Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
02-12-2023
BIJ DE EERSTE ZONDAG VAN DE ADVENT
1ste ADVENTSZONDAG B – 3 DECEMBER 2023
‘DOMMEL NIET IN …’
Van oudsher staat de 1ste zondag van de advent in het teken van de waakzaamheid en de aandacht: ‘Wees waakzaam! Word wakker’. Wij kunnen inderdaad ingedommeld zijn, alleen nog uit routine handelen, zonder enige bezieling, of onnadenkend verder drijven op golven van gewoonte.
Daarom klinkt deze oproep telkenjare: laat je niet in slaap wiegen in de sleur van de dagen! De Heer staat aan de deur en klopt! Doe open, Hij kan je leven veranderen.
U wacht op de verschijning
van onze Heer Jezus Christus …
(Eerste brief aan de christenen in Korinthe 1,7)
Laat de heer des huizes jullie niet slapend aantreffen
wanneer hij plotseling komt.
(Marcus 13,36)
LAAT JE NIET IN SLAAP WIEGEN …
Openheid, ontvankelijkheid, verwachting zijn zeldzaam in onze tijd van dadendrang, efficiëntie, prestige en prestatie. We zullen het gauw eens zelf allemaal in orde brengen!
Wat het meest doorweegt om gelukkig te worden is nochtans niet datgene wat we zelf presteren, wel datgene wat ons dagelijks wordt geschonken ons leven zelf, met de vele kansen en mogelijkheden die het inhoudt, de goedheid en de liefde, die wij mogen ontvangen, de vreugde in het gezin en bij vrienden, het geduld en de moed bij ziekte, de vrede in ons hart en de schoonheid, die ons tallenkante omringt. ‘Je kunt het geluk niet maken, de Heer geeft het zijn vrienden, zomaar, in hun slaap.’ zegt de psalm. Laten we hieraan niet voorbijgaan, onopmerkzaam, zonder aandacht, omdat we altijd zo bezig zijn. Laten we leven met open ogen!
Om tot deze levenskunst te komen is ommekeer nodig: van superactieve dadendrang naar meer contemplatie, een bereidheid om open en ontvankelijk in het leven te staan. Deze ontvankelijkheid vraagt dat we stil kunnen worden, wachtend, wakend en biddend, attent voor datgene waar het echt op aan komt: de aanwezigheid van Jezus in ons midden. ‘Gij komt tot ons gans onverwacht … in duizend, duizend dingen.’ De woorden van de advent ‘Wees waakzaam’ zijn niet dreigend. Ze zijn bemoedigend: let erop dat je zijn aanwezigheid wel opmerkt! Wees toch maar attent dat je door je overmatige activiteiten niet voorbij ziet aan wat meer wezenlijk is.
Zijn komst in ons midden wakend en biddend verwachten, wil niet zeggen dat wij ons afkeren van de wereld. Het betekent wel dat we Hem ontdekken in die wereld, dat we de tijd nemen om Hem te zoeken en te zien. Hij kan tot ons komen in de stilte van een kerk of de rust van de natuur; Hij kan bij ons zijn in het gelaat van een mens in nood of van een mens, die mild is en gewoonweg goed, zomaar. Het betekent ook dat wij bereid zijn om Jezus voor andere mensen tot leven te brengen, zodat zij Hem kunnen zien in ons, door ons.
‘Kom, Heer Jezus, kom…’ met deze woorden eindigt de Apocalyps of de Openbaring van Johannes. Mogen die woorden in deze advent wat meer ook onze woorden worden, wakend, stil en biddend.
Op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar vieren we Christus Koning. Het feest werd ingesteld in 1925 in een tijd die totaal anders was dan vandaag. Vandaar dat wij misschien wel enige moeite hebben met het triomfalisme waarmee de viering gedurende vele decennia gevierd werd, met de grote Chirofeesten van weleer.
Laten we daarom een betere inhoud zoeken vanuit Bijbelse teksten en vanuit het INRI dat boven Jezus’ Kruis was aangebracht: ‘De Koning van de Joden.’ In drie talen stond het er, het Grieks, het Hebreeuws en het Latijn … opdat gans de wereld het zou kunnen verstaan...
Dit zegt God, de HEER:
Ik zal zelf naar mijn schapen omzien
en zelf voor ze zorgen.
Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat
als zijn dieren verstrooid zijn
(Ezechiël 34,11)
‘Komt, gezegenden van mijn Vader,
en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is.
Want al wat gij gedaan hebt voor de geringsten van mijn broeders,
hebt gij voor Mij gedaan’.
