Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
06-02-2014
DOORDENKEN OP DONDERDAG
Picknick met God
Er was eens een kleine jongen die God wilde ontmoeten. Hij wist wel dat het een verre reis zou worden om bij God te komen, dus pakte hij zijn kleine koffer en stopte die vol met koekjes en pakjes sap. Zo ging hij op weg. Hij was nog maar langs drie grote flats gegaan, toen hij een oud vrouwtje zag. Ze zat op een bank in het park en staarde zo’n beetje naar de duiven. De jongen ging naast haar zitten en deed zijn koffer open. Hij wilde wat drinken, maar net toen hij een slokje wilde nemen, merkte hij dat het vrouwtje er erg hongerig uitzag. Daarom bood hij haar een koekje aan. Zij nam het dankbaar van hem aan en glimlachte naar hem.
Haar glimlach was zo intens mooi, dat hij die nog eens wilde zien en daarom gaf hij haar ook een pakje sap. Opnieuw schonk zij hem haar glimlach. De jongen was helemaal vertederd en verrukt! Zo zaten ze daar de hele middag, aten en glimlachten, maar er werd geen woord gesproken.
Toen het begon te schemeren voelde de jongen zich moe worden. Hij stond op om naar huis te gaan. Maar na een paar stappen draaide hij zich om, rende terug naar het oude vrouwtje en omhelsde haar heel stevig. En zij schonk hem een stralende glimlach.
Toen de jongen even later thuis kwam, verbaasde zijn moeder zich over de vreugde die op zijn gezicht lag en zij vroeg: ‘Wat heb je vandaag gedaan dat je zo blij bent?’ En hij antwoordde: ‘Ik heb met God gepicknickt.’ Nog voordat zijn moeder verder kon vragen, zei hij: ‘En weet je, zij had de mooiste glimlach die ik ooit gezien heb!’
Intussen was ook het oude vrouwtje stralend van vreugde thuisgekomen. Haar zoon was verbluft toen hij die vredige uitdrukking op haar gezicht waarnam. Hij vroeg: ‘Moeder, wat heb je vandaag beleefd, wat heeft je zo gelukkig gemaakt?’ Zij antwoordde: ‘Ik heb in het park koekjes gegeten met God.’ En voordat haar zoon nog iets kon zeggen, vervolgde ze: ‘En weet je, hij is veel jonger dan ik dacht!’
Vandaag op de 40ste dag na Kerstmis vieren we, in de kerk, het feest van Lichtmis: de opdracht van Jezus in de tempel. Naar Joods gebruik wilden Maria en Jozef op die 40ste dag het kindje toewijden aan God. In parochies wordt dit feest dan doorgaans ook gevierd met een kinderzegen.
Maar hier bij ons, in een rusthuis, kunnen we dit feest moeilijk vieren met kleine kindjes. En ook een kaarskesprocessie is niet echt aangewezen.
Daarom is het feest van vandaag voor ons bovenal een Mariafeest, een hulde aan moeder Maria, met deze bijzondere klemtoon: langs Maria willen we dichter bij haar Zoon, Jezus, komen: Jezus, die Lichtpunt en Wegwijzer is voor de wereld en voor alle mensen, die Hem aanvaarden.
Eerste lezing uit Psalm 27
De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen?
Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn?
Hoor mij, HEER, als ik tot u roep, wees genadig en antwoord mij.
Uw nabijheid, HEER, wil ik zoeken, verberg uw gelaat niet voor mij.
Wijs mij uw weg, HEER, leid mij op een effen pad, bescherm mij tegen mijn vijanden, lever mij niet uit aan mijn belagers.
Evangelie volgens Lucas (Lucas 2, 22-40)
Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de Messias zou hebben gezien.
Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden: ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’
‘RUSTIG EN WIJS’
Als bejaarde mensen wordt onze aandacht getrokken door die andere bejaarde mens, die in het evangelie vermeldt wordt: Simeon. Wat opvalt in zijn persoon is zijn wijsheid en zijn rust:
hij herkent de kleine Jezus als de Redder die hoop biedt aan mensen. Het getuigt van een diep inzicht en een grote wijsheid, die een mens veelal maar verwerft na vele jaren en door veel ervaring. Moge het ons gegeven zijn om wijze mensen te zijn, die veel geleerd hebben door een leven van vele jaren. Echte wijsheid steek je inderdaad niet zozeer op uit boeken, maar wel uit het leven zelf: door gelukkige momenten en door tegenslagen, die je meemaakt.
