Geen fotobeschrijving beschikbaar.

Dit is ons nieuw hondje Kira, een kruising van een waterhond en een Podenko. Ze is sinds 7 februari 2024 bij ons en druk bezig ons hart te veroveren. Het is een lief, aanhankelijk hondje, dat zich op een week snel aan ons heeft aangepast. Ze is heel vinnig en nieuwsgierig, een heel ander hondje dan Noleke.

This is our new dog Kira, a cross between a water dog and a Podenko. She has been with us since February 7, 2024 and is busy winning our hearts. She is a sweet, affectionate dog who quickly adapted to us within a week. She is very quick and curious, a very different dog than Noleke.

Carl Sagan Space GIF by Feliks Tomasz Konczakowski

X Files Ufo GIF by SeeRoswell.com

1990: Petit-Rechain, Belgium triangle UFO photograph - Think AboutIts

Ufo Pentagon GIF

ufo abduction GIF by Ski Mask The Slump God

Flying Sci-Fi GIF by Feliks Tomasz Konczakowski

Season 3 Ufo GIF by Paramount+

DEAR VISITOR,


MY BLOG EXISTS ALREADY 13 YEARS AND 1 MONTH.

ON 06/07/2024 MORE THAN 2.101.500

VISITORS FROM 135 DIFFERENT NATIONS ALREADY FOUND THEIR WAY TO MY BLOG.

THAT IS AN AVERAGE OF 400 GUESTS PER DAY.

THANK YOU FOR VISITING  MY BLOG AND HOPE YOU ENJOY EACH TIME.


Goodbye
PETER2011

De bronafbeelding bekijken

De bronafbeelding bekijken

Beste bezoeker, bedankt voor uw bezoek.

Dear visitor, thank you for your visit.

Cher visiteur, je vous remercie de votre visite.

Liebe Besucher, vielen Dank für Ihren Besuch.

Estimado visitante, gracias por su visita.

Gentile visitatore, grazie per la vostra visita.

Inhoud blog
  • TESLA TO MANUFACTURE HUMANOID ROBOTS THAT COULD BE AVAILABLE BY NEXT YEAR, ELON MUSK SAYS
  • Producing Oxygen From Rock Is Harder In Lower Gravities
  • Astronomers Have Tools That Can Help Detect Deepfake Images
  • Curiosity Drives Over a Rock, Cracking it Open and Revealing an Amazing Yellow Crystal
  • Mystery around controversial Peru 'alien mummies' deepens after new fingerprint analysis indicates they're NOT 'HUMAN'
  • New film reveals most bizarre theory about UFOs yet - the 'cosmic jokers' hypothesis
  • Chandra Marks 25 Years in Space with Collection of 25 Stunning Images
  • 99-Million-Year-Old Burmese Amber Reveals Oldest Known Skink
  • Curiosity Finds Pure Sulfur on Mars
  • “De sterkte van de polaire vortex en straalstroom bepalen in grote mate ons weer”: wat zijn de gevolgen van de stratosferische opwarming boven de Zuidpool?
  • Kunstmatige intelligentie is "grappiger" dan mensen: de resultaten van een merkwaardig onderzoek
  • NASA's Curiosity rover ontdekt iets dat nog nooit eerder op Mars is gezien, verborgen in een rots
  • Analyze of a possible REAL UFO caught on camera in Costa Rica
  • Evidence of Alien Life May Lie on the Surface of Europa and Enceladus, A New Study Reveals
  • Are We Not Alone? Seven Stars Cloaked by Enigmatic Dyson Spheres
  • Unveiling the Secrets: Lue Elizondo’s Explosive Book Leak on UFOs
  • AI Focused UFO over Phoenix, Arizona, July 2020, They Are Watching! UFO Sighting News.
  • Research Suggests all Humans Share One Single Ancestor—and it's not Adam
  • The 'Son of Blackbird' Takes Shape: Lockheed's Hypersonic SR-72 Unveiled
  • Archaeologists uncover 'monumental' structure in Israel from the Bible
    Categorieën
  • ALIEN LIFE, UFO- CRASHES, ABDUCTIONS, MEN IN BLACK, ed ( FR. , NL; E ) (3248)
  • André's Hoekje (ENG) (743)
  • André's Snelkoppelingen (ENG) (383)
  • ARCHEOLOGIE ( E, Nl, Fr ) (1731)
  • ARTICLES of MUFON ( ENG) (440)
  • Artikels (NL.) (149)
  • ASTRONOMIE / RUIMTEVAART (11877)
  • Before it's news (ENG.) (5697)
  • Belgisch UFO-meldpunt / Frederick Delaere ( NL) (11)
  • Diversen (Eng, NL en Fr) (4163)
  • FILER FILES - overzicht met foto's met dank aan Georges Filer en WWW.nationalUFOCenter.com (ENG) (925)
  • Frederick's NEWS ITEMS (ENG en NL) (112)
  • HLN.be - Het Laatste Nieuws ( NL) (1675)
  • INGRID's WEETJES (NL) (5)
  • Kathleen Marden 's News about Abductions... ( ENG) (33)
  • LATEST ( UFO ) VIDEO NEWS ( ENG) (10296)
  • Michel GRANGER - a French researcher ( Fr) (18)
  • MYSTERIES ( Fr, Nl, E) (1976)
  • MYSTERIES , Complot Theories, ed ( EN, FR, NL ) (373)
  • Myths, legends, unknown cultures and civilizations (4)
  • National UFO Center {NUFOC} (109)
  • News from the FRIENDS of facebook ( ENG ) (6049)
  • NIEUWS VAN JAN ( NL) (42)
  • Nieuws van Paul ( NL) (17)
  • NineForNews. nl ( new ipv NIBURU.nl) (NL) (3712)
  • Oliver's WebLog ( ENG en NL) (118)
  • Paul SCHROEDER ( ENG) (98)
  • Reseau Francophone MUFON / EUROPE ( FR) (86)
  • références - MAGONIE (Fr) (486)
  • Ruins, strange artifacts on other planets, moons, ed ( Fr, EN, NL ) (573)
  • SF-snufjes }, Robotics and A.I. Artificiel Intelligence ( E, F en NL ) (706)
  • UFO DIGEST / a Weekly Newsletter - thanks that I may publish this on my blog (ENG) (125)
  • UFOs , UAPs , USOS (3003)
  • Vincent'snieuws ( ENG en NL) (5)
  • Who is Stanton FRIEDMAN - follow his news (ENG) (16)
  • WHO IS WHO? ( ENG en NL) (5)
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    The purpose of  this blog is the creation of an open, international, independent and  free forum, where every UFO-researcher can publish the results of his/her research. The languagues, used for this blog, are Dutch, English and French.You can find the articles of a collegue by selecting his category.
    Each author stays resposable for the continue of his articles. As blogmaster I have the right to refuse an addition or an article, when it attacks other collegues or UFO-groupes.
     

