Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
14-08-2015
MARIA TEN HEMEL
HET 'MAGNIFICAT' VANDAAG
Wat is God toch grandioos. Hij betekent alles voor mij. Ik ben helemaal opgetogen omdat Hij naar mij heeft omgekeken. Eigenlijk ben ik toch niets bijzonders, een doodgewoon meisje dat graag voor anderen klaar staat.
Maar voortaan zal iedereen zeggen dat ik het heel erg getroffen heb. Hij is inderdaad machtig groot en Hij heeft zijn naam waargemaakt door mij te kiezen voor zo iets geweldigs.
Zo doet Hij met ons. Alle mensen die naar Hem opzien, hebben dat steeds ondervonden. Wie hem in de arm neemt, staat sterk. Maar wie zich verbeeldt dat hij het wel alleen kan zal bedrogen uitkomen.
De machtigen laat Hij rustig vallen maar de kleinen helpt Hij vooruit.
Aan ons, die nog zoveel tekortkomen, geeft Hij wat we maar nodig hebben.
Maar diegenen die zich al van alles hebben voorzien stuurt Hij weg met lege handen.
Zo heeft Hij het altijd gedaan met de mensen vanaf Abraham en zijn volk tot nu toe en in eeuwigheid.
Het zwart-witfotootje is slechts een handpalm groot. De randen zijn gekarteld als bij een droog koekje. Het werd genomen in 1954. Ik ben dus drie jaar. Ik draag een speelpakje waarvan het elastiek mij stoort; ik trek eraan om het makkelijker te doen zitten. Met mijn linkerhand houd ik de hand van mijn vader vast. Hij draagt een zomerhemd en een lange short. Wij staan op een plattelandsweg. We kijken in de verte, beiden in dezelfde richting en beiden met een gezicht dat half nieuwsgierig, half bezorgd is, en dat niemand wil behagen.
Toen ik mijn moeder die foto toonde, riep ze uit: 'In die jaren was je de hele tijd bij je vader, je week geen duimbreed van hem!' Ik dacht, zonder het hardop te zeggen, dat dit nog altijd het geval was en dat er meer nodig was dan de dood om die twee handen die mekaar rustig omsloten hielden, uit mekaar te halen.
Natuurlijk is er wel degelijk iets veranderd. Als ze vandaag een foto konden nemen met een film die gevoelig genoeg was om het onzichtbare vast te leggen, dan zou je daarop dezelfde personen elkaars hand zien vasthouden, maar ze zouden van grootte gewisseld zijn: ik ben nu de man op rijpe leeftijd die mijn vader toen was en hij heeft de leeftijd die de dood ons verleent als hij zijn onschuld over ons doet stralen (op welk moment van ons leven hij ook zijn opwachting maakt), dat wil zeggen twee of drie jaar, zeker niet meer, misschien zelfs minder.
In elke eucharistie staan de woorden van de consecratie, door Jezus uitgesproken bij het Laatste Avondmaal, centraal: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven en gebroken wordt.’ Maar meer nog dan anders spreekt de eucharistie van vandaag ons over ‘Jezus, gegeven en gebroken’. In het evangelie noemt Hij zich tot driemaal toe het brood voor het leven van de mensen. Op onze levensweg wil Hij ons sterken en voeden, wil Hij de bezieling zijn, die ons voortdrijft, niet abstract of ver weg, in het luchtledige, maar heel concreet en dichtbij, in ons leven van elke dag.
Misschien zoeken wij elders wel inspiratie of brood voor ons leven. Het kan iedereen overkomen. Als dat zo is kan Hij een indringer lijken en dan is het mogelijk dat wij Hem eigenlijk vluchten.
Volg dus het voorbeeld van God,
als kinderen die hij liefheeft,
en ga de weg van de liefde,
zoals Christus, die ons heeft liefgehad
en zich voor ons gegeven heeft als offer,
als een geurige gave voor God.
(Efeziërs 5,1-2)
‘Ik ben het levende brood
dat uit de hemel is neergedaald;
wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven.
En het brood dat ik zal geven
voor het leven van de wereld,
is mijn lichaam.’
(Johannes 6,51)
VOEDING OP ONS LEVENSPAD
Enkele weken geleden lazen we hoe Jezus zijn leerlingen op weg zond. Ze mochten niets meenemen voor onderweg, geen brood, geen reistas en geen geld, alleen een herdersstok. Sandalen mochten ze dragen, maar geen extra kleren meenemen. Toch vertrekken de leerlingen niet met lege handen. Ze krijgen een uitrusting die al het andere overbodig maakt: hun kracht ligt in het Woord van God, dat zij spreken.
Eigenlijk is het evangelie vandaag een aanvulling daarbij. Tot driemaal toe zegt Jezus: ‘Ik ben het brood dat leven geeft.’ Geen picknickje voor een uitstap op een zonnige zomerdag, maar de krachtige voeding voor de lange reis, die ons leven is!