Simeon is ook een rustig mens … moge dat ook aan ons gegeven zijn. Dat wij, doorheen de wisselvalligheden van ons leven, geleidelijk aan tot innerlijke rust mogen gekomen zijn, mensen ook die rust uitstralen, mensen die door hun aanwezigheid anderen tot rust brengen.
En tenslotte: mogen wij door onze wijsheid en onze rust een lichtpuntje en een wegwijzer zijn voor andere mensen. Dat andere mensen vreugde mogen vinden in onze aanwezigheid.
Een oud verhaal vertelt over een leger van kikkers die gingen springen door het woud. Op zekere dag vielen er twee van hen in een diepe put. Alle andere kikkers verzamelden zich rond de put om te kijken naar hun twee gevallen kameraden. Ze begonnen allen met hun kop te schudden en kwaakten trieste boodschappen. ‘Het is te diep!’, kwaakte een kikker. Een andere kikker kwaakte dat er geen mogelijkheid was om levend uit die put te geraken.
De twee gevallen kikkers begonnen herhaaldelijk te springen en probeerden uit die kuil te geraken. De kikkers die aan het kijken waren kwaakten echter luider naar hen dat ze beter ophielden daar ze zo goed als dood waren en enkel hun tijd verspilden.
Een van de twee kikkers gaf het uiteindelijk op en nam het pessimistisch advies van de kikkers bovenaan aan. Hij stopte met springen en stierf met een laatste kwaak.
De andere kikker ging echter door met springen en sprong zelfs harder dan ooit, niettegenstaande al het luide, afkeurende gekwaak van de kikkers bovenaan. Ze bleven maar kwaken om op te houden en zichzelf te sparen van de pijn, bij het keer op keer vallen op de bodem van de put.
Uiteindelijk sprong hij nog harder dan ooit te voren en tot verrassing van alle andere kikkers sprong hij recht uit de put. De andere kikkers vroegen hem: ‘Waarom bleef jij springen zelfs als wij kwaakten naar jou om te stoppen?’. De kikker legde uit dat hij doof was en dat hij dacht dat zij hem voortdurend aanmoedigden.
Een kleine aanmoediging kan heel verre gevolgen hebben. Onze woorden hebben de kracht om te kwetsen of te helen.
Welke soort kikker ben jij? Eentje die kwaakt of eentje die springt?
Vorige week hoorden we hoe Jezus gedoopt werd door Johannes. Daarna vertrekt Hij naar Galilea. Meteen al blijkt dat Hij zijn opdracht – de verkondiging van het Rijk der hemelen – niet ziet als een eenmanszaak, een werk alleen voor Hemzelf. Hij vraagt van bij het begin gewone mensen om met Hem mee te werken, om samen met Hem, mensen op te vissen uit hun duisternis en hun eenzaamheid.
Toen – eeuwen geleden – ging Jezus zo te werk; vandaag blijft dit onveranderd en onverminderd zo verder gaan: zijn boodschap wordt in woord en daad doorgegeven door gewone mensen, mensen zoals wij: ‘vanaf nu zullen jullie mensenvissers worden.’ Mensen opvangen, om mensen bekommerd zijn is een grote klemtoon in het Rijk, dat Jezus wilde doorgeven.
Het is vandaag ook de ‘Werelddag voor de Melaatsen’, en dat brengt ons bij die grote mensenvisser, pater Damiaan. Hij was begaan met het leven van zijn melaatsen. Vandaag zetten anderen zijn werk voort. Dat werk willen we even toelichten, temeer omdat de Damiaanactie dit jaar haar vijftigste verjaardag viert.
Eerste lezing uit de Profeet Jesaja (Jesaja 8, 23b-9, 3)
Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet een helder licht. Over hen die wonen in een land vol duisternis gaat een stralend licht op.
Uitbundig laat U hen juichen en U overstelpt hen met vreugde; zij verheugen zich voor uw aanschijn zoals er vreugde is bij de oogst en gejuich bij het verdelen van de buit.
Evangelie volgens Matteüs (Matteüs 4, 12-23)
Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij twee broers – Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas – het net uitwerpen in het meer; want het waren vissers.
