Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
20-02-2013
DOORDENKEN OP DONDERDAG
‘Brief aan een dochter die uit de Kerk stapt.’
Veel gezinnen maken het mee dat een kind het niet meer ziet in de Kerk en in het geloof. Hoe moet je als ouders daarop reageren? Twee houdingen zijn alvast verkeerd: je kind de laan uitsturen of de beslissing zonder meer aanvaarden. Er zal iets moeten worden gezegd dat de liefde voor het kind en het respect voor de vrijheid intact laat, maar dat tegelijk recht doet aan de waarheid van het geloof en aan de pijn van het religieuze afscheid. Hieronder publiceren wij een echte brief die een vader schreef aan zijn dochter. Het is een vertaling uit het Duitse weekblad: ‘Christ in der Gegenwart.’
Dochter Cornelia (22), studente Germaanse filologie, heeft een relatie met de ongelovige Karsten. Kort voor Pasen 1992 gaan ze samenwonen. Op hetzelfde moment laat ze aan haar ouders weten dat ze uit de Kerk stapt, ofschoon zij jarenlang actief is geweest in de parochie en de jeugdbeweging. Na het bezoek op Paaszondag schrijft ze haar vader een brief waarin ze de redenen opsomt voor haar uittrede. Het geloof lijkt haar niet meer houdbaar, ze ziet zoveel 'ongerijmdheden' in de Kerk, schrijft ze. De zaligverklaring van de stichter van het Opus Dei bv. begrijpt ze niet. Ze heeft het over het 'geld van de Kerk' en schrijft moeite te hebben met wat ze noemt de 'ondemocratische leiding’ van de Kerk, die op voorhand verbiedt om tegen bepaalde opvattingen te zijn.' De klassieke argumenten dus.
Na zich te verdedigen ('Ik ben toch een deftig mens, ik denk zelfstandig na, neem geen drugs, drink niet en rook niet, ben in zekere zin - dat is overdreven, haha - intelligent ...' ) eindigt ze met te schrijven hoe graag ze haar vader ziet en vraagt hem het allemaal niet te zwaar op te nemen.
Vader schrijft terug.
‘Mijn lieve Cornelia,
Je brief heeft me aangenaam verrast en enigszins getroost, omdat je schrijft vanuit je hart en je je zorgen maakt om mij. Daarvoor dank ik je zeer. Je bent werkelijk een meevoelend en liefdevol mens en je hebt wellicht niet kunnen denken wat je uittreden uit de Kerk bij ons heeft teweeggebracht en hoe het ons bezighoudt. Ik wil duidelijk stellen dat ik je beslissing respecteer. Daarenboven leert de Kerk zelf ons dat elke mens zijn 'geweten' moet volgen, als hij eenmaal overtuigd is. Er bestaat zelfs een document van het Tweede Vaticaans Concilie 'Over de godsdienstvrijheid', dat dit uitdrukkelijk zegt, voor het geval dit je zou interesseren.
Als ouders wilden wij jullie een geloof in God meegeven dat blij maakt, dat tot gemeenschap leidt, dat tot naastenliefde aanzet en dat een houvast biedt in het leven met zijn hoogten en laagten, een houvast in vertrouwen op Hem die om ons bekommerd is. Nu zijn jullie volwassen. Op basis van die opvoeding moeten jullie nu zelf beslissen hoe jullie willen leven en geloven, ook als het ons niet goed uitkomt.
Dat staat nu eenmaal vast. Jullie blijven onze lieve kinderen voor wie wij alles willen doen en voor wie wij er altijd willen zijn, voor zoverre het in onze kracht ligt.
Mag ik je ook in alle openheid schrijven hoe 'ik' je beslissing ervaar? Mama overigens ook! Of moet ik tot de orde van de dag overgaan, alsof alles o.k. is? Ik wil je helemaal niet een slecht geweten of schuldgevoelens aanpraten.
Als volwassen mens echter moet je ook bereid zijn om de andere kant te horen. Waarschijnlijk heb je heel wat niet in overweging genomen. Als vader mag ik dan ook niet nalaten je erop te wijzen wat mij duidelijk is geworden. Het is belangrijk dat men zijn gevoelens en zijn gewaarwordingen kan meedelen aan wie men liefheeft, aan wie men vertrouwen kan.
