Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
13-12-2023
WOENSDAG IN DE TWEEDE WEEK VAN DE ADVENT
Woensdag 13 december 2023 – 2de Week Advent
‘Leer van Mij …’
Vandaag krijgen we twee lezingen die heel menselijk zijn en vol begrip voor de moeilijkheden die we kunnen ondervinden. Bij Jesaja horen we: ‘Zelfs jonge mannen kunnen moe geraken en struikelen.’ In het evangelie herneemt Jezus deze gedachte ‘Leer van mij dat ik zachtmoedig ben en nederig van hart.‘
In zachtmoedigheid, nederigheid en veel begrip voor kleine mensen willen wij onze weg naar Kerstmis gaan.
Weet je het niet? Heb je het niet gehoord?
Een eeuwige God is de Heer,
Hij geeft de vermoeide kracht,
de machteloze geeft Hij macht in overvloed.
(Jesaja 40,28-29)
Jezus nam het woord en zei:
‘Kom allen bij Mij,
jullie die vermoeid zijn
en onder lasten gebukt gaan …
(Matteüs 11,28)
KOM, HEER JEZUS, KOM
Als klein kindje leerden we in de kleuterklas al: ‘In de advent bereiden wij ons voor op de komst van Jezus.’ En onze kleine kinderhartjes waren blij omdat het kindje Jezus weer ging geboren worden en bij ons ging komen. De taal is kinderlijk naïef maar het evangelie, de blijde boodschap, wordt wel goed weergegeven.
Want dat zegt Kerstmis ons: dat God niet veraf wil zijn, maar dat Hij naar ons toe wil komen. Naar ons, die altijd kleine, arme mensen blijven. De Nederlandse dichteres Vasalis zegt het zo: ‘Zoveel soorten van verdriet, ik noem ze niet. Maar één: het afstand doen en scheiden. En niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn. … Arm en beschaamd zo arm te zijn.’
Daarom willen we God welkom heten, met open armen. Omdat we arm zijn, en beschaamd zo arm te zijn. Zelf zijn we zoals dat kleine kindje Jezus in het kribbetje, met zijn armpjes weid open gespreid.
Hij wil tot ons komen en van ons vraagt Hij alleen maar dat wij alle hoogmoed laten varen en onze schamelheid erkennen, zodat Hij bij ons te gast kan zijn.
Vandaag gaat het vooral om Johannes de Doper. Zijn leven lijkt nogal op het leven van Jezus. Ook zijn geboorte werd aangekondigd door een engel, toen zijn vader Zacharias dienst deed in de tempel. Zijn dood – hij werd onthoofd uit wraak omdat hij aan Herodes zijn zonden verweet – doet denken aan de kruisdood van Jezus, die ook vermoord werd uit wraak, door machthebbers, die hij huichelaars en witgekalkte graven noemde. ‘Troost, troost toch mijn volk’, een profetisch woord van Jesaja, is hier dus echt op zijn plaats.
Troost, troost mijn volk, zegt jullie God.
Spreek Jeruzalem moed in
(Jesaja 40,1)
Zoals er geschreven staat bij de profeet Jesaja:
‘Zie, Ik zend mijn bode voor u uit
die voor u de weg zal banen;
(Marcus 1,1)
‘Baan een weg voor de Heer’
Als je verloren bent in een bos weet je pas goed wat een weg betekent. Zonder weg geraak je er niet. Altijd al hebben mensen wegen aangelegd: van heirbanen tot snelwegen. En er zijn wegwijzers nodig.
Ook wij kunnen wegwijzers zijn in ons leven. Ouders wijzen de weg voor hun kinderen. Er zijn baanbrekers voor een betere wereld. En mensen, die troost brengen. Zo wordt de weg geëffend: door moeders, die hun kinderen over Jezus vertellen, of door christenen, die Gods liefde laten schijnen.
Ook Johannes effende de weg voor de Heer. Hij sprak van bekering en doopte en zei aan het volk dat zij zich moesten klaar maken voor iemand, die na hem komen zou, en die veel groter zou zijn.