Hij sprak hen aan: `Kom achter Mij aan, en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken.' Meteen lieten ze hun netten achter en volgden Hem.
‘WIJ, MELAATSEN’
Helemaal in de lijn van de lezingen van vandaag was pater Damiaan een groot warm licht en een mensenvisser. Opgejaagde en verbannen mensen als de melaatsen gaf hij een thuis en een stukje paradijs. Hij werkte en wroette en maakte van de hel van Molokaï een levende, liefdevolle gemeenschap. Vrijwillig ging hij naar dat zieke, gevreesde stukje wereld. Met de inzet van zijn eigenzinnige, koppige maar vooral warme menselijke persoonlijkheid bouwde hij een dorp uit op mensenmaat, een stukje Rijk Gods op aarde, met alles erop en eraan: een school, een ziekenhuisje, een kerk, een boerderij, winkeltjes, een fanfare en speelterreinen. Hij trotseerde de tegenwerking en verwijten van medebroeders en oversten. Na een lange, innerlijke strijd zijn voor hem Jezus op het kruis en de gekruisigde melaatse één en dezelfde geworden. En uiteindelijk kon hij die prachtige woorden zeggen: ‘Wij, melaatsen’. Zozeer was hij één met zijn geliefde mensen.
Door de giften van vele mensen-met-een-hart kon de Damiaanactie, de voorbije 50 jaar, honderdduizenden nieuwe lepra- en tbc-patiënten helpen. Eén van hen was Ika, een jongetje van 11 jaar uit Manaus, in het Amazonewoud van Brazilië. Hij schreef volgend kinderlijk ontroerend briefje:
‘Hallo, ik heet Ika. Ik ben 11 jaar. Ik ben gestopt met de school in de derde klas, maar eigenlijk wilde ik verder leren en dokter worden, om mijn mama te helpen, en mijn familie, en iedereen, die mij nodig heeft. Ik ben arm en mijn ouders ook, maar daarover ben ik niet beschaamd. Ik wil mezelf zijn. Ja, in mijn dorp is het wel goed, zelfs nu ik melaats ben. Toen ik de ziekte begon te krijgen, heb ik heel veel geweend en ik had geen zin meer om te spelen. Iedereen uit de buurt zei me: je moet niet bang zijn, het zal wel beteren. Nu ben ik trots op diegenen, die mij behandelen: Jessica, Carla, zuster Angela en mijn vriend Chico. Dit is mijn verhaal. Het is niet vrolijk, maar zo gaat dat met mensen die ziek zijn, die melaats zijn. Een kusje voor iedereen, die ook ziek is. Je moet niet triestig zijn, want het leven kan nog mooi zijn.
Veel liefs, Ika.’
We kunnen Ika en zoveel andere patiëntjes en patiënten helpen verzorgen door iets te delen. Het is een ongelooflijk fijn gevoel om te kunnen zeggen: kijk, ik open mijn hart en ik deel. Ik wil voor een kind dat in het duister leeft een lichtpuntje zijn.
De Damiaanactie vergelijkt zichzelf met een vlinder, en zegt terecht: ‘Waar de vlinder van de Damiaanactie neerstrijkt, ontstaat telkens een heerlijke en eerlijke tuin. Zij danken jullie van harte voor een milde gift.
Op zoek naar bondgenoten
Nadat Jezus door Johannes gedoopt was,
trok Hij erop uit.
Van meet af aan
zoekt Hij bondgenoten of medestanders.
Het evangelie spreekt hier heel duidelijk.
Jezus doet geen vage, algemene oproep:
in de zin van ‘Arbeiders gevraagd’.
Hij roept bepaalde mensen – bij hun naam.
Het is ook opvallend dat zijn roeping
die mensen wel voor een radicale keuze plaatst.
Het antwoord is: ‘ja’ of ‘nee’.
Er is geen tussenweg.
Op weg gaan met Jezus is geen zaak
van ‘half en half’ of ‘een beetje wel en een beetje niet’.
De zalige priester Poppe had dat heel goed begrepen:
Een groep afgestudeerden, allen met een belangrijke functie, kwamen bijeen op bezoek bij hun oude professor aan de universiteit. Al gauw draaide de conversatie uit op klachten over stress op het werk en in het leven.