    Archief per maand
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
    Rondvraag / Poll
    Bestaan UFO's echt? Are UFOs real?Les OVNIS existent-ils vraiement?
    Ja / Yes / Oui
    Nee / NO / Non
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    Denk Jij dat UFO's buitenaards zijn? Do You think that UFOs are extraterrestrial? Les OVNIS sont- ils ET?
    ja / Yes / Oui
    Nee / NO / NON
    Bekijk resultaat

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Blog als favoriet !
    FORUM

    Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum

    Zoeken in blog

    Deze blog is opgedragen aan mijn overleden echtgenote Lucienne.

    In 2012 verloor ze haar moedige strijd tegen kanker!

    In 2011 startte ik deze blog, omdat ik niet mocht stoppen met mijn UFO-onderzoek.

    BEDANKT!!!

    Een interessant adres?
    UFO'S of UAP'S, ASTRONOMIE, RUIMTEVAART, ARCHEOLOGIE, OUDHEIDKUNDE, SF-SNUFJES EN ANDERE ESOTERISCHE WETENSCHAPPEN - DE ALLERLAATSTE NIEUWTJES
    UFO's of UAP'S in België en de rest van de wereld
    In België had je vooral BUFON of het Belgisch UFO-Netwerk, dat zich met UFO's bezighoudt. BEZOEK DUS ZEKER VOOR ALLE OBJECTIEVE INFORMATIE , enkel nog beschikbaar via Facebook en deze blog. Verder heb je ook het Belgisch-Ufo-meldpunt en Caelestia, die prachtig, doch ZEER kritisch werk leveren, ja soms zelfs héél sceptisch... Voor Nederland kan je de mooie site www.ufowijzer.nl bezoeken van Paul Harmans. Een mooie site met veel informatie en artikels. MUFON of het Mutual UFO Network Inc is een Amerikaanse UFO-vereniging met afdelingen in alle USA-staten en diverse landen. MUFON's mission is the analytical and scientific investigation of the UFO- Phenomenon for the benefit of humanity... Je kan ook hun site bekijken onder www.mufon.com. Ze geven een maandelijks tijdschrift uit, namelijk The MUFON UFO-Journal. Since 02/01/2020 is Pieter ex-president (=voorzitter) of BUFON, but also ex-National Director MUFON / Flanders and the Netherlands. We work together with the French MUFON Reseau MUFON/EUROP. ER IS EEN NIEUWE GROEPERING DIE ZICH BUFON NOEMT, MAAR DIE HEBBEN NIETS MET ONZE GROEP TE MAKEN. DEZE COLLEGA'S GEBRUIKEN DE NAAM BUFON VOOR HUN SITE... Ik wens hen veel succes met de verdere uitbouw van hun groep. Zij kunnen de naam BUFON wel geregistreerd hebben, maar het rijke verleden van BUFON kunnen ze niet wegnemen...
    04-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.[Magonie] TROUS géants

    [Magonie] TROUS géants

    Après les trous sur terre, en voici de nouveaux!
    Je ne sais pas si ces informations sont crédibles.
    A chacun de se faire son opinion.

    de SP

    http://www.2012un-nouveau-paradigme.com/2014/08/grottes-et-galeries-souterraines-decouvertes-sur-la-lune.html

    Grottes et galeries souterraines découvertes sur la Lune

    © Nasa

    De nombreuses grottes et galeries souterraines ont récemment été mises en évidence sur le sol lunaire grâce à la sonde LRO (Lunar Reconnaissance Orbitery) de la NASA.