Je hebt het juist gezien dat het laatste paasfeest het droevigste uit mijn hele leven was. Het was Goede Vrijdag die deze keer de kleur bepaalde. Als ik dan in de Paasnacht de viering uit Taizé op televisie volgde (mama was reeds naar bed ), dan zag ik al die jongeren uit alle 's Heren landen: blanke en zwarte, broeders van Taizé en kinderen, met kaarsen in de hand (de uitzending heette 'Nacht van de duizend kaarsen'). Roger Schutz nam tijdens de dienst een kleurling in de broedergemeenschap op.
Op dat moment werd mij duidelijk wat jij hebt opgegeven: de grote gemeenschap van hen die in Jezus geloven, waar geen kasten of rangen, geen klassen of titels mogen bestaan, omdat 'allen' broeders en zusters geworden zijn. (Wellicht kun je begrijpen dat ik daarbij heb geweend ...). Als je wilt begrijpen waarom ik zo bedroefd ben, dan kan ik het je ook uitleggen: ik ben vooral bedroefd omdat wij beiden - ondanks al het hartelijke dat ons samenbindt - in het allerdiepste niet meer één zijn, omdat jij niet meer bij ons bent. Je bent 'weggegaan' naar een verte waar het wellicht prettig te leven valt maar die Hem niet meer wil erkennen aan wie wij tenslotte alles te danken hebben.
Je bidt met ons niet meer het onze vader. Je viert met ons niet meer de hoogdagen van het geloof als feesten van de hoop. Je hoort met ons niet meer de Blijde Boodschap van Jezus. Je laat je niet meer door het evangelie aanspreken en bevragen. Je gaat met ons niet meer naar de communie. Aan jou wordt niet meer het woord van Gods vergeving toegezegd.
Kortom, je hebt radicaal gebroken met wat ons en vele gelovigen lief en dierbaar is, ja zelfs heilig. Als onverbeterlijke optimist had ik zelfs gehoopt dat Karsten (de vriend van Cornelia, nvdr) door ons gezin iets kon ervaren van een 'christendom met een menselijk gelaat', want wij zijn geen fanatici, maar engageren ons in de parochie en zien niet alleen kritiek.
Ik geef je hierin gelijk dat veel van wat in de Kerk gaande is, God weet het, ons ook niet bevalt. Als ik echter de 'Kerk' bekritiseer - de ambtsdragers dus die in de schijnwerper staan -, dan sta ik onder het woord van Jezus 'Wat ziet u de splinter in het oog van uw naaste maar de balk in uw eigen oog ziet u niet ?' (Bergrede). Ook ik heb veel trekken meegekregen van deze Kerk en heb zelf veel ergernis gegeven. Wie trouwens kan zich vrijspreken? De scherpste critici komen uit de Kerk zelf, omdat het evangelie de hoogste eisen stelt, namelijk ons te beteren en 'volmaakt te worden zoals onze Vader in hemel' (Bergrede). Maar ook ik heb mijn zonden gebiecht en vergeving verhoopt en ik heb geprobeerd mij te beteren.
Kortom: alles heeft twee zijden. Er is en er was ook veel goeds dankzij de Kerk. Om enkele voorbeelden te noemen: heilige christenen, moedige belijders tegen dictators (Thomas Morus en vele priesters in Latijns Amerika), helden van de naastenliefde, maatschappijvernieuwers (zoals Martin Luther King, paus Johannes XXIII). De 'Papenspiegel' in zijn nieuwe en oude versie zal natuurlijk alleen het negatieve tonen, maar als geschoold mens moet je ook de andere zijde horen, lezen, accepteren. Op dit moment wordt de katholieke Kerk verscheurd als in een 'Kulturkampf' : het is niet modern om zich nog als kerktrouw te gedragen.
Ik herinner mij nog zeer levendig mijn kinderjaren in de nazitijd. Toen ook werden de geestelijken in een slecht daglicht gesteld. Religieuzen werden uitgescholden voor homoseksuelen of deviezensmokkelaars. Wij katholieken werden bestempeld als on-Duits en kwezels. De bisschoppen werden aangeklaagd, omdat zij het moedig opnamen voor de geesteszieken (bisschop von Galen, Münster), zoals ze vandaag aangevallen worden als ze voor het ongeboren leven hun stem verheffen. Heeroom Aloys (pastoor in een kleine West-Duitse stad, nvdr) werd wegens zijn preken door de Gestapo opgepakt en ondervraagd ...