Om hen iets aan te bieden kwam de professor uit de keuken met een grote pot koffie en een gans assortiment van tassen – porselein, plastiek, glas, kristal, sommige mooi, sommige duur, andere dan weer minder – en zei hen zich te bedienen.
Als alle studenten hun tas in handen hadden, zei de professor: ‘Hebben jullie het opgemerkt: alle dure en mooie tassen werden genomen en de goedkope bleven staan? Hoewel het normaal is dat jullie enkel het beste voor jullie willen, is dit de oorzaak van jullie problemen en stress.
Wat jullie werkelijk wilden was koffie niet de tas maar bewust grepen jullie naar de mooiste kopjes en waren jullie ogen gericht op ieders kopje.
Nu, tracht het zo te zien: het leven is de koffie en de banen, het geld en de positie in de maatschappij zijn de tassen. Ze zijn enkel de hulpmiddelen om het leven te vatten en te omvatten. Ze veranderen niets aan de kwaliteit van het leven.
Soms, door ons enkel te concentreren op de tas vergeten we te genieten van de koffie die God ons schonk.’
Dus, laat je niet drijven door de kopjes… , geniet, in plaats daarvan, liever van de koffie.
Ik houd zo van die donkre burgerheren Die langzaam wandlen over ’t Velperplein In deze koele winterzonneschijn: De dominee, de dokter, de notaris En 't klerkje dat vandaag wat vroeger klaar is. Maar ’t kan verkeren.
Zo onmiskenbaar ziet men aan hun kleren Dat zij rechtvaardig zijn, terwijl de plicht Die eedle lijnen groefde in hun gezicht: De dominee, de dokter, de notaris, Drievuldig beeld van al wat wijs en waar is. Maar ’t kan verkeren.
Op aarde valt voor hen niets meer te leren, Zij zijn volkomen gaaf en afgerond, Oud-liberaal, wantrouwend en gezond: De dominee, de dokter, de notaris, Voor wie de liefde zelfs zonder gevaar is. Maar ’t kan verkeren.
Zij gaan zich nu voorzichtig laten scheren, Om daarna, met ervaring en verstand, Een glas te drinken op het heil van ’t land: De dominee, de dokter, de notaris. ’k Weet geen probleem dat hun na zes te zwaar is. Maar ’t kan verkeren.
Ik houd zo van die zindelijke heren, Levende monumenten op het plein In deze veel te heldre winterschijn: De dominee, de dokter, de notaris, Die denken dat uw dichter niet goed gaar is. Maar ’t kan verkeren!
Sinds 1945 hebben wij, in West-Europa, geen echte oorlog meer gekend. Maar daarnaast zien we toch ook dat er na de tweede wereldoorlog elke dag wel ergens oorlog was, zelfs in Europa: denken we maar aan de jaren van de gruwelijke Balkanoorlogen. En elders in de wereld is het nog dramatischer: Syrië, Afganistan, Irak, Oost-Kongo en zoveel andere landen. Miljoenen mensen, gedood in een oorlog die zij niet wensten. Miljoenen mensen op de vlucht ook.
Wij zijn met ruim 1 miljard christenen in de wereld. Kunnen christenen vanuit hun geloof in de boodschap van Jezus dat niet veranderen? Het is die hoop die wij willen uitspreken tijdens deze gebedsweek voor de eenheid van de christenen.
Eerste lezing: Jesaja 49,3. 5-6
De Heer had mij gezegd: `U bent mijn dienstknecht, Israël, door u toon Ik mijn heerlijkheid.' Ik stel u aan om een licht voor de volken te zijn: mijn heil moet reiken tot in de uithoeken van de aarde.'
Evangelie: Johannes 1,29-34
De volgende dag zag Johannes de Doper Jezus, terwijl die naar hem toe kwam. ‘Daar is het lam van God,’ zei hij, ‘diegene die de zonde van de wereld wegneemt.
En Johannes getuigde verder: ‘Ik heb gezien hoe de Geest als een duif uit de hemel neerdaalde en op Hem bleef rusten.
'IS CHRISTUS DAN VERDEELD?'