    À en croire les dires de l'agence spatiale, ces cavités pourraient bien trouver toute leur utilité lors des prochaines missions habitées à destination de notre satellite naturel.. Alors que l'on pensait pratiquement tout savoir de la Lune, une récente découverte réalisée par la NASA est venue nous montrer que cet astre n'avait décidément pas fini de nous étonner.

    En effet, la sonde Lunar Reconnaissance Orbitery (LRO) a mis en exergue le fait que certains des cratères caractéristiques de notre satellite seraient en fait reliés à des réseaux de grottes et de galeries souterraines.

    Ainsi, en scannant seulement 40% de la surface de la Lune, la sonde aurait déjà mis en évidence pas moins de 200 de ces entrées mesurant entre 5 et 900 mètres de diamètre.

    Il y a donc de fortes probabilités pour que de nombreuses autres cavités de ce type soient découvertes en analysant la portion restante du satellite. Une intense chaleur probablement à l'origine de ces formations Bien qu'il n'existe pas encore de réelle certitude quant à l'origine de ces grottes et galeries, l'hypothèse la plus probable serait qu'elles aient été formées suite à des impacts de météorites.

    Les chocs auraient été si intenses que la chaleur ainsi engendrée aurait permis de faire fondre la roche qui se serait ensuite écoulée en creusant des galeries. Les vibrations causées par les impacts auraient quant à elles permis au sol de s'effondrer à certains endroits, laissant apparaître ces fameuses cavités repérées par la sonde LRO.

    Des perspectives offertes dans le cadre d'une future mission habitée sur la Lune

    Pour les scientifiques de la Nasa, ces grottes et galeries seraient un véritable atout pour les éventuelles futures missions lunaires habitées.

    Elles offriraient effectivement une protection aux astronautes contre les rayonnements cosmiques et les chutes de météorites.

                                                Rédigé par David Jarry - Webmaster                                        

    Publié dans  #Espace

    04-08-2014 om 14:38 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.La mer morte avalée par les sinkholes - MAGONIE

     La mer morte avalée par les sinkholes  - MAGONIE 

    La mer Morte s'assèche à une vitesse incroyable en laissant d'énormes gouffres sur son passage. Ces profondeurs apparaissent comme de grands tunnels qui se multiplient dans la région. Les experts disent que ces énormes trous se forment à un rythme de presque un par jour, mais n'ont aucun moyen de savoir quand ou comment et où ils vont apparaître. 
    Les estimations du magazine « Moment » suggèrent que, du côté israélien , il y a actuellement plus de 3000 puits autour de la Mer Morte. Cela se compare à seulement 40 enregistré en 1990, avec le premier tunnel qui apparaissait dans les années 1980. 
    La mer Morte s'étend sur plus de 96 km du côté d' Israël, la Judée Samarie et la Jordanie. L'eau est 10 fois plus salée que l'océan Atlantique Nord. Cela signifie que les minéraux qui coulent et y demeurent. L'augmentation de la sécheresse entraîne chaque année un mètre de moins dans la mer Morte. 
    Les puisards qui sont essentiellement en forme de cuvette forment un espace vide et créée une dépression.La dépression est le résultat d'une réaction entre l'eau douce et salée enterrées à un niveau en dessous de la surface de la terre.Lorsque l'eau fraîche dissout le sel, elle crée un vide, ce qui fait que la paysage autour et au-dessus peut s'effondrer soudainement.

    Sources:

    http://alyaexpress-news.com/2013/09/denormes-gouffres-apparaissent-dans-la-region-de-la-mer-morte-au-rythme-dun-par-jour/

    http://www.dailymail.co.uk/sciencetech/article-2424549/Will-Dead-Sea-eaten-sinkholes-Huge-chasms-appearing-region-rate-day.html

    Source France: Conscience du peuple





    04-08-2014 om 14:29 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Magonie] Vacances en Sibérie

    Magonie] Vacances en Sibérie

    Que se passe-t-il en Sibérie ?

    http://siberiantimes.com/other/others/features/large-crater-appears-at-the-end-of-the-world/
    http://siberiantimes.com/science/casestudy/news/first-pictures-from-inside-the-crater-at-the-end-of-the-world/
    http://siberiantimes.com/science/casestudy/news/now-two-new-large-holes-appear-in-siberia/

    (en anglais)


    Ma première idée a été de suspecter des forages (la région est riche en hydrocarbures exploités par Gazprom) mais les photos aériennes ne montrent aucune trace de roues ou de chantier autour des trous. L'hypothèse de météorites ne tient pas davantage, pour des raisons à la fois statistiques (il y a plusieurs trous identiques, sinon par le diamètre, dans un rayon restreint d'une centaine de km) et de configuration physique. On remarque clairement des formes
    d'éjectas autour des trous, ce qui semble signer un creusement circonscrit (voir photo jointe).


    Qu'est-ce que c'est que ces trous ?
    Pour l'instant les scientifiques russes n'ont que des questions.


    En admettant que ces formations ne soient pas naturelles, n'est-on pas en droit de se demander : qui cherche quoi dans le permafrost sibérien ?

    de J.