(vrij naar Matteüs 25,31-46)
CHRISTUS, DIE ANDERE KONING
De eeuwen door hebben mensen zich vele en verschillende voorstellingen van God gemaakt. Deze denkbeelden over God zeggen doorgaans meer over onszelf en onze verlangens, dan dat zij ons iets bijbrengen over God.
Soms maken wij van God iemand die enkel moet luisteren naar wat wij Hem vragen. Of wij vinden dat God moet zorgen dat er ons niets overkomt, geen ziekten, ongelukken of oorlogen. Soms zelfs, als we zeggen dat God Liefde is – de mooiste Naam die Hem ooit gegeven werd – dan denken wij aan een soort liefde die gewoonweg alles toelaat en goed vindt wat we zelf zo graag willen. Zo kan God toch niet écht zijn.
Wij kennen iemand door zijn woorden en daden. Om God te leren kennen en almaar beter te leren kennen, kunnen wij het best naar Jezus kijken en altijd blijven kijken. Hij is immers Gods eigen mens geworden Woord. Meer dan waar of in wie ook heeft God zichzelf in Jezus uitgesproken. In Jezus treedt God eerst en meest aan het licht. In Jezus kunnen wij vatten hoe God zelf zou kunnen zijn.
Vandaag op het feest van Christus Koning leren de lezingen ons hoe God, ten diepste is en hoe Hij zich kenbaar maakt in Jezus: een KONING, die meer HERDER is dan HEERSER. Of beter nog: een Koning, die terecht mag heersen omdat Hij bovenal herder is.
Als wij – stil, geknield en biddend in het schemerdonker van een kleine kerk – naar Jezus kijken op het kruis, zien wij geen machtige heerser, maar een lijdende dienaar van de mensen. Een dienaar, die te lijden heeft, omdat Hij in zijn liefde voor de mensen tot het uiterste ging – ten einde toe, ten dode toe.
Christus Koning is niet het feest van de machtige praalzieke despoot, die in triomf – hoog gezeten op een paard of minzaam mensenhandjes schuddend – zijn blijde intrede doet. Het is het feest van een andere Koning: Iemand, die bovenal wilde dienen, en daarbij eerst de kleinen, de zwakken, diegenen, die in de wereld niet meetellen.
Als wij dat eens echt zouden opnemen in ons hart en ook navolgen. Als wij als christenen en als kerk eens echt anders zouden kunnen leven! Als wij eens, als minderheid, tegen de stroom zouden ingaan.
En net als Jezus, Christus Koning, niet uit zouden zijn op uiterlijke praal, maar door en door bekommerd om wie in deze wereld aan de kant gelaten worden.
Want slechts zo leren wij Jezus kennen en beminnen. En slechts zo kunnen wij anderen tot Hem leiden en bereiken dat ook zij Hem liefhebben. Als die andere Koning, die Weg, Waarheid en Leven is. En die er niet alleen maar is voor het protocol, de pronkzucht en de praal.
‘Gij zijt kinderen van het licht en van de dag’, schrijft Paulus aan de christenen van Tessalonica.
Vele woorden geven aan dat Jezus die mensen aanspreekt die openstaan voor alles wat goed en edel, waar en schoon is. Zijn stem klinkt anders dan die vele stemmen, die enkel een goedkoop en vluchtig genot kunnen schenken.
De Liefde, die hij predikt, verschilt van wat de wereld voorhoudt: jezelf verliezen en vergeten om mensen tot leven te brengen. Het Leven, dat hij belooft, biedt een vreugde, die elders niet gevonden wordt.
En zijn Licht is geen dwaallicht naar een spoor dat dood loopt: Hij is in de wereld gekomen als het ware Licht, dat elke mens verlicht.
Maar u, zusters en broeders,
u leeft niet in de duisternis,
zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief,
want u bent allen kinderen van het licht en van de dag.
(1 Tessalonicenzen 5,1-6)
KINDEREN VAN HET LICHT
Vele eeuwen voor de geboorte van Jezus spreken profeten al over een Licht, dat ooit zal opgaan, over een toekomst die alleen maar lichtend zal zijn. Denk maar aan die zeer oude verzen van Jesaja, die we met Kerstmis lezen: ‘Het volk dat in het donker ronddwaalt, zal een stralend licht aanschouwen. Zij die in het duister wonen, worden door een helder licht beschenen.’ Jesaja schrijft dit in een trieste tijd van alweer oorlog, alweer een nederlaag en alweer een bezetting. De onmiddellijke context is dus zeer concreet, meer dan 700 jaar voor Christus. Maar ook dit profetische woord heeft een tijdloze draagwijdte. In onze tijd kunnen wij dit des te meer ervaren omdat ook wij vandaag leven in een tijd van dreigende oorlogen. Zovele mensen vandaag, ook wijzelf, verlangen met heel ons hart naar een blijvend Licht dat ooit zal opgaan.