In de advent banen wij de weg voor Jezus. Niet door vrome dromen of zoete gepeinzen, maar concreet en metterdaad. Wij kunnen tochtgenoten worden van wie verlaten zijn of de hand reiken aan wie angstig is. Wij kunnen hoop bieden aan mensen zonder hoop of vreugde aan bedroefden. Het volstaat de blik niet af te wenden of rond de gekwetste mens heen te lopen. Wij kunnen in ons leven tonen: ‘Wees getroost, mijn vriend, God is nabij’. Die boodschap is hard nodig, als we maar willen inzien hoeveel mensen treuren binnenin. Zovelen die geen troost vinden zinken weg in verbittering en moedeloosheid.
Voor die mensen kunnen wij de weg van de Heer banen; voor hen kunnen wij dienaren van de vreugde worden. En tonen: troost u, wij leven niet in een godverlaten wereld, we zijn in goede handen. God laat de mensen niet aan hun lot over. Hij komt zelf als Redder! Maar Hij komt door ons, door hoofd, en hart en handen. Langs de paden die wij banen.
(Gabriël)
De dag was zo stil te Nazareth
als een avond der meimaand hier,
wanneer het in Vlaanderen geurt alom
van lindebloesem en vlier.
Maria bleef in de zon alleen,
Maria zat in een hoek
van haar kleine kamer, wit en ontdaan
en verwonderd na mijn bezoek.
Ik vloog naar de nok van de hemel weer
en door niemand nagestaard;
ik knielde in het midden des hemels en zei:
Vader, zij heeft aanvaard.
En heel de ruimte werd wit en stil
van roerloosheid en van licht,
want beneden begon Maria aan
de strofen van haar gedicht.
(Anton van Wilderode, ‘Reizend naar het Licht’, p. 64)
Van oudsher staat de 1ste zondag van de advent in het teken van de waakzaamheid en de aandacht: ‘Wees waakzaam! Word wakker’. Wij kunnen inderdaad ingedommeld zijn, alleen nog uit routine handelen, zonder enige bezieling, of onnadenkend verder drijven op golven van gewoonte.
Daarom klinkt deze oproep telkenjare: laat je niet in slaap wiegen in de sleur van de dagen! De Heer staat aan de deur en klopt! Doe open, Hij kan je leven veranderen.
U wacht op de verschijning
van onze Heer Jezus Christus …
(Eerste brief aan de christenen in Korinthe 1,7)
Laat de heer des huizes jullie niet slapend aantreffen
wanneer hij plotseling komt.
(Marcus 13,36)
LAAT JE NIET IN SLAAP WIEGEN …
Openheid, ontvankelijkheid, verwachting zijn zeldzaam in onze tijd van dadendrang, efficiëntie, prestige en prestatie. We zullen het gauw eens zelf allemaal in orde brengen!
Wat het meest doorweegt om gelukkig te worden is nochtans niet datgene wat we zelf presteren, wel datgene wat ons dagelijks wordt geschonken ons leven zelf, met de vele kansen en mogelijkheden die het inhoudt, de goedheid en de liefde, die wij mogen ontvangen, de vreugde in het gezin en bij vrienden, het geduld en de moed bij ziekte, de vrede in ons hart en de schoonheid, die ons tallenkante omringt. ‘Je kunt het geluk niet maken, de Heer geeft het zijn vrienden, zomaar, in hun slaap.’ zegt de psalm. Laten we hieraan niet voorbijgaan, onopmerkzaam, zonder aandacht, omdat we altijd zo bezig zijn. Laten we leven met open ogen!
Om tot deze levenskunst te komen is ommekeer nodig: van superactieve dadendrang naar meer contemplatie, een bereidheid om open en ontvankelijk in het leven te staan. Deze ontvankelijkheid vraagt dat we stil kunnen worden, wachtend, wakend en biddend, attent voor datgene waar het echt op aan komt: de aanwezigheid van Jezus in ons midden. ‘Gij komt tot ons gans onverwacht … in duizend, duizend dingen.’ De woorden van de advent ‘Wees waakzaam’ zijn niet dreigend. Ze zijn bemoedigend: let erop dat je zijn aanwezigheid wel opmerkt! Wees toch maar attent dat je door je overmatige activiteiten niet voorbij ziet aan wat meer wezenlijk is.
Zijn komst in ons midden wakend en biddend verwachten, wil niet zeggen dat wij ons afkeren van de wereld. Het betekent wel dat we Hem ontdekken in die wereld, dat we de tijd nemen om Hem te zoeken en te zien. Hij kan tot ons komen in de stilte van een kerk of de rust van de natuur; Hij kan bij ons zijn in het gelaat van een mens in nood of van een mens, die mild is en gewoonweg goed, zomaar. Het betekent ook dat wij bereid zijn om Jezus voor andere mensen tot leven te brengen, zodat zij Hem kunnen zien in ons, door ons.