    La Sibérie trouée par le
    méthane


    Climat Un choc thermique en cause

    Aurélie Coulon

    «Le 13 juillet, j’ai reçu un appel téléphonique m’annonçant la découverte d’un «trou» sur la plaine de la péninsule de Yamal. Le 16 juillet, nous partions en mission pour l’étudier.»
    Marina Leibman est chercheuse à l’Institut de la cryosphère terrestre à l’Académie des sciences russes et spécialiste de la Sibérie occidentale. Elle étudie depuis près de trente ans le sol gelé de manière permanente sous ces latitudes, appelé pergélisol, dans la région de Yamal où un premier cratère géant de 30 mètres de diamètre et 70 mètres de profondeur a été récemment observé. Deux autres cratères ont été découverts: un d’environ 15 m de diamètre dans la région de Taz, plus à l’est, et un de 4 m de large au nord, dans la péninsule de Taymyr.

    Fonte du pergélisol

    L'analyse des échantillons de sol qu'ils avaient collectés dans le cratère et à distance de l’orifice a rapidement permis d'écarter les hypothèses qui évoquaient déjà une météorite et même un missile. «Il ne s’agit pas du résultat d’activités humaines ou d’une explosion car il n’y a aucune trace d’un événement à haute température comme des cendres, explique la chercheuse. Par contre, la couche supérieure du cratère montre un taux particulièrement élevé de méthane, un peu moins de 10%.»
    Le pergélisol est riche en argile et en matière organique. Or, quand la température augmente et que le sol gelé fond, ces composés sont dégradés par des bactéries qui produisent du méthane.

    «Je pense que les trous résultent d’un «choc thermique» libérant une grande quantité de méthane», suggère Marina Leibman. Un avis partagé par Anna Kurchatova, chercheuse au Centre de recherche subarctique. Dans un commentaire au journal The Siberian Times, elle accuse directement le réchauffement climatique d’entraîner une fonte «alarmante» de la glace souterraine générant le relargage explosif de gaz, mélangé à de l’eau et du sel, un peu à la manière d'une giclée de champagne à l'ouverture d'une bouteille.

    Le Temps, Genève, 31.7.2014
    http://www.letemps.ch/

    04-08-2014 om 14:09 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.D'énorme gouffres apparaissent dans la région de la mer morte à raison de un par jour! - MAGONIE

    D'énorme gouffres apparaissent dans la région de la mer morte à raison de un par jour!  - MAGONIE

    D'énorme gouffres apparaissent dans la région de la mer morte à raison de un par jour!
    D'énorme gouffres apparaissent dans la région de la mer morte à raison de un par jour!
    D'énorme gouffres apparaissent dans la région de la mer morte à raison de un par jour!
    D'énorme gouffres apparaissent dans la région de la mer morte à raison de un par jour!

                                                Rédigé par David Jarry - Webmaster                                        

    04-08-2014 om 14:00 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    25-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Déclaration officieuse sur Roswell

    Déclaration officieuse sur Roswell

    Publié le 25/07/2014

    http://ovnis-direct.com/declaration-officieuse-sur-roswell.html#dPUenUuQ

    Des  rumeurs au sujet d’un crash d’ovni contenant des corps étrangers ont longtemps été associées au site de l’US Air Force de Wright-Patterson, depuis l'incident de Roswell en 1947.

    De nouvelles données ont été ajoutées à ce sujet dans le rapport 58327 du MUFON sur la base de déclarations de témoin et intermédiaire.

    Le rapport a été déposé par le petit-fils du témoin féminin qui a reçu l'information de première main au sujet des révélations de 1960 au sujet de Roswell. Ses grands-parents vivaient à Dayton, dans l’Ohio, pendant de nombreuses années, avant 1964.

    Le témoin a dit en 1960 que les histoires rellatives au supposé crash d'ovni qui s'est écrasé de Roswell étaient vraies. Sur la photo: Wilbur Wright Field et Fairfield Air Depot, c. . 1920 (Crédit: Wikimedia Commons)
     
    " Un ami proche a pris sa retraite après avoir servi sur la base de l’US Air Force de Wright Patterson," a déclaré la grand-mère à son petit-fils, comme l’indique le rapport 58327 du MUFON. Il rapporte : " C’était un officier de haut rang. Ma grand-mère, très spirituelle, honnête et franche, lui a demandé s'il était vrai qu’un vaisseau extraterrestre et éventuellement des corps étrangers étaient stockés sur la base. "
     
    Le petit-fils indique n’avoir jamais rencontré l’officier en question.
    Il raconte que sa grand-mère n’oubliera jamais la manière dont l’homme a répondu à cette question.
     
    L’intermédiaire (le petit-fils) précise : "Il a dit à ma grand-mère, « Si le public savait ce qui s’était passé sur la base lors de l'incident de Roswell, il y aurait une panique générale parmi le public. » "
     
    La femme n'a pas posé plus de questions.

    L'Air Force Materiel Command est basée à Wright-Patterson Air Force Base.
    ​(Crédit: Wikimedia Commons)
    S

    La « Wright-Patterson Air Force Base » ou base aérienne Wright-Patterson (code AITA : FFO . code OACI : KFFO) est une base de l'United States Air Force située sur les comtés de Greene et de Montgomery, dans l'Ohio, à 13 km au nord-est de la ville de Dayton.
     
