rode bakstenen ogen zelfs nog goed. Geen vervaald grijs anoniem beton. Daar kleeft het verval sneller aan vast. Bakstenen dragen hun verleden met zich. Ze kunnen niet spreken of het verleden projecteren. In dat opzicht zijn bakstenen ongevaarlijk. Ongevaarlijker dan foto's of teksten. Hun geschiedenis is niet onweerlegbaar definitief. De menselijke geest kan de geschiedenis van de bakstenen vormen en filteren naar goeddunken. Beton zou het wel langer kunnen volhouden. Objectief eet ik dat niet. Ingenieurs kunnen u dat vertellen. Beton houdt langer de schijn op. De prijs voor geschiedkundige persistentie is blijkbaar vaagheid. Hoe meer details men voor de geest wil halen, hoe meer onderhoud, koestering men moet investeren.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Rondom het gebouw ligt een wal van groen. Een verdedigingswal. Dit voorjaar moet ik die fatsoeneren. Hij laat zich ook gaan, die groene zoom. Het begrip verwilderd schiet bij mij binnen. Net als ik. Wij passen goed bij het gebouw. Binnen is mijn werk. Ik rij naar de achterzijde. Hier kan ik afstappen zonder gezien te worden. Een paar rechtstaande paletten dienen als steun. Ik kan er de bagagedrager van de fiets tegen laten rusten. Ik kan dan het been, het werkende been, als steun gebruiken. Mijn been haal ik door de opening tussen stuur en zadel. Ik sta. Altijd. Hier ben ik nog nooit gevallen. Hier speelt geen faalangst. Niemand ziet mij, kan mij zien. Ik ga naar de doorgang. Een deurgat afgesloten door een houten plank.
Ik verwijder de plank uit het gat. Ik ga erdoor, door dat gat. Ik ben op mijn werk. Ik zie mijn lieverdjes blinken in de duistere hall. Vroeger werden ze afgejakkerd. Het moest. Productie, meer dan ze aankonden. Meer dan ze lief was. Ze waren met zestig. Typisch machinegroen. Dat groen dat de oervader van de machinebouwers abusievelijk veel te veel aankocht en sindsdien doorgaf van generatie naar generatie. Onuitputtelijk lijkt dat vies groen. Ze moeten een hels kabaal gemaakt hebben, die zestig weefgetouwen. Tegen elkaar op. Ketting met inslag vermengend tot mooie stoffen. Zouden ze zich dat nog herinneren. Couturiers maakten modieuze kleren van wat ze uitbraakten. Het bedrijf bloeide. Dat moet wel. Vroeger toen ik mij nog tussen de anderen begaf werd de naam van de fabriek met nostalgisch respect genoemd. Als ze ter sprake kwam natuurlijk. Niet veel mensen noemden de fabriek zo maar, midden in een zin. Geen zelfs. De producten waren bekend tot ver buiten ons dorp. Ik vermoed zelfs veel verder. Op het hoogtepunt natuurlijk. Er zullen daar wel foto's van zijn. Ik weet dat niet zeker. Op zijn minst de baas moet fier geweest zijn op zijn machines, zijn producten. Hij zal wel een foto hebben. Of zijn nazaten ? Of hebben die zich ontdaan van de herinnering. Ze namen vrede met het geld alleen. Geld zonder verleden geeft gemakkelijker uit. Geld moet hier toch te rapen geweest zijn ?
Na het hoogtepunt moet het verval snel gekomen zijn. Of er net zoals bij mij vrouwen een rol in gespeeld hebben weet ik niet. Er zijn geen onweerlegbare bewijzen voor. Maar het zou mij niet verwonderen. Niet alle hemelladders worden tot het einde beklommen. In vele gevallen zit er een vrouw tussen de sporten die de opmars tegenhoudt. Bij mij was dat zo. Nu ben ik anders dan de anderen. Vroeger veel minder. Velen moeten dus hun einddoel niet bereikt hebben. Ik vraag mij zelfs af of er bestaan die hun einddoel wel bereiken ? Heeft het leven een doel ? Of anders, kan een leven een doel hebben ? Kan men zeggen die is geboren om.... dat te bereiken. Vruchten van onbevlekte ontvangenissen zijn per definitie geboren om god te zijn. Velen zullen er zo niet rondlopen. Vele vaders denken wel dat een geboorte in het gezin zijn queeste naar zijn doel kan verder zetten. Maar dat is iets anders. Weinigen zetten effectief de zoektocht van hun vader verder. Nog minder komen effectief verder op het pad van hun vader. Wie bepaald zelf een levensdoel ? Hoeveel komen er bedrogen uit ? Een bepaalde periode lijkt af te stevenen naar het ultieme doel. Le jour de gloire. Vele kinderen telt het vaderland niet dat die gloriedag effectief heeft mogen aanschouwen. Een kleine rimpeling, een onwillige vrouw, een te gewillige vrouw, een bende jongen, abnormale jongen,... er is zo weinig nodig om op een zijspoor terecht te komen. Zelfs op de terugweg. Andere doelen dienen zich aan. Andere obstakels vormen onoverwinnelijke bergketens. Het enige zekere doel van een leven is het te verliezen. Te sterven. Tussen de twee uitersten van het leven is het van belang bepaalde doelen te bereiken. Vooral de dagen hebben een doel voor mij. De dag door komen, voldoende eten hebben, niet vallen, mij ontlasten, op het werk geraken. Of een week ook een doel heeft ? Een maand, een jaar ? Ik kan het u niet zomaar zeggen. Het aaneenrijgen van allemaal vervulde dagdoelstellingen ? Al die tijdintervallen vervloeien in elkaar. Donker, licht, donker, licht. Wat langer van het een, wat minder van het ander. Ik heb geen boodschap aan meer tijdsreferenties. Ik heb daar geen vat op. Bovendien dragen tijdsreferenties niets bij aan mijn verhaal. Ik ben niet perfectionistisch. Of is het mijn geheugen, mijn geest die perfectionisme heeft opgegeven ? Voor mij is de perfecte reconstructie van het tijdskader hopeloos nutteloze ballast. Er zullen wel anderen zijn die daar anders over denken. Nero, Karel de Grote, Napoleon, Hitler. Ze hebben een volgorde. Belangrijk voor wie de luxe heeft dit belangrijk te vinden. Eén enkele snee brood zal ik er niet extra voor krijgen moest ook ik de juiste volgorde kennen.
|