Menigeen werd zwak en verloochende zijn geloof. Tenslotte nam na die verschrikkelijke oorlog ook dat gespook een einde.
Weliswaar anders maar toch gelijkaardig is het vandaag niet modern, verliest men zijn imago, als men de Kerk verdedigt. Er gaat een sterke druk uit van de antiklerikale tendensen. De media hakken graag op de Kerk in of laten toe dat op een vuile manier met haar wordt gespot. De velen die de Kerk van binnenuit nooit hebben gekend, kan men het niet eens kwalijk nemen dat ze meehuilen met de wolven. Maar 'jij', jij hebt de Kerk als gemeenschap helemaal anders gekend en beleefd ...
En daarom hoop ik dat jij steeds weer je geweten zult onderzoeken en dat je letten zult op de tekenen van de tijd. Je kunt niet alles zomaar rationeel de baas worden. Niet alles is zomaar te (be)grijpen. De feiten alleen geven niet de hele werkelijkheid weer. In je studierichting Germaanse zal je veel fictieteksten leren kennen. Je zult er te maken hebben met symbolen, met parabels en beeldspraken, met gelijkenissen en gedichten: om het onzegbare uit te drukken heb je dergelijke stijlmiddelen nodig. Behoud die aanleg voor het beeld, voor de dimensie van het meditatieve, het geheimenisvolle en het mysterie. Word geen literatuur-technicus zonder open oog voor wat in beeldspraak tot uitdrukking wil komen en het gemoed wil aanspreken. 'Er is meer tussen hemel en aarde dan wat u met uw schoolse wijsheid bevroeden kunt', laat Shakespeare HamIet zeggen.
Lieve Cornelia, veel van wat mij op het hart ligt, heb ik je neergeschreven. Ik heb je hopelijk niet al te zeer belast. Ik zal altijd zielsveel van je houden, wat er ook gebeuren mag.
Enkele kilometers buiten het centrum van Mundo Novo ligt de berg ‘Judas Tadeüs’, zo genoemd naar de apostel, aan wie daar een kapelletje is toegewijd. Een steile helling leidt je naar de top doorheen enkele erg armtierige wijken. De kinderen, en ook de grote mensen, kijken je aan, lachen, groeten en wuiven vriendelijk als je door hun buurt rijdt: ‘Oi, Padre’. Even kort gedag zeggen: ‘Alles goed?’ ‘Alles goed, ja!’
Je bezoekt de berg en het kapelletje het best bij valavond, na vijf uur. Het licht wordt dan zachter, lichtjes blauw getint, en dit milde licht dompelt de wijde wereld in een waas, die je inademt en opneemt. De dag was heet en druk en gaat nu langzaam over in een andere stemming. Bovendien krijg je ‘uitzicht’ op een prachtige zonsondergang.
De klim – met de auto! – duurt een klein kwartiertje. Je kan door de wijk ‘Santa Cruz’ rijden, zoals we enkele dagen geleden deden: geen asfalt daar, wel een pista met diepe groeven en langs de weg armzalige huisjes in de pasteltinten van overal. Of je kan een andere weg nemen, deels asfalt, deels kleine kasseitjes, nieuw aangelegd omdat er, bovenop de berg, de voorbije jaren een aantal masten opgericht werden voor de zenders van TV en GSM.
Het kapelletje van Judas Tadeüs – ooit ontstaan als een uiting van volksdevotie – wordt vandaag in de schaduw gezet door het opdringerige geweld van de technische vooruitgang. Bovendien heeft een gepensioneerde leraar Engels de voorbije jaren hard gewerkt om aan deze mooie ligging ook wat toeristische accomodatie te bezorgen. Met heel veel inzet, volharding en toewijding heeft hij een gebouw neergezet waar je kan uitrusten, een ijsje eten en iets kan drinken, terwijl de kinderen ravotten in een eenvoudige speeltuin. Twee jaar geleden werd zijn werk afgerond met een opvallend opschrift, in de stijl van de wereldberoemde ‘Hollywoodletters’ in de bergen van Californië: ‘ISTO AQUI È UM MUNDO NOVO’. Met een woordspeling op de naam van het stadje staat er reuzengroot in het wit: ‘Dit hier is een nieuwe wereld’.
Boven word je allereerst getroffen door het weidse panorama aan alle kanten. Meest opvallend is het zicht op Mundo Novo zelf. Het stadje ligt aan je voeten en toont zijn ‘plattegrond’, die helemaal niet plat of vlak is. Mundo Novo is gelegen op een kruispunt met vier armen. Rondom het centrale plein en de kerk.
Één arm leidt naar de grote baan, die op een tweetal kilometer afstand, langs het stadje loopt, de ‘Bonenweg’, de grote verbinding tussen enerzijds Salvador en Feira de Santana, en anderzijds Morro do Chapeu en Irecê, diep in het binnenland van Bahia. Aan de andere kant is er de pista naar Cobè, Alto Bonito en Umbuseiro, verschillende wijken en gemeenschappen van Mundo Novo, verscholen tussen de heuvels. Dwars op deze as, Bonenweg-Cobè heb je twee ‘plaatselijke armen’, aan één kant de steile helling naar de ‘Polyvalente’, een recentere wijk, die genoemd werd naar de school daar, ooit bedoeld voor veelzijdig technisch onderwjs na de lagere school. En tenslotte de vierde arm van het kruis, die gevormd wordt door een aantal straten van de stad.
Enkele gebouwen en pleinen eisen de aandacht op. Vooral de kerk, begin vorige eeuw gebouwd aan de rand van het plein, het lijkt wel een kathedraal, tegen een heuvel aan geplakt. De ligging van de kerk is niet echt ‘gebruiksvriendelijk’. De hoofdingang is slechts bereikbaar, als je 29 treden voor lief neemt. Op een andere helling zie je meteen de overdekte markt. Een derde punt is het kerkhof, dat vanuit de lucht veel groter is dan je ooit gedacht had. En tenslotte is er nog een grote rossige vlek: het voetbalplein, waar in de vroege avond kinderen en jongeren – vaak blootsvoets – komen spelen. En dromen om ook ooit eens Ronaldinho te worden. Tenslotte, zie je in de verte nog de trekken van de Serra de Orobò, de berg boven Ruy Barbosa en één van de hoogste punten van Bahia.
Op de berg zelf vind je dan allereerst een klein kapelletje, toegewijd aan de heilige Judas Tadeüs. Klein en helemaal niet opvallend is het een nederige uiting van volksgeloof, dat tot op vandaag voortleeft: het is netjes onderhouden en jaarlijks is er, te voet, een bedevaart naar de top. De Padre draagt dan de mis op voor de verzamelde gelovigen. Boven is de wind steeds zo krachtig dat de devote kaarsjes geen schijn van kans hebben tegen dit geweld van de natuur. Vóór het kapelletje staat een groot houten kruis, blauw geverfd, hoog uitstekend boven de stad.
De voorbije jaren werden een aantal masten voor de telecommunicatie opgericht, en recenter nog, kwam daar het bouwwerk van Senhor Vanderlan bij. De masten zijn storend en schaden aan de schoonheid van de site, maar – naar eeuwenoude traditie – hoort een ijsje, een drankje en een speeltuin wel bij zulke vrome plaats
En dan is het tijd om gewoon kijken en stil te worden, vele minuten lang.
Wie in Mundo Novo verblijft, mag in geen geval Jequitibá vergeten. Elk jaar staat dan ook een bezoek aan de abdij op de agenda. Zo was het ook dit jaar, zoals reeds eerder verteld en met foto’s getoond werd. In één dag is het bovendien goed mogelijk om tijd uit te trekken voor twee grote doelstellingen: Dom André, de bisschop van Ruy Barbosa, en de abdij. Als je voor de kortste weg kiest, moet je immers langs de abdij rijden om in Ruy Barbosa te komen.
Je verlaat de pista om rechts de toegang naar de abdij te nemen. Langs een dreef met koningspalmen kom je aan het plein voor de abdij, waar je begroet wordt door een beeld van de Heilige Bernardus. Je weet meteen: hier ga je ondergedompeld worden in de spiritualiteit van de Cisterciënsers.
Het abdijgebouw zelf lijkt mij minder geslaagd. In Europa zijn we op dit vlak – de architectuur van eeuwenoude abdijen – al te zeer verwend. Jequitibá echter is niet eeuwenoud. De abdij werd gesticht, aan het einde van de jaren ’30 vorige eeuw, na een samenloop van bewogen gebeurtenissen, die later meer in detail zullen gegeven worden en waarin zowel de eerste als de tweede wereldoorlog meegespeeld hebben. De stichtende monniken waren afkomstig uit Himmerod, Duitsland en hadden onder leiding van de latere abt, Dom Atanásio, een lange zoektocht achter de rug om uiteindelijk in het binnenland van Bahia aan te komen. De uiterlijke aanblik van de abdij toont zowel een Duitse achtergrond als praktische Baiaanse invloeden.
Veel mooier evenwel is de kloosterkapel die, links van het klooster, meteen de aandacht trekt. De inspiratie door Le Corbusier – Notre-Dame du Haut, Ronchamp, Frankrijk – is onmiskenbaar. Ook binnenin. Allereerst word je aangesproken door een overweldigende crucifix vooraan in het midden, links een hedendaagse kruisweg - een doorlopend fresco, dat herinneringen oproept aan Servaes - en rechts een reeks moderne glasramen in strak geometrische vormen. Het resultaat is een onbeschrijflijke veelheid van kleuren, vlakken, licht en donker. Een donker, dat doorbroken wordt door een grote, gele lichtvlek links in het koor.
Aan de linkerkant vormt de hele wand één grote muurschildering, die je mediterend leest: moment na moment en stap voor stap ga je met Jezus zijn laatste weg op aarde – stap voor stap en moment na moment. Net als Henri Matisse (‘La Chapelle du Rosaire’, Vence, Frankrijk) heeft de kunstenaar de gezichten niet ingevuld, alleen de contouren getekend: Pilatus, Simon van Cyrene, Veronica, de soldaten, de wenende vrouwen, geen verre namen uit een vaag verleden, maar jij en ik, alleman en elckerlyc. Ook moeder Maria kreeg geen klaar gelaat. Alleen bij Jezus zelf ontwaar je enige trekken, maar meer dan de herkenbare gemartelde mens van toen is hij de lijdende mens, van gisteren, nu en altijd, van overal, daar en hier. Alles in een grondtoon van blauw, waartegen Veronica vuurrood het verwrongen gelaat afdroogt en ons voorhoudt. En waarop even vuurrood Jezus ultiem aan het kruis hangt en – in één ononderbroken beweging – weer in de schoot van Maria gelegd wordt. Stilte. Alles wordt stil. En dan kan alles nieuw worden.
Alles wordt nieuw. Meegevoerd op deze golven wandelen je ogen voort van links naar rechts, het immense kruisbeeld, opgehangen van hoog tot laag, het altaar waar zijn woorden voor altijd gevierd worden: ‘Mijn Lichaam, Ikzelf, voor jullie gegeven, voor jullie gebroken. Blijf dit doen om Mij niet te vergeten.’, de andere wand met een veelheid van glasramen, een waterval van licht en kleuren, tegelijk getemperd en jubelend. ‘Resurrexi et adhuc tecum sum. Alleluia! Ik ben verrezen en tot op vandaag ben ik bij jullie.’
Na onze uitstap naar de watervallen, op initiatief van zuster Sianne, en de verrassende kennismaking met haar medezuster Miranda, stond het vast dat we wel eens een bezoekje zouden brengen aan het huis van de zusters. Er was bovendien een derde medezuster, Irmã Luisa, ook al in de zeventig. Het was alleen wachten op een gunstige gelegenheid.
Vorige dinsdag kwam deze gelegenheid. We reden dus naar Morro do Chapeu en kwamen aan het ‘klooster’ van de drie zusters, kort na de middag. Eigenlijk gaat het hier niet om een klooster, wel om een gewoon huis, waar drie zusters wonen van de Congregação das Irmãs Catequistas Franciscanas, de Congregatie van de Zusters Franciscanessen voor de Catechese.
Het huis ligt een beetje aan de buitenkant van het stadje in een aangename buurt. Zoals vaak het geval is bereik je het huis, via een hek, dat toegang geeft op een goed onderhouden voortuintje met prachtige, kleurrijke bloemen. Meteen ga je al vermoeden dat ook het huis, al is het vrij eenvoudig ingericht, netjes onderhouden zal zijn. Dat is trouwens altijd zo waar enkele zusters samen een gewoon huis betrekken: netheid is altijd troef.
De eerste plaats die je betreedt is een hal, erg sober, met enkele stoelen, een grote plant en twee opmerkelijke ‘tekens aan de wand’: een heel eenvoudig kruisbeeld, dat meteen aandacht vraagt en een prent met een vredesgroet: ‘WELKOM. Wie je ook bent, vanwaar je ook komt, kom in vrede.’ Je vermoedens worden meteen bevestigd: je komt hier niet ongelegen, je mag op onze gastvrijheid rekenen. De hartelijke ontvangst toont dit trouwens.
Door de hal kom je in de woonkamer. Tafel, stoelen, een kleine TV, een sofa, en ook hier wordt je aandacht meteen getrokken door 2 prenten aan de muur. Opnieuw een uitbundig ‘welkom’, dat je toelacht vanuit een bloemenweelde, en daarnaast een prent ter nagedachtenis van Irmã Santa Moscon, die – 68 jaar oud – overleden is op 16 februari 2012. 14 jaar had ze in Morro do Chapeu gewoond en op haar heel mooie doodsprentje lees ik als besluit of samenvatting van haar roeping: ‘Een hart, dat vol aandacht openstond voor haar leeringen. Een grote liefde voor het volk. Een vriendin en tochtgenoot voor haar medezusters.’ Later op de dag worden deze woorden beaamd door enkele mensen van Mundo Novo, die haar gekend hebben omdat zij ook daar een jaar gewoond heeft.
Jarenlang had Irmã Santa steeds een gebed van Moeder Teresa bij zich:
‘Christus en ik.
Ik ben de pelgrim – Hij, de Weg.
Ik, de vraag – Hij, het antwoord.
Ik, de dorstige – Hij, de bron.
Ik, zo zwak – Hij, de kracht.
Ik, in het donker – Hij, het licht.
Ik, in zonde – Hij, de vergiffenis.
Ik, in strijd – Hij, de overwinning.
Ik, de winter – Hij, de zon.
Ik, ziek – Hij, het wonder.
Ik, de graankorrel – Hij, het brood.
Ik, steeds zoekend – Hij, het antwoord.
Mijn verleden en mijn nu: in Zijn handen.
Mijn toekomst: geheel van Hem.
Ik, nog in de tijd ...
Met Christus – voor altijd.
Zelf heb ik Irmã Santa nooit gekend, maar alle getuigenissen spreken ontroerd dezelfde woorden. Dit gebed was haar betrachting, haar roeping, haar hoop en haar levensdoel.
Naast de woonkamer vind je het kleine, stemmige huiskapelletje. Zo klein en toch te groot voor woorden: het tabernakel met een flikkerend godslampje, een kruis uit Christusdoorn, een geopende Bijbel, enkele beelden van Franciscus, de Heilige Clara en Onze Lieve Vrouw van Aparecida. Voorts een kruik om water te nemen aan de Bron, een tarwe-aar, enkele bloemen en boven het tabernakel een symbool van de Heilige Drieëenheid.
Buiten, naast de keuken en de woonkamer is Miranda bezig met de afwas na het middagmaal. Later zal zij daar ook nog de was ophangen. Wellicht wordt ook bij hen, zoals in zoveel gezinnen, bijna dagelijks de was gedaan en gedroogd.
Ondertussen ben ik met Luisa een gesprek begonnen. Een beetje schalks had ik gevraagd of ik een stukje over ‘het klooster van Morro do Chapeu’ mocht schrijven. Ze vonden het meteen een prettig idee. En dus kon ik vragen om foto’s te nemen – Sianne wipte meteen recht om dat te doen. Zelf mocht ik vragen stellen aan Luisa, over hun werk en de parochie.
Hun werkterrein was heel ruim: alles wat met catechese en vorming te maken had, en meteen werden de verschillende domeinen opgenoemd: voorbereiding op doopsel, eerste communie en vormsel. Voorbereiding ook op het huwelijk en gezinspastoraal. Vorming op het vlak van gezondheidszorg en mileu ... 'Trapsgewijs' gaan ze daarbij te werk, zoals een waterval in trappen neervalt en de rotsen drenkt.
Territoriaal echter was hun werkveld nog groter: de parochie, die samenvalt met de gemeente van Morro do Chapeu1, is ronduit immens: een totale oppervlakte van 5.531 km2 , dat is meer dan 1/6 van België of ongeveer 2 provincies. Anders gezegd: je kan, vertrekkend vanuit het centrum van de stad 200 km naar het Noorden en 100 km naar het Zuiden gaan – ‘gaan’ is hier een bewuste woordkeuze, want ‘rijden’ is niet steeds mogelijk: sommige plaatsen zijn enkel te voet of te paard bereikbaar. Langs de asfaltweg rijd je ongeveer 50 km van Oost naar West. Voorts omvat de parochie 82 plaatselijke gemeenschappen. En voor dit alles 1 padre en 3 zusters. Zoals alles in Brazilië is ook het tekort aan ‘ambtelijke kerkdienaren’ in Morro do Chapeu reuzengroot. Vandaar dat vele leken een taak en verantwoordelijkheid opnemen.
Zo leert een arme kerk een kerk voor armen te zijn. Zoals Jezus zelf wellicht ooit droomde.
---
1 De eerste foto toont de ligging van Morro do Chapeu op de kaart van Bahia. Ter informatie: Bahia is ongeveer zo groot als Frankrijk en 18 keer België.
Goed moe van het klauteren naar de ‘Cachoeira do Ferro Doido’ kwamen we terug bij de plaats, waar we de auto’s hadden achtergelaten. Hoewel het rond de middag was, werd er van eten helemaal niet gesproken. Er stond nog een waterval op de agenda: de ‘Cachoeira de Domingos Lopes’. Wie Domingos Lopes is of geweest is, ben ik niet aan de weet kunnen komen. Maar het moet een man ‘van toen’ of ‘van thans’ zijn, want Domingos is een gebruikelijke voornaam bij mannen, en Lopes – spreek min of meer uit als: ‘Lops’ – is een familienaam, die je heel vaak ontmoet in Brazilië.
Dus weer netjes in de auto’s en verder op pad. Een heel kort stukje asfalt en dan opnieuw ‘de brousse’ in, de ‘roça’ klinkt beter in het Portugees. Als bemoediging bij het begin van de pista, die overigens in heel goede staat was, stond er een bordje: ‘Fedegodos 24 km’. De rit schoot vlot op, tussen struiken en soms wat uitzicht op het landschap beneden: stukken moeras naast af en toe een kleine fazenda.
Fedegodos kwam vlug in zicht. Het was een kleine nederzetting, zoals steeds een aantal armtierige huizen rond een centraal plein. Een van deze huizen leek op zondag dienst te doen als bar. Op de vloer in aangestampte aarde was een ‘toog’ geplaatst en er stonden ook enkele tafeltjes met stoelen. Ook enkele soorten drank waren tentoongesteld. Dus even ‘aan de toog hangen’ en wat verfrissing nemen en dan naar buiten kijken. Op het plein stond een boom, die wat schaduw bood. Dus vlug een stoel en een ‘plastieken pintje’ meegegraaid en naar buiten in de schaduw, waar toch iets meer lucht en koelte voorhanden waren. Zuster Miranda vond dat nog zo’n slecht gedacht niet, volgde ‘mijn goede voorbeeld’ – evenwel zonder het plastieken pintje. Maar veel belangrijker: heel even een eerste kennismaking met een zuster van 78 jaar, die verrassend jong van conditie en van geest bleek.
