Van oudsher staat de 1ste zondag van de advent in het teken van de waakzaamheid en de aandacht: ‘Wees waakzaam! Word wakker’. Wij kunnen inderdaad ingedommeld zijn, alleen nog uit routine handelen, zonder enige bezieling, of onnadenkend verder drijven op golven van gewoonte.
Daarom klinkt deze oproep telkenjare: laat je niet in slaap wiegen in de sleur van de dagen! De Heer staat aan de deur en klopt! Doe open, Hij kan je leven veranderen.
U wacht op de verschijning
van onze Heer Jezus Christus …
(Eerste brief aan de christenen in Korinthe 1,7)
Laat de heer des huizes jullie niet slapend aantreffen
wanneer hij plotseling komt.
(Marcus 13,36)
LAAT JE NIET IN SLAAP WIEGEN …
Openheid, ontvankelijkheid, verwachting zijn zeldzaam in onze tijd van dadendrang, efficiëntie, prestige en prestatie. We zullen het gauw eens zelf allemaal in orde brengen!
Wat het meest doorweegt om gelukkig te worden is nochtans niet datgene wat we zelf presteren, wel datgene wat ons dagelijks wordt geschonken ons leven zelf, met de vele kansen en mogelijkheden die het inhoudt, de goedheid en de liefde, die wij mogen ontvangen, de vreugde in het gezin en bij vrienden, het geduld en de moed bij ziekte, de vrede in ons hart en de schoonheid, die ons tallenkante omringt. ‘Je kunt het geluk niet maken, de Heer geeft het zijn vrienden, zomaar, in hun slaap.’ zegt de psalm. Laten we hieraan niet voorbijgaan, onopmerkzaam, zonder aandacht, omdat we altijd zo bezig zijn. Laten we leven met open ogen!
Om tot deze levenskunst te komen is ommekeer nodig: van superactieve dadendrang naar meer contemplatie, een bereidheid om open en ontvankelijk in het leven te staan. Deze ontvankelijkheid vraagt dat we stil kunnen worden, wachtend, wakend en biddend, attent voor datgene waar het echt op aan komt: de aanwezigheid van Jezus in ons midden. ‘Gij komt tot ons gans onverwacht … in duizend, duizend dingen.’ De woorden van de advent ‘Wees waakzaam’ zijn niet dreigend. Ze zijn bemoedigend: let erop dat je zijn aanwezigheid wel opmerkt! Wees toch maar attent dat je door je overmatige activiteiten niet voorbij ziet aan wat meer wezenlijk is.
Zijn komst in ons midden wakend en biddend verwachten, wil niet zeggen dat wij ons afkeren van de wereld. Het betekent wel dat we Hem ontdekken in die wereld, dat we de tijd nemen om Hem te zoeken en te zien. Hij kan tot ons komen in de stilte van een kerk of de rust van de natuur; Hij kan bij ons zijn in het gelaat van een mens in nood of van een mens, die mild is en gewoonweg goed, zomaar. Het betekent ook dat wij bereid zijn om Jezus voor andere mensen tot leven te brengen, zodat zij Hem kunnen zien in ons, door ons.
‘Kom, Heer Jezus, kom…’ met deze woorden eindigt de Apocalyps of de Openbaring van Johannes. Mogen die woorden in deze advent wat meer ook onze woorden worden, wakend, stil en biddend.
Op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar vieren we Christus Koning. Het feest werd ingesteld in 1925 in een tijd die totaal anders was dan vandaag. Vandaar dat wij misschien wel enige moeite hebben met het triomfalisme waarmee de viering gedurende vele decennia gevierd werd, met de grote Chirofeesten van weleer.
Laten we daarom een betere inhoud zoeken vanuit Bijbelse teksten en vanuit het INRI dat boven Jezus’ Kruis was aangebracht: ‘De Koning van de Joden.’ In drie talen stond het er, het Grieks, het Hebreeuws en het Latijn … opdat gans de wereld het zou kunnen verstaan...
Dit zegt God, de HEER:
Ik zal zelf naar mijn schapen omzien
en zelf voor ze zorgen.
Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat
als zijn dieren verstrooid zijn
(Ezechiël 34,11)
‘Komt, gezegenden van mijn Vader,
en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is.
Want al wat gij gedaan hebt voor de geringsten van mijn broeders,
hebt gij voor Mij gedaan’.
(vrij naar Matteüs 25,31-46)
CHRISTUS, DIE ANDERE KONING
De eeuwen door hebben mensen zich vele en verschillende voorstellingen van God gemaakt. Deze denkbeelden over God zeggen doorgaans meer over onszelf en onze verlangens, dan dat zij ons iets bijbrengen over God.
Soms maken wij van God iemand die enkel moet luisteren naar wat wij Hem vragen. Of wij vinden dat God moet zorgen dat er ons niets overkomt, geen ziekten, ongelukken of oorlogen. Soms zelfs, als we zeggen dat God Liefde is – de mooiste Naam die Hem ooit gegeven werd – dan denken wij aan een soort liefde die gewoonweg alles toelaat en goed vindt wat we zelf zo graag willen. Zo kan God toch niet écht zijn.
Wij kennen iemand door zijn woorden en daden. Om God te leren kennen en almaar beter te leren kennen, kunnen wij het best naar Jezus kijken en altijd blijven kijken. Hij is immers Gods eigen mens geworden Woord. Meer dan waar of in wie ook heeft God zichzelf in Jezus uitgesproken. In Jezus treedt God eerst en meest aan het licht. In Jezus kunnen wij vatten hoe God zelf zou kunnen zijn.