‘Kom, Heer Jezus, kom…’ met deze woorden eindigt de Apocalyps of de Openbaring van Johannes. Mogen die woorden in deze advent wat meer ook onze woorden worden, wakend, stil en biddend.
Op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar vieren we Christus Koning. Het feest werd ingesteld in 1925 in een tijd die totaal anders was dan vandaag. Vandaar dat wij misschien wel enige moeite hebben met het triomfalisme waarmee de viering gedurende vele decennia gevierd werd, met de grote Chirofeesten van weleer.
Laten we daarom een betere inhoud zoeken vanuit Bijbelse teksten en vanuit het INRI dat boven Jezus’ Kruis was aangebracht: ‘De Koning van de Joden.’ In drie talen stond het er, het Grieks, het Hebreeuws en het Latijn … opdat gans de wereld het zou kunnen verstaan...
Dit zegt God, de HEER:
Ik zal zelf naar mijn schapen omzien
en zelf voor ze zorgen.
Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat
als zijn dieren verstrooid zijn
(Ezechiël 34,11)
‘Komt, gezegenden van mijn Vader,
en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is.
Want al wat gij gedaan hebt voor de geringsten van mijn broeders,
hebt gij voor Mij gedaan’.
(vrij naar Matteüs 25,31-46)
CHRISTUS, DIE ANDERE KONING
De eeuwen door hebben mensen zich vele en verschillende voorstellingen van God gemaakt. Deze denkbeelden over God zeggen doorgaans meer over onszelf en onze verlangens, dan dat zij ons iets bijbrengen over God.
Soms maken wij van God iemand die enkel moet luisteren naar wat wij Hem vragen. Of wij vinden dat God moet zorgen dat er ons niets overkomt, geen ziekten, ongelukken of oorlogen. Soms zelfs, als we zeggen dat God Liefde is – de mooiste Naam die Hem ooit gegeven werd – dan denken wij aan een soort liefde die gewoonweg alles toelaat en goed vindt wat we zelf zo graag willen. Zo kan God toch niet écht zijn.
Wij kennen iemand door zijn woorden en daden. Om God te leren kennen en almaar beter te leren kennen, kunnen wij het best naar Jezus kijken en altijd blijven kijken. Hij is immers Gods eigen mens geworden Woord. Meer dan waar of in wie ook heeft God zichzelf in Jezus uitgesproken. In Jezus treedt God eerst en meest aan het licht. In Jezus kunnen wij vatten hoe God zelf zou kunnen zijn.
Vandaag op het feest van Christus Koning leren de lezingen ons hoe God, ten diepste is en hoe Hij zich kenbaar maakt in Jezus: een KONING, die meer HERDER is dan HEERSER. Of beter nog: een Koning, die terecht mag heersen omdat Hij bovenal herder is.
Als wij – stil, geknield en biddend in het schemerdonker van een kleine kerk – naar Jezus kijken op het kruis, zien wij geen machtige heerser, maar een lijdende dienaar van de mensen. Een dienaar, die te lijden heeft, omdat Hij in zijn liefde voor de mensen tot het uiterste ging – ten einde toe, ten dode toe.
Christus Koning is niet het feest van de machtige praalzieke despoot, die in triomf – hoog gezeten op een paard of minzaam mensenhandjes schuddend – zijn blijde intrede doet. Het is het feest van een andere Koning: Iemand, die bovenal wilde dienen, en daarbij eerst de kleinen, de zwakken, diegenen, die in de wereld niet meetellen.
Als wij dat eens echt zouden opnemen in ons hart en ook navolgen. Als wij als christenen en als kerk eens echt anders zouden kunnen leven! Als wij eens, als minderheid, tegen de stroom zouden ingaan.
En net als Jezus, Christus Koning, niet uit zouden zijn op uiterlijke praal, maar door en door bekommerd om wie in deze wereld aan de kant gelaten worden.
Want slechts zo leren wij Jezus kennen en beminnen. En slechts zo kunnen wij anderen tot Hem leiden en bereiken dat ook zij Hem liefhebben. Als die andere Koning, die Weg, Waarheid en Leven is. En die er niet alleen maar is voor het protocol, de pronkzucht en de praal.