    Wright-Patterson AFB est le quartier général de l'Air Force Materiel Command, un des principaux commandements de l'US Air Force, d'un important hôpital militaire, de l'Air Force Institute of Technology et du National Museum of the United States Air Force, communément connu sous le nom d'U.S. Air Force Museum.


    Sourceopenminds.tv et Traduction par Ovnis-Direct

    25-07-2014 om 13:15 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    23-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Les ovnis sont dans le whisky - MAGONIE

    Les ovnis sont dans le whisky - MAGONIE

           

    Les aliens préfèrent se montrer à l’heure  où les gens sont un peu éméchés, selon les données du National UFO Reporting Center, organisation qui a répertorié 90 000 apparitions rapportées d’ovnis depuis 1974. Celles-ci  sont particulièrement fréquentes dans l’Etat  de Washington et dans d’autres Etats proches  de la frontière canadienne, où les aurores boréales sont parfois visibles. “Les ovnis  ont tendance à éviter les grandes villes,  où il y a beaucoup d’autres sources de lumière, et les heures de jour, où les gens pourraient  les confondre avec de simples avions”, s’amuse The Economist.


    Cliquer sur le visuel pour l'agrangirCliquez sur le visuel pour l'agrandir   SOURCE Courrier international

    23-07-2014 om 10:40 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    22-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Interview Intégrale de Jacques Vallée en exclusivité

    http://ovnis-direct.com/interview-de-jacques-vallee.html

    Interview Intégrale de Jacques Vallée en exclusivité


    Publié le 02/03/2014. ©
    Copyright ovnis-direct.com. Tous droits
    réservés.



    Le média Ovnis-Direct a eu le privilège d'interviewer Jacques Vallée, en février 2014.

    Nous remercions particulièrement ceux qui ont acheté cette interview et permis de financer sa traduction en anglais

    Nous avons sollicité pour cette interview quatre autres intervenants, pionniers dans leur domaine
    :

    -  Fabrice Bonvin sur la conscience, l'ufologie e son évolution.
    -  Nagib KARY, responsable du média Ovnis-Direct sur l’ouvrage « Science Interdite, Vol 2 », l’ufologie, la physique et l’hypothèse du système de contrôle.
    -  Philippe Solal sur la physique, la cosmologie et les cryptides.
    -  Daniel Robin sur les ovnis et le programme d’apprentissage.
    -  Jean-Pierre Troadec sur l'affaire de Cergy Pontoise, les soucoupes nazies, les sociétés initiatiques et les contact



    Jacques Vallée obtient une licence de mathématique à la Sorbonne et une maitrise d'astrophysique à l'Université de Lille et entame sa carrière professionnelle en tant qu'astronome à l'Observatoire de Paris en 1961.

    En 1962,  il quitte la France pour pratiquer l'astronomie à l'université du Texas où il contribue à établir la première carte informatisée de Mars pour la NASA.

    Il étudie ensuite à l'université Northwestern, où il obtient un doctorat en informatique. Enquêteur capital du grand projet de la NSF de réseau d'ordinateurs, qui aboutit au premier système de conférence sur l'ARPANET plusieurs années avant l'avènement de l'Internet, il officie également au National Advisory Committee of the University of Michigan College of Engineering. 

    Il découvre l'intelligence artificielle et rejoint le projet Blue Book. S'intéressant de plus en plus aux ovnis, il propose en 1966 un système de classification des observations d'ovnis, qui sera suivi d'un second en 1990. Il fonde avec son mentor J.

    Allen Hynek le Collège Invisible, qui se fondra ensuite dans le CUFOS, un groupe d'experts du monde entier qui s'interrogent sur les soucoupes volantes sans pour autant forcément y croire. Il est choisi par Steven Spielberg comme modèle pour le personnage de Lacombe, le savant français interprété par François Truffaut dans son film Rencontres du troisième type. Jacques Vallée est capital-risqueur depuis 1987 dans la Silicon Valley et a participé aux investissements dans une soixantaine de start-up. 

    Jacques Vallée entrevoit dans le phénomène ufologique un système de « contrôle » évolutionniste terrestre, opérant sur l'inconscient collectif de notre espèce, d'où une vision holistique au travers d'exemples de phénomènes folkloriques ou contemporains sortant de l'ordinaire humain. Cette perception de l'auteur s'affirme notamment à la lecture de la trilogie Autres dimensions/Confrontations/révélations à l'orée des années 1990.

    (Source : Wikipedia)

    Tout savoir sur l'Hypothése du systeme de controle de Jacques Vallée et sur "Le « Collège Invisible » et l’apport fondateur de Jacques Vallée

    Télécharger l'Application Android d'Ovnis-Direct




    Restez Informés en temps réel

    Fabrice Bonvin :
    (Ecrivain ufologue suisse, psychologue de formation, traitant particulièrement du rapport entre les Ovnis et l’écologie ainsi que de l’impact psychologique des apparitions sur les témoins).

    FB: Comment voyez-vous l'ufologie et l'activité d'ufologue à échéance de 15-20 ans ? Qu'est-ce qui changera fondamentalement ou ne changera pas ?

    JV: Il ne faudra pas s’étonner si on assiste à une recrudescence de manifestations alors que l’humanité commence une nouvelle phase d’exploration systématique de l’espace. Mais c’est au phénomène lui-même qu’il faudrait poser la question : il a montré qu’il était divers, adaptable et imprévisible. Il a aussi montré qu’il était fondamentalement intéressé par nos progrès technologiques et nos prototypes.

    FB: Quel est le penseur, l'intellectuel ou le chercheur que vous admirez le plus et pour quelles raisons ?

    JV: Vous l’avez peut-être constaté en lisant Science Interdite : j’ai trouvé chez Aimé Michel une grande source d’inspiration, un esprit remarquable par la puissance de sa vision et l’humanité profonde de son intellect. Le fait qu’un tel penseur ait pu être ignoré, et même méprisé par les beaux esprits en France n’est pas à l’honneur de notre pays. Par contre, le petit groupe de ceux qui l’ont connu ont eu un grand privilège. Pour Aimé, les Ovnis n’étaient qu’un mystère parmi d’autres : c’était un penseur vraiment universel.

    FB: Quel est la discipline scientifique actuelle qui serait le plus à même à faire profiter l'ufologie de ses acquis ?

    JV: Je pense à deux disciplines dont l’application est urgente : l’informatique d’abord, avec le « data-mining », et la médecine qui n’a jamais été sérieusement appelée à étudier les effets à long terme sur les témoins de rencontres rapprochées.
    Au-delà de cela, bien sûr, la physique doit intervenir en regardant les ovnis comme un « théorème d’existence » pour comprendre la réalité physique dans un sens plus large.

    FB: En quoi la conscience et les Ovnis sont-ils reliés ? Quel rôle joue la conscience dans les manifestations Ovnis ?

    JV: On a longtemps vu les ovnis comme des vaisseaux spatiaux classiques, conformes à la science-fiction des années 40 et 50. Cette interprétation a la vie dure : en France en particulier, où les récentes percées de la parapsychologie sont mal connues, on considère les effets psychiques rapportés par les témoins soit comme des preuves de faiblesse mentale, soit comme des effets électromagnétiques secondaires et accidentels. Pourtant, au fur et à mesure que la documentation s’améliore, on découvre que les aspects physiques du phénomène sont aussi négociables que ses effets psychiques : tout se passe comme s’il prenait le contrôle d’une zone donnée, y compris les perceptions des témoins. C’est cette constatation qui avait découragé Aimé Michel.

    FB: Est-ce que les gouvernements (et en particulier celui des États-Unis) cachent des informations sur les Ovnis au public (à votre avis et selon votre expérience) ?

    JV: Il y a deux niveaux à cette
    question : (1) les gouvernements (et pas seulement celui des USA) gardent pour eux les informations qu’ils jugent les plus sensibles, en particulier celles qui viennent des militaires. Tout semble montrer que depuis 1947 cette politique a été considérée comme légitime, dans l’intérêt même des populations et dans l’espoir de découvrir rapidement des percées technologiques. (2) La question plus difficile est de savoir si ces percées ont eu lieu. A mon avis le phénomène a probablement résisté à toute analyse, classifiée ou non. La question d’ouvrir les dossiers va se poser à nouveau. Il n’est pas aussi simple de comprendre le phénomène ovni que de démonter un MiG ou de copier secrètement la navette spatiale.

    FB: Quel(s) conseil(s) donneriez-vous à la communauté ufologique ?

    JV: Je ne crois pas que j’ai des conseils personnels à donner. Il est évident que l’on ne fera pas de vrais progrès dans un climat qui tolère les querelles de chapelles, et il serait bon d’éviter les accusations paranoïaques qui découragent l’adhésion de vrais chercheurs. Le phénomène est accessible au niveau local, donc la possibilité d’études sur le terrain et d’échange rapide des données est grande ouverte. Ce serait plus utile que de ruminer à propos de secrets inaccessibles dans les tiroirs des gouvernements.

    FB: Quels sont vos plus grands regrets dans votre parcours ufologique ?

    JV: Je me demande parfois si les choses auraient pris un autre tournant si j’avais accompagné Allen Hynek à Detroit pendant l’affaire du « swamp gas ». Ce fut la plus grande opportunité de poser la question de la réalité du phénomène devant le grand public américain et les milieux scientifiques. Ensemble, et avec les conseils de Bill Powers, nous aurions pu présenter une vision sérieuse et urgente du problème qui aurait été comprise par les médias.
    Tout cela, c’est de l’eau qui est passée sous les ponts, comme disent les Américains. Si je regarde en arrière il est clair que professionnellement j’ai perdu mon temps quand je suis rentré en France fin 1967. Devrais-je le regretter ? Je n’aurais pas pu écrire Passport to Magonia ailleurs qu’à Paris. Et puis je n’aurais pas vécu Mai 68 sur place 


    Nagib KARY d’Ovnis-Direct sur l’ouvrage « Science Interdite, Vol 2 ».