Na zijn verrijzenis is bij Jezus’ vrienden het geloof en het inzicht gegroeid dat in Hem alle beloften over een Messias tot vervulling zijn gekomen. Die Jezus, die met hen rondging, zieken genas en duivels uitdreef, maar die geen blad voor de mond nam, en daarom gefolterd en gekruisigd werd, die Jezus ook, die ten Leven werd opgewekt, en zijn Geest zond, als Trooster en Helper: Hij is dat lang beloofde Licht voor de wereld. Dat is de boodschap die zij willen uitdragen. En daarover kunnen zij niet zwijgen.
Johannes begint zijn evangelie trouwens op die manier. Hij noemt Jezus het Woord van God. En dat Woord is het Licht voor de mensen. Het schijnt in een wereld vol duisternis, maar die wereld nam dat Licht niet aan. In zelfvergeten Liefde kwam Jezus tot de zijnen, maar de zijnen hebben Hem niet aanvaard. Ze waren niet ontvankelijk en stonden niet open voor Hem. Zij hielden hun hart gesloten en hebben Hem met kwaad bejegend, maar de machten van het kwaad konden Hem niet overweldigen.
De boodschap is zo klaar als een klontje. Die Jezus, die wij zo goed leerden kennen, is de Zoon van God. Hij is God zelf. Alleen bij Hem is Licht en Leven, alleen bij Hem is toekomst en uitzicht. Als alles donker wordt en we alleen maar dreiging zien, biedt Jezus nieuwe hoop, die duisternis verdrijven kan. Alleen Hijzelf, alleen zijn Weg, alleen zijn Leven biedt hoop die blijvend duren kan.
Bidden wij dan dat ons geloof in Hem mag groeien, en dat wij dit Licht, dat Jezus is, zichtbaar mogen maken aan mensen, die misschien dicht bij ons in diepe duisternis gevangen zitten.
Het is een rode draad in het evangelie: Jezus die tekeergaat tegen farizeeën en schriftgeleerden, eigengereide ‘bedienden’ van de Joodse godsdienst. Vorige woensdag hoorden we bij Matteüs hoe die tegenstelling naar een hoogtepunt toegroeit, wanneer Jezus voor de laatste keer op weg is naar Jeruzalem, waar hij – wetens en willens – zal gemarteld en gekruisigd worden … want ‘het woord van God, daartoe is Hij gekomen’. En, in de loop der eeuwen hebben ‘de hoeders van de Wet’ er zo’n zootje van gemaakt, dat Jezus niet anders kan dan hen, bitter en triest, als ‘huichelaars’ bestempelen, vervreemd en weggegroeid van alle eerlijkheid, ziekelijk bezeten door eigenbelang en eigen gelijk.
Hoe anders was Jezus zelf, hoe anders ook was Paulus toen hij de wereld rondtrok op zijn missiereizen, als een vader die bemoedigend en vermanend naar zijn kinderen toegaat.
Gij weet trouwens dat wij ieder van u
hebben vermaand en bemoedigd,
zoals een vader zijn kinderen…
(1ste Brief aan de christenen van Tessalonica 2,11-12)
Jezus sprak:
‘Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën,
huichelaars…
(Matteüs 23,27)
VOGEL-VRIJ KIND
Er zijn in de loop van de geschiedenis, al veel eigenschappen toegeschreven aan Jezus. Maar dat hij een socioloog was heb ik nog niet gehoord. Die tak van de wetenschap bestond trouwens nog niet in zijn tijd. Maar in dit evangelie is Jezus duidelijk iemand die de samenleving kan observeren. Hij ziet wat er misloopt. Hij maakt een genadeloze, maatschappelijke ontleding. De schriftgeleerden en Farizeeën van zijn tijd, de ayatollahs en de talibans zouden we nu zeggen, die de mensen ondraaglijke lasten oplegden in naam van de religie. Het is de macht van de preekstoel en van de biechtstoel, de ouderen onder ons welbekend. En macht corrumpeert. Elke macht leidt tot misbruik van macht.
Jezus doet echter meer dan mistoestanden aanklagen. Hij is niet alleen een socioloog, Hij is ook een visionair die dwars door de mistoestanden kan kijken naar een toekomst, naar een samenleving waarin godsdienst niet gepaard gaat met macht en gewetensdwang. ‘Gij moet u geen rabbi laten noemen, geen leraar en geen meester. Wie de grootste onder u is moet uw dienaar zijn.’
Hij wil een geloof en een godsdienst die bevrijdend werkt. Mensen die naar de kerk komen moeten een beetje gelukkiger huiswaarts keren of er is iets niet in orde met de boodschap. ‘Mijn juk is zacht en mijn last is licht’ zei Hij toch.