Onze wereld kent een grote verdeeldheid. De eigen identiteit wordt daarbij sterk beklemtoond. Maar deze zorg om de eigenheid kan meebrengen, dat wij meer aandacht gaan schenken aan wat ons verdeelt, dan aan wat ons verenigt. Daarom is het thema van deze gebedsweek betekenisvol: ‘Is Christus dan verdeeld?'. Over alle verschillen heen, brengt ons geloof in de Verrezen Jezus, ons samen.
In de Heilige Schrift wordt veel gesproken over een verbond tussen God en de mensen. Dit verbond tussen God en mens brengt mee, dat wij, mensen ook in verbondenheid, eenheid en liefde leven. Elke vorm van verdeeldheid tussen christenen, elke vorm van verdeeldheid tussen mensen, is een schande.
Verschillen zijn onvermijdelijk. Wij leven in verschillende situaties en culturen. Wij zijn mensen en volken, met eigen ervaringen en een eigen verleden. Maar hoe verschillend onze cultuur of ons verleden ook zijn ... boven al deze verschillen uit worden wij, als christenen, verenigd door de Heilige Geest, die zich in Jezus geopenbaard heeft. Meer nog: boven alle verschillen uit worden wij, door alle grote godsdiensten, opgeroepen om te leven naar Gods plan: goed en liefdevol, bekwaam en bereid om elkaar te begrijpen, te waarderen en te beminnen.
Laten wij dan de eenheid van de christenen, de eenheid van alle mensen, in de hand werken en helpen het onbegrip tussen de kerken en de mensen, de godsdiensten en de volken te verminderen. Laten wij kiezen voor begrip, verdraagzaamheid en liefde. En niet voor een verkeerd begrepen vrijheid, die alleen het eigen voordeel of het belang van de machtigen dient.
Bij Paulus lezen we: 'Zusters en breoders, gij werdt geroepen om vrije mensen te zijn. Misbruik deze vrijheid echter niet als voorwendsel voor de zelfzucht, maar leef naar de Geest. Dient elkaar in Liefde. Want die twee liggen met elkaar overhoop: de zelfzucht en de Geest. En de vrucht van de Geest is: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid.
Als wij ons, op die manier, laten leiden door de Geest, ligt er voor de Kerk, ligt er voor de godsdiensten nog een grote taak weggelegd in deze wereld. En hoeven wij ons zeker niet te schamen voor een geloof dat wereldwijd durft denken en kijken. Oecumene is géén overbodige luxe – ook al is de aandacht ervoor de voorbije jaren sterk verminderd. Oecumene kan ons in staat stellen om mee te werken aan een eenheid tussen alle mensen! Voorwaarde is evenwel dat elke godsdienst – in wederzijds respect voor de eigenheid van de andere – niet alleen aandacht heeft voor eigen belang, voordeel en macht. En hier is nog een lange weg af te leggen.
Een jongedame zat in de ruimte van een grote luchthaven te wachten op haar vliegtuig. Daar ze nog een hele tijd zou moeten wachten, besloot ze een boek te kopen. En een pakje koekjes.
Dan ging ze in een stoel van de Vipruimte wachten en rustig lezen. In de stoel naast haar zat een man. Koekjes lagen op de leuning tussen beiden. Wanneer zij een koekje nam, nam de man naast haar ook een koekje. Ze voelde ergernis maar zei niets. Ze dacht: ‘Wat een vervelend iemand, moest ik in vorm zijn, ik verkocht hem een trap’.
Voor elk koekje dat zij nam, nam de man er ook eentje. Dat maakte haar van binnen woedend maar ze wou geen scène. Toen er nog één koekje overbleef, dacht ze: ‘Wat gaat hij nu doen?’ De man nam het laatste koekje, brak het in tweeën en gaf haar de helft.
Dat was haar te veel! Ze nam haar boek en haar spullen en rende weg. In het vliegtuig zocht ze haar zonnebril in haar tas. Tot haar verbazing zag ze daarin het pak koekjes, dat ze gekocht had. Ongeopend. Ze voelde zich beschaamd. Ze was vergeten dat ze de koekjes in haar tas had gestopt.
De man verdeelde koekjes, zonder zich kwaad of bitter te voelen. En zij was vol woede geweest en had gedacht dat háár koekjes werden gedeeld. En nu kon ze het niet meer uitleggen of zich verontschuldigen.
Vergeet dus niet, er zijn drie dingen die je niet kan terugnemen: