Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
08-02-2025
Vijfde zondag door het jaar C
9 FEBRUARI 2025 – 5de ZONDAG C GEROEPEN
Ik zei: `Wee mij! Ik ben verloren! Ik ben een mens met onreine lippen.’ (Jesaja 6,5)
Het laatst van allen, als aan een misgeboorte, is Hij ook verschenen aan míj. (1ste Brief aan de Korintiërs 15,8)
Simon Petrus zei: `Ga weg van mij, Heer, ik ben een zondig mens.' (Lucas 5,8)
‘HEER, WEES MIJ ZONDAAR GENADIG’
Merkwaardig: drie mensen die geroepen worden wijzen op hun fouten en tekorten. Bovendien: drie die niet van de minsten zijn: Jesaja, Paulus, Simon. Zij vinden zich onwaardig, en toch worden net zij geroepen om Gods woord uit te dragen naar alle mensen. Het kan ons vertrouwen schenken! We zijn verre van volmaakt, en toch worden we geroepen om van Gods Liefde te vertellen en voor te leven. Zo is het gebeurd de eeuwen door, met tijden van licht en met tijden van donker, met heiligen en zondaars, met Pater Damiaan en anderen van wie de namen beter niet genoemd worden. Maar doorheen alle wisselvalligheden wandelt Gods woord onstuitbaar door de tijden. Met wisselend succes: er werden kathedralen gebouwd en er werden brandstappels opgericht in naam van Gods Liefde. Maar altijd waren er mensen die Gods Woord spraken en mensen die door dat Woord werden aangesproken. Het is zo goed voor ons vandaag. We twijfelen aan onszelf: 'Heer, ik ben niet waardig’. Beter zo dan infantiele overmoed, die de eigen krachten overschat. Zijn oversten twijfelden of de pastoor van Ars wel waardig was om priester gewijd te worden, maar kleine mensen vonden zaligheid in de weg naar zijn biechtstoel. Het is zoals Jezus zelf aankondigde: ‘Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik heb u uitgekozen om op weg te gaan', of duidelijker – en harder – nog: ‘Als je alles gedaan hebt wat je werd opgedragen, zeg dan: we zijn maar onnutte knechten, we hebben alleen maar onze plicht gedaan’ Bij jonge overmoed kan zoiets hard aankomen. Maar in de loop der jaren groeit het inzicht van Dag Hammarskjöld: ‘Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja tegen iemand – of iets. Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.’
Gij, die boven ons bent Gij, die één van ons bent, Gij, die bent – ook in ons,
mogen allen U zien – ook in mij, moge ik uw weg bereiden, moge ik dan dankbaar zijn voor alles wat mij ten deel valt. Moge ik dan niet vergeten de nood van anderen. Bewaar mij in Uw liefde zoals Gij wilt dat allen in mijn liefde blijven.
Moge alles in dit mijn wezen U tot eer zijn, en moge ik nooit wanhopen. Want ik ben in uw hand en in U is alle kracht en goedheid.
Dag Hammarskjöld (1905-1961)
De drie foto’s werden genomen in de Sint-Petrus en Sint-Martinuskerk van Assenede.
Scheef is de poorte, van oudheid, geweken; Zaêlrugde ’t dak van de schuur; overal stro op de zwepinge zit er gesteken; vodden beveursten het huis en de stal.
Boven die vodden zijn blommen gesprongen, onder die vodden zit volk en gezin: blommen van vrede, zo ouden, zo jongen, blommen van buiten en blommen van bin.
Daar is ’t dat moeder zat, daar is ’t dat vader vond die hem arbeid en herte bracht, daar knielden wij, kinderen, handen tegader, baden wij, kleinen en groten, tegaar.
Daar is de schippe nog, daar is de tange, ’t ovenvuur staat daar lijk ’t vroeger daar stond, ’t hondenkot staat daar, en – ’t is al zo lange – hoe is de naam van die andere hond?
Ach, hoe verheugen mij, ach, hoe verheffen die oudere dagen, mijn diepste gemoed! Is er wel iemand, die ’t ooit kan beseffen wat gij, oud hof, mij nu zegt, mij nu doet?
Zalige lieden, al te argeloze mensen… weinig begeerde gij, groot was uw hert! - kon het maar helpen, met wenen en wensen – weer at ik roggenbrood naast u aan ’t berd.