Weer terug naar de auto’s: ‘Nu is het ècht niet ver meer’ (tevoren was het gewoon ‘niet ver meer’). De pista werd minder comfortabel, meer groeven en meer stof en zelfs even een diepte in, waar nog restanten opdoken van de regen van de voorbije dagen, eerst alleen een paar plassen naast de rijweg, en daarna een onvervalste strook slijk. Onrustige herinneringen aan ‘Macajuba pela pista’ kwamen naar boven (zie 26 en 31 januari 2011 op deze blog). Gelukkig was het deze keer zonder erg: we reden niet vast, het bleef bij even slippen en dan weer grip krijgen. Dan liep de pista opnieuw een beetje hoger, het struikgewas werd dichter. Bij een klein gaatje in de struiken konden we de auto’s parkeren, en dan te voet verder ... want nu was het helemaal vlakbij, werd mij verzekerd. Dat bleek weer rond de 500 meter te zijn, maar niet klauteren deze keer, gewoon een pista, die niet meer met de auto berijdbaar was, en zowaar zelfs een stuk ‘zand gelijk op ’t strand’, we gingen tenslotte naar de cachoeira van Domingos Lopes, of ‘Fedegodos-Praia’, het strand van Fedegodos, zou je kunnen zeggen.
En dat strand was overheerlijk. Enkele hoge bomen, die rijkelijk hun schaduw en verkoeling boden langs de waterval. De picknick werd aangebracht en het echte middagprogramma kon beginnen. De jongeren van ons gezelschap – en dat waren ze allemaal, behalve Miranda en ik – wilden eerst het water in. Eten kon nadien nog. De ouderen daarentegen – en dat waren ze ook allemaal behalve Henrique, Otàvio, Kleverton, Lene, Janio en Sianne – zochten meteen een vlakke steen in de schaduw en wensten nu reeds te eten. Zwemmen kon nadien nog (maar is er, eerlijkheidshalve, nadien niet van gekomen – het eten van de jongeren daarentegen wel).
Miranda had ’s morgens de picknick gemaakt. Het was zelfs een warme maaltijd: kip met rijst en curry. Ook de bordjes en het bestek waren niet vergeten. Voor wie dat wou, kon het middagmaal beginnen. Zelden heeft kip met curry mij zo goed gesmaakt als die zondagmiddag in de schaduw langs het water, terwijl de jeugd aan het stoeien was. En ze hadden pret, de kleine kinderen en de kinderen, die al wat minder klein waren.
Toen de eerste waterpret geproefd was, werd het ook voor hen tijd om te eten. Een nieuwe voorraad kip met rijst en curry werd aangevoerd, terwijl Miranda en ik aan het dessert begonnen: een reuzengrote watermeloen, druipend sappig en fris. Smaakte ook zoals nooit eerder gesmaakt.
De jeugd wou weer in het water, ik installeerde een ‘leger’ voor mijn dagelijkse dut. Een brede, min of meer effen steen, en een draagtas als kopkussen. Niet echt comfortabel, maar meer dan Jezus indertijd had: ‘zelfs geen steen om zijn hoofd op te leggen’.
Toen ik na een tijdje zalig ontwaakte, was de toestand ‘te velde’ weinig gewijzigd. De jeugd was nog steeds aan het plonsen, pletsen en plezieren. Miranda, die niet gedut had, zat rustig naar hun vreugde te kijken en evenzeer naar de schoonheid van Gods schepping, die hier wel wat leek op het aards paradijs van in den beginne.
Ik zocht een plaatsje binnen praatafstand om eens een gesprekje met haar te kunnen voeren. Misschien was dat gesprekje nog wel het mooiste van de dag. De klautertocht die zij gemaakt had, was al verrassend als beeld: vergeleken met mijn moeizame prestaties huppelde zij als een jonge hinde over de rotsen, in haar kloosterzusterskleren nog wel. Ook haar rustige woorden waren een ervaring. Waarover hebben we gesproken? Het is weer te veel om alles na te vertellen, maar het had 1 grote gemene deler: ‘geloven nu’, of zo je wil: ‘christen zijn in deze tijd’ nu ‘het jaar van het geloof’ op het eerste gezicht zoveel ongeloof ontmoet. Miranda was anders, ook met haar 78 jaar sprak zij jonge woorden van geloof, met dankbare eerbied voor de traditie en met een open geest voor ‘jonge wijn in nieuwe zakken’.
Het werd halfvier. Tijd voor de ondankbare taak om de spelende jonkheid samen te garen. Het lukte – eerder dan ik gedacht had. Dan naar de auto’s, weer over de pista tot aan de asfaltweg, een emotioneel afscheid en door de sluis van een eerder stille terugtocht naar de avondmis in Mundo Novo.