    NK: P389, réponse de J.Vallée à Aimé Michel sur l’origine des ovnis (Belmont vendredi 25 juin 1976) :
    « L’opinion publique n’a que deux positions possibles vis-à-vis des ovnis : si tu arrives à enlever de l’esprit des foules l’idée que ce sont des hallucinations, ces mêmes cerveaux vont se rabattre sur la conclusion qu’il s’agit purement et simplement d’extraterrestre ».
    « Ne vois-tu pas qu’une technologie qui peut créer des déformations locales de l’espace pourrait ne pas se limiter à produire des ovnis, mais toutes sortes d’autres phénomènes qui sembleraient miraculeux ?»
    .


    À part les ovnis, pourriez-vous nous citer un panel de ces phénomènes miraculeux, résultants de cette super technologie ?

    JV: Ces phénomènes sont dans la littérature sous la forme de témoignages de poltergeist comme dans le livre du capitaine de gendarmerie Tizané, voire les fameuses déformations de métal par la pensée rapportées par des laboratoires soviétiques ou par le Stanford Research Institute (ou, en France, par le chercheur métallurgiste Crussard). La non-localité autorise les phénomènes du sourcier décrits par le grand physicien français Yves Rocard dans ses expériences à l’École Normale Supérieure, comme l’avait souligné le relativiste Olivier Costa de Beauregard. Il est dommage qu’on ait systématiquement occulté ce domaine pour des raisons idéologiques. Il était peut-être marginal dans les années 70 mais il revient au centre des grandes questions physiques actuelles.

    NK: P406, commentaire d’Aleister Crowley sur la société pour la recherche
    psychique :
    « Tout leur travail ne fait qu'apporter la preuve qu'il existe des forces extérieures aux humains. Nous les connaissons depuis toujours : l’univers est rempli de manifestations obscures et subtiles de l'énergie. Mais personne avant moi n'a jamais réussi à prouver l'existence d'une intelligence extérieure à l'espèce humaine, alors que ma compilation magique y parvient. Mais il est impossible de douter qu'il y ait quelqu'un là, quelqu'un capable d'organiser des manifestations de la même façon que Napoléon a conçu ses plans de bataille, habité par des pouvoirs d'une ampleur inimaginable, par le biais desquels il peut contrôler les actions des peuples qu'il a choisies pour jouer un rôle dans l'exécution de ses desseins. »


    Les publications faites par des personnages appartenant au courant ésotérique de l’hermétisme, comme Aleister Crowley, Facius Cardan, John Dee et autres que vous citez, vous ont-ils influencé d’une quelconque manière dans vos recherches menant à l’hypothèse du système de contrôle ?

    JV: Certainement. Avant le développement de la science telle que nous la connaissons, beaucoup de chercheurs solitaires ou membres de petits groupes se sont posé les mêmes questions que nous. Le père de Facius Cardan était un grand mathématicien, John Dee était un érudit qui a contribué à la science de la navigation, d’autres étaient chimistes, alchimistes ou astrologues. Ils se sont demandé s’il existait un équilibre général du monde qui donnerait un sens à la vie humaine et aux phénomènes qui nous entourent. 

    NK: Quels sont, selon vous, les éléments déclencheurs des mouvements sectaires des années 70 aux USA ?

    JV: Une nouvelle génération prenait conscience des insuffisances de la culture occidentale et s’est révoltée contre les interdits religieux, sociaux, politiques et artistiques du monde de leurs parents, sortis mentalement épuisés et culturellement appauvris de la seconde guerre mondiale. Dans ce climat il était naturel que l’exploration spirituelle parte un peu dans toutes les directions et soit en partie captée par des sectes. J’ai observé ce phénomène aux USA mais il existait aussi en France, en Angleterre et ailleurs, moins visible, mais tout aussi puissant : voyez le Temple Solaire…

    NK: On note bien à travers votre dernier ouvrage vos réticences concernant certaines techniques dites de méditation par l’intermédiaire de substances. Un nouveau courant d’ufologues sérieux, s’étant rendu en Amazonie, évoque l’efficacité des méthodes utilisées par des shamans (ayahuasca) pour atteindre d’autres plans de réalités.
    On les qualifie même de « techniciens de la conscience ». Qu’en pensez-vous ?


    JV: Sur le plan de la recherche, toutes ces explorations sont utiles et même précieuses : la science actuelle pose la question de la nature de la réalité, à la fois sous l’angle physique (les quanta, la non-localité etc.) et physiologique (traitement de l’information par le cerveau, découverte de mécanismes cachés grâce aux IRM « fonctionnels » etc.)
    J’ai rencontré Terence McKenna et réalisé au cours de nos conversations combien nos hypothèses sur un éventuel « système de contrôle » convergeaient. Mais mon axe de recherche personnel passe par une calibration systématique des données, avec un étalonnage des outils d’investigation quin’est pas possible quand on est emporté par les visions des drogues comme
    ’ayahuasca ou simplement le LSD.
    Vivant en Californie de façon permanente depuis 1969 j’ai vu passer toutes les expériences à partir de ces méthodes, qu’elles sortent des jungles sud-américaines ou simplement des labos pharmaceutiques. Je comprends leur utilité pour forcer certaines structures du cerveau à révéler leur fonction dans la construction de la réalité, mais je n’y ai rien appris qui soit nouveau et fiable pour mon propre travail.