Heel goed bedoeld, maar is het ook realistisch? Het antwoord hierop is dat sleutelzinnetje: ‘Gij hebt maar één vader, de hemelse.’ In de geloofsgemeenschap zoals Hij die droomt draait het niet om mensen. Maar draait het om God. Wie we ook zijn, en welke zending we ook te vervullen hebben in de kerkgemeenschap, we mogen God ervaren zoals een klein kind opkijkt naar vader.
Vader is een woordje dat geplukt is uit onze menselijke vocabulaire. Het is te arm om de rijkdom uit te drukken van de relatie tot God. Maar in dat woordje zit in alle geval toch iets van intieme omgang en iets van ontzag. Een vader houdt ten diepste van zijn kinderen en toch stelt hij grenzen, toch kan hij bijwijlen ‘neen’ zeggen. Als we van geloof of van godsdienst spreken, dan gaat het over die persoonlijke verhouding tot God. Dat is onze rijkdom en onze opgave. Laat je door Hem beminnen.
Ons leven is als de vlucht van een vogel, even vrij. En God is als de tegenwind die ons draagt, die we nodig hebben. Vlieg dan en laat je door niemand de vleugels knippen.
Vorige week werd Petrus nog de hemel in geprezen: ‘je bent een rots, op jou kan ik mijn kerk bouwen.’ Vandaag is het gans anders, Jezus zegt wat hemzelf nog te wachten staat: Jeruzalem, een kruis, verraden en verlaten, en helemaal geen droom van roem of macht en aanzien. Meteen wil diezelfde Petrus tussenkomen: ‘Dat mag niet gebeuren, Heer!’
Onmiddellijk krijgt hij, die Petrus, die zo geprezen werd, de steenrots, die de eerste paus zal worden, een stevige bolwassing: ‘Ga weg, Satan, weg, achteruit … je laat je leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.’
Zusters en broeders,
Stem uw gedrag niet af op deze wereld.
Word andere mensen,
met een nieuwe gezindheid.
(Brief aan de christenen in Rome, 12,2)
Maar Jezus keerde zich om en zei tot Petrus:
‘Ga weg, satan, terug!
Gij zijt Mij een aanstoot,
want gij laat u leiden door menselijke overwegingen
en niet door wat God wil.’
(Matteüs 16,23)
‘…DAT HIJ VEEL ZOU MOETEN LIJDEN.’
Vorige week zei Petrus: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de Levende God!’ Heel even doorzag hij Jezus’ diepste wezen. Maar dit inzicht is verre van volgroeid. Petrus denkt aan een heerser, alom gevierd – én gevreesd – om zijn macht. Daarom stuurt Jezus dit al te aardse beeld meteen bij. Hij zal Messias zijn op een heel onverwachte wijze: in liefde, gegeven, gedeeld gebroken.
Petrus denkt anders en aards. En Jezus lijkt wel kwaad te worden. Hij wil zijn diepste roeping niet laten wegroven. Daarom die harde woorden: ‘Ga weg, Satan.’ Het moet hard aangekomen zijn voor die brave steenrots Petrus, die het zo goed bedoelde, maar het helemaal verkeerd voorhad. Hij moest nog veel, nog heel veel, groeien in de overgave aan Gods wil.
Zo is Petrus ten volle mens: heen en weer geschommeld tussen Gods wil en eigen inzicht. Zoals ook wij een leven lang ons hart moeten bekeren tot die Jezus, die zo onthutsend, zo verbijsterend, zo onverwacht anders is. Het is een lange leerschool, die ommezwaai van navelstaren naar het eigen ikje tot overgave aan Gods wil. Jezelf uit handen geven tot in Gods handen.
Zelfvergeten liefde is nooit makkelijk. Het vraagt zo dikwijls zelfverloochening, met ontgoocheling en onbegrip, en telkens nieuwe moed. Zó loopt de weg van Jezus, de weg van het kruis; zó loopt ook de weg van wie Hem wil volgen. Een Zoon van God met harde hand, dat zou geen nieuws geweest zijn, geen blijde boodschap. Er zijn er zoveel geweest: Alexander de Grote, Keizer Karel, Napoleon, Hitler en vele anderen. Als Jezus zo geweest was, was Hij slechts één van die velen geweest, die hun triomf bouwden op de nederlaag, het leed, en dikwijls ook het bloed van anderen. Het echte nieuwe, de echte blijde boodschap is een Lijdende Dienaar, die in zijn liefde tot het uiterste gaat. In zo Iemand, in zulke Messias wil God zichtbaar worden.