Het lijkt een verwijzing naar de eucharistie – en dat is het wellicht ook wel – maar Jezus’ woord zegt zoveel meer vandaag. Hij spreekt over zijn hele persoon. In alles wat Hij is, in alles wat Hij doet, in de meest omvattende rijkdom van zijn hele wezen is Hij de voeding, de energie, de inspiratie voor ons leven. Daarom is het zo belangrijk dat we proberen om Hem echt te leren kennen. Dat wij open en ontvankelijk staan voor Hem. Dat Hij zelf almaar meer wezen van ons eigen wezen kan en mag worden.
Een theoloog schreef eens dat hij veel over Jezus had gelezen en gesproken. Toch bleef Jezus een vreemde voor zijn hart. In een stille bezinning sloeg de vonk over. Kennis werd liefde en Jezus werd de energie voor zijn leven.
Dat zegt Jezus: dat Hij de energie voor ons leven is. Hij vervult ons diepste verlangen en geeft ons levenskracht. Die liefde, die ons kracht geeft kan slechts groeien als wij Hem toelaten en ons door Hem laten aanspreken.
Onze levens kunnen erg verschillen, maar het is nodig dat wij stil naar ons diepste ik luisteren. Dan wordt een diep verlangen wakker naar liefde, die ons leven vult. Dan kan ons hart openkomen om Jezus te ontvangen: ‘Min de stilte in uw wezen, zoek de stilte die bezielt, zij die alle stilte vrezen, hebben nooit hun ziel gelezen, hebben nooit geknield.’
Als wij rumoer, drukte en zorgen even achterwege laten voor de rust van het gebed, kan onze liefde openbloeien voor Jezus. Zo kan Hij brood voor ons leven worden. En kunnen wij op onze beurt brood voor de mensen worden.
Waarom kunnen mensen niet gelukkig zijn? Zij werden met alle zorg ingeplant in een stukje wereld dat helemaal was afgestemd op hun behoeften ... met zuivere lucht en vruchtbare aarde, met water in overvloed, water om van te leven.
Zij werden uitgerust met een stel vaardige handen en een schrandere geest, met een hart dat kan warmlopen en liefhebben, uitermate, met een mond om te lachen en te spreken, met een drang om te leven naar binnen en naar buiten.
En toch zijn zij niet gelukkig. Uitgerekend op die plaatsen van de wereld, waar aan hun behoeften het meest wordt voldaan, en daar waar zij hun talenten het best konden ontwikkelen, zijn zij niet gelukkig.
Is dat geen zonde?
Waarom kunnen mensen niet gelukkig zijn? Hebben zij dan hun stukje wereld verknoeid met beton en olie en staal? Hebben zij hun geest verziekt met dwaze gedachten en hun hart laten verkillen?
Of ligt de reden veel en veel dieper? Is de mens met al zijn rijkdom en met heel zijn bagage aan kennis en vernuft wel ergens thuis? Kan hij zich ergens neerzetten zonder te zeggen dat hij weer weg moet?
Heeft de mens, met al zijn mogelijkheden, nog wel één stukje zekerheid om op te staan? Eén veilig plekje – dat buiten elke redenering valt – waar hij grond voelt en kan zeggen: ‘Wat God doet is welgedaan.’
Is de mens geen vreemde voor zijn eigen hart omdat hij van Huis is weggegaan en de weg verloren is?
Is dat de zonde, de reden dat hij niet gelukkig is?
De Wieskirche of Weidekerk in Steingaden (Beieren) is zowel een toeristische trekpleister als een bedevaartsoord. De stijl is een mengvorm van barok en rococo. Aan de buitenkant heeft het gebouw strakke lijnen terwijl de binnenkant bekleed is met krullen en golven. Het licht, dat door hoge ramen naar binnen valt, wordt weerkaatst door het wit en bladgoud. Daarnaast zijn blauw (symbool voor de genade) en rood (symbool voor het Heilig Bloed) opvallend aanwezig.
In 1738 werden tranen gezien op een oud houten beeld van de Gegeselde Heiland. Dit mirakel leidde tot een toevloed van bedevaarders. In 1740 werd een kleine kapel gebouwd om het beeld te huisvesten, maar al snel bleek dat het gebouw te klein was in verhouding met het aantal pelgrims dat het aantrok. Daarop besliste de abdij van Steingaden om er een afzonderlijke kerk aan te wijden: de Wieskirche.
‘Nun, so will ich alles lassen,
Auf die Wies zu Jesus gehn,
Mich begeben auf die straßen,
Und mit Freuden Ihn ansehn.
Schönster Jesus auf der Wies,
Der so voller Gnaden ist.