    NK: P427 – Citation de l’auteur :
    « Le phénomène ovni ressemble à un kaléidoscope comportant trois niveaux distincts : un niveau à l'échelle purement physique et technologique ; un niveau sociologique ; et pour finir, un niveau personnel, subliminal, qui joue avec les nuances subtiles de la psyché humaine. Le premier de ces aspects semble clairement indiquer une origine extraterrestre ; le second, si on s’en tient à sa seule dimension sociétale serait du ressort de la mythologie humaine et de l’anthropologie : c'est l'explication qui recueille les faveurs de Kit et des sceptiques évolués, contrairement à Menzel et Klass qui se contentent de nier tout en bloc.
    Le troisième aspect est le plus inquiétant :
    il laisse entrevoir les indices d'une manipulation plus sombre, d'origine terrestre et très matérielle ».

     
    Avez-vous réalisé, ces dernières années, de nouvelles découvertes sur ce troisième aspect du phénomène ovni ?

    JV: On est confronté à cet aspect quand on poursuit l’étude des cas sur le terrain. Tout se passe comme si le phénomène était capable de manipuler son environnement (y compris son environnement humain) pour occulter sa véritable nature. A mon avis les structures de camouflage utilisent des éléments terrestres, et il ne s’agit pas seulement, comme on l’a longtemps cru naïvement, d’un « cover-up » bureaucratique.




    Philippe Solal
    (Docteur et professeur agrégé de philosophie à l’INSA de Toulouse, enseignant en expression-communication, psychologie sociale, philosophie des sciences et auteur d’une dizaine d’ouvrages dans ces domaines).

    PS: La physique et la cosmologie de ce début du XXIe siècle sont en crise et cherchent de nouveaux modèles pour représenter l’univers : multivers, univers multidimensionnels, repliés, feuilletés, etc.  Êtes-vous attentif à cette crise, et celle-ci alimente-t-elle votre réflexion sur l’origine des OVNIS ?

    JV: J’ai suivi de près ces travaux, d’abord en astrophysique à l’Université du Texas qui a été un des principaux centres de recherche cosmologique, puis à Stanford et au SRI. Le résultat a été mon livre « Autres Dimensions » car les ovnis nous offrent entre autres l’opportunité de poser cette question de la structure de l’univers. Plus récemment j’ai fait une conférence TED sur le sujet de la physique de l’information, dans le cadre d’une rencontre à Bruxelles sur les 60 prochaines années, période qui mettra ces travaux au centre de la recherche, à mon avis.


    PS: Il parait que vous avez beaucoup enquêté ces derniers mois sur une recrudescence de cas de témoignages sur les cryptides aux USA. Pourriez-vous nous en parler ?

    JV: C’est un sujet que j’ai longtemps mis de côté, d’abord parce que je n’ai pas de compétence en biologie ou zoologie, et surtout parce qu’il me paraissait indépendant des observations que j’étudiais. J’ai été forcé de revenir sur cette position à la suite de plusieurs séries de témoignages où des phénomènes crypto-zoologiques étaient co-localisés avec des observations d’ovnis bien documentées.
    En 2012 et 2013 j’ai fait plusieurs voyages en Utah avec le professeur Frank Salisbury, un éminent biologiste qui a notamment travaillé avec la NASA sur la botanique en microgravité. Nous avons parcouru la chaîne des Uintah et plus tard le bassin semi-désertique qui s’étend de Vernal à Fort Duchesne, pour rencontrer les témoins de ces événements, qui étaient des ranchers, des industriels et des policiers (y compris la police tribale). En général ces témoignages ne sont pas publiés, ce qui rend indispensable un travail de terrain pour retrouver les gens et les écouter. Ces voyages m’ont appris que l’observation de ces créatures était à prendre au sérieux. Comme vous le savez peut-être, des observations semblables ont été rapportées en Franc


    Daniel Robin
    (Président de l’association “OVNI Investigation” basée à Lyon, enquêteur de terrain et organisateur des « Rencontres des Sciences et de l’Inexpliqué ». Sur la base d’exemples concrets, il établit une catégorisation d’interférence du phénomène sur la conscience humaine).

    DR: Dans vos livres hypothèse selon laquelle les manifestations du phénomène ovni Humanité.
    Ce système pourrait être du même type que celui du psychologue Burrhus Frederic vous développer cette hypothèse et montrer que les manifestations du phénomène ovni suivent bien un programme ?


    JV: Cette hypothèse vient des compilations informatiques faites au cours les années 60 et 70, conduisant à une courbe de fréquence du phénomène qui ressemble à un programme d’apprentissage (« schedule of reinforcement » au sens de Skinner), c’est-à-dire une succession de stimuli qui est pseudo-périodique. Selon Skinner un tel programme conduit à un apprentissage irréversible. Il est aussi difficilement détectable à moins de recenser une longue série d’observations.

    Notons au passage que les études militaires comme celle de l’US Air Force (projet Blue Book), ou les analyses académiques comme celle du professeur Condon à l’Université du Colorado, ont toujours traité les cas