Vandaag op het feest van Christus Koning leren de lezingen ons hoe God, ten diepste is en hoe Hij zich kenbaar maakt in Jezus: een KONING, die meer HERDER is dan HEERSER. Of beter nog: een Koning, die terecht mag heersen omdat Hij bovenal herder is.
Als wij – stil, geknield en biddend in het schemerdonker van een kleine kerk – naar Jezus kijken op het kruis, zien wij geen machtige heerser, maar een lijdende dienaar van de mensen. Een dienaar, die te lijden heeft, omdat Hij in zijn liefde voor de mensen tot het uiterste ging – ten einde toe, ten dode toe.
Christus Koning is niet het feest van de machtige praalzieke despoot, die in triomf – hoog gezeten op een paard of minzaam mensenhandjes schuddend – zijn blijde intrede doet. Het is het feest van een andere Koning: Iemand, die bovenal wilde dienen, en daarbij eerst de kleinen, de zwakken, diegenen, die in de wereld niet meetellen.
Als wij dat eens echt zouden opnemen in ons hart en ook navolgen. Als wij als christenen en als kerk eens echt anders zouden kunnen leven! Als wij eens, als minderheid, tegen de stroom zouden ingaan.
En net als Jezus, Christus Koning, niet uit zouden zijn op uiterlijke praal, maar door en door bekommerd om wie in deze wereld aan de kant gelaten worden.
Want slechts zo leren wij Jezus kennen en beminnen. En slechts zo kunnen wij anderen tot Hem leiden en bereiken dat ook zij Hem liefhebben. Als die andere Koning, die Weg, Waarheid en Leven is. En die er niet alleen maar is voor het protocol, de pronkzucht en de praal.
‘Gij zijt kinderen van het licht en van de dag’, schrijft Paulus aan de christenen van Tessalonica.
Vele woorden geven aan dat Jezus die mensen aanspreekt die openstaan voor alles wat goed en edel, waar en schoon is. Zijn stem klinkt anders dan die vele stemmen, die enkel een goedkoop en vluchtig genot kunnen schenken.
De Liefde, die hij predikt, verschilt van wat de wereld voorhoudt: jezelf verliezen en vergeten om mensen tot leven te brengen. Het Leven, dat hij belooft, biedt een vreugde, die elders niet gevonden wordt.
En zijn Licht is geen dwaallicht naar een spoor dat dood loopt: Hij is in de wereld gekomen als het ware Licht, dat elke mens verlicht.
Maar u, zusters en broeders,
u leeft niet in de duisternis,
zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief,
want u bent allen kinderen van het licht en van de dag.
(1 Tessalonicenzen 5,1-6)
KINDEREN VAN HET LICHT
Vele eeuwen voor de geboorte van Jezus spreken profeten al over een Licht, dat ooit zal opgaan, over een toekomst die alleen maar lichtend zal zijn. Denk maar aan die zeer oude verzen van Jesaja, die we met Kerstmis lezen: ‘Het volk dat in het donker ronddwaalt, zal een stralend licht aanschouwen. Zij die in het duister wonen, worden door een helder licht beschenen.’ Jesaja schrijft dit in een trieste tijd van alweer oorlog, alweer een nederlaag en alweer een bezetting. De onmiddellijke context is dus zeer concreet, meer dan 700 jaar voor Christus. Maar ook dit profetische woord heeft een tijdloze draagwijdte. In onze tijd kunnen wij dit des te meer ervaren omdat ook wij vandaag leven in een tijd van dreigende oorlogen. Zovele mensen vandaag, ook wijzelf, verlangen met heel ons hart naar een blijvend Licht dat ooit zal opgaan.
Na zijn verrijzenis is bij Jezus’ vrienden het geloof en het inzicht gegroeid dat in Hem alle beloften over een Messias tot vervulling zijn gekomen. Die Jezus, die met hen rondging, zieken genas en duivels uitdreef, maar die geen blad voor de mond nam, en daarom gefolterd en gekruisigd werd, die Jezus ook, die ten Leven werd opgewekt, en zijn Geest zond, als Trooster en Helper: Hij is dat lang beloofde Licht voor de wereld. Dat is de boodschap die zij willen uitdragen. En daarover kunnen zij niet zwijgen.
Johannes begint zijn evangelie trouwens op die manier. Hij noemt Jezus het Woord van God. En dat Woord is het Licht voor de mensen. Het schijnt in een wereld vol duisternis, maar die wereld nam dat Licht niet aan. In zelfvergeten Liefde kwam Jezus tot de zijnen, maar de zijnen hebben Hem niet aanvaard. Ze waren niet ontvankelijk en stonden niet open voor Hem. Zij hielden hun hart gesloten en hebben Hem met kwaad bejegend, maar de machten van het kwaad konden Hem niet overweldigen.
De boodschap is zo klaar als een klontje. Die Jezus, die wij zo goed leerden kennen, is de Zoon van God. Hij is God zelf. Alleen bij Hem is Licht en Leven, alleen bij Hem is toekomst en uitzicht. Als alles donker wordt en we alleen maar dreiging zien, biedt Jezus nieuwe hoop, die duisternis verdrijven kan. Alleen Hijzelf, alleen zijn Weg, alleen zijn Leven biedt hoop die blijvend duren kan.
Bidden wij dan dat ons geloof in Hem mag groeien, en dat wij dit Licht, dat Jezus is, zichtbaar mogen maken aan mensen, die misschien dicht bij ons in diepe duisternis gevangen zitten.