(Das Wieslied)
Mijn Jezus, mijn Heiland, Verlosser en Vriend, U wilt voor mij zorgen, al heb ik dit niet verdiend. Dan ben ik verwonderd, en word ik stil, deze Jezus volgen, dat is wat ik wil.
Vorige week lazen we het verhaal van de broodvermenigvuldiging, het wonder van breken en delen. Vandaag en de volgende weken gaat Jezus daar dieper op in, in een nogal lange toespraak: de broodrede. Voor Hem gaat het niet zozeer om het feit zelf van het mirakel: elk mirakel is een teken en draagt een diepere betekenis. En deze diepere betekenis wil Hij ons meegeven. Dat gaan we de volgende zondagen horen.
Maar om te beginnen wijst Jezus ons er nog eens op dat wij mensen, zo vaak, alleen maar uit zijn op materieel voordeel: we willen 'steeds meer' … terwijl Hij ons wil oproepen om verder te zien en te verlangen naar alles wat wij broodnodig hebben om als verloste, vreugdevolle mensen door het leven te gaan.
En dat is veel meer dan alleen materieel bezit, comfort en luxe …
Door Jezus wordt duidelijk
dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven
en de oude mens,
die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten,
moet afleggen,
dat uw geest en uw denken
voortdurend vernieuwd moeten worden
en dat u de nieuwe mens moet aantrekken,
die naar Gods wil geschapen is
in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.
(Efeziërs, 4,21-24)
Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u:
u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien,
maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent.
U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat,
maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft;
(Johannes 6,26-27)
JEZUS, BROOD VAN EEUWIG LEVEN
‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben.’ Het zijn vertrouwde woorden, en misschien spreken ze juist daarom niet echt meer aan. Natuurlijk is er hier een verwijzing naar de eucharistie. Maar er is meer aan de hand. Zelf ben ik dat brood, dat leven geeft, zegt Jezus en zo nodigen deze woorden ons uit om bij onszelf eens na te gaan: ‘Wie is Jezus voor mij? Is Hij het brood van mijn leven? Zoek ik bij Hem de kracht om dag na dag mijn weg te gaan?’
Om Jezus zo innig mogelijk te leren kennen, kijken we naar het hoogtepunt van zijn leven: het laatste samenzijn met zijn vrienden en de kruisgang die toen volgde. Die laatste avond heeft Hij ons een uniek beeld van zijn leven nagelaten. Hij nam brood en brak het en gaf aan ieder een stukje: ‘Dit is mijn lichaam, dit ben Ikzelf, voor u gegeven en gebroken.’ En opdat wij deze les niet zouden vergeten zei Hij nog: ‘Blijf dit doen om mij te gedenken.’
Liefde, die zichzelf wegschenkt en daarvoor gekruisigd wordt: zulke Liefde is Jezus in zijn diepste wezen. In deze Liefde, die het Kruis niet uit de weg gaat, komt Hij tot een Leven dat de moeite waard is. Met de woorden van het evangelie bidden wij: ‘Heer, geef ons dat Brood, dat Leven geeft! Geef ons deze Liefde, die Gij zelf zijt, zodat ook ons leven de moeite waard wordt.’
Er zijn mensen die alles voor zich houden, die niets meedelen, die zich afsluiten voor anderen. Rondom hen is het eenzaam, kil en doods. Maar er zijn ook mensen die, spontaan, meedelen van wat zij hebben, meedelen van wat zij zijn. Bij hen groeit vriendschap, verbondenheid, vreugde. Bij hen zien we het leven in zijn rijkste groei en bloei. Leven in overvloed zien we waar mensen zichzelf geven, breken en delen. Daar ligt de weg naar een waarachtig leven. Daar wordt onze diepste honger, onze diepste hunker gestild waar mensen voor elkaar leven, waar mensen zich geven aan elkaar.
Zo kan Jezus brood of voedsel voor ons leven worden. Als we Hem zo goed mogelijk leren kennen in de stilte van ons hart en als we zo goed mogelijk proberen zijn Leven te leven. Hij dringt zich niet op daarbij, maar zachtjes zegt Hij: ‘Deze weg ben Ik gegaan, gegeven en gebroken, en zo is mijn leven volkomen geworden’. En even zachtjes wenkt Hij ons om, net als Hij, gegeven mensen te worden, ook als ons leven dan soms langs de weg van het Kruis zal lopen.
Soms is een mensenleven zo gekwetst dat brood niet meer verzadigt en water niet meer laaft, dat vuur niet meer verwarmt en een huis niet meer herbergt.
Wonden worden soms alleen geheeld als iemand het opbrengt om voor een ander brood en water, vuur en huis te zijn.
Er is veel vraag naar zo een mens die voor een ander nabij is als God.
Alleen vraag ik mij af wat ik ben: die vraag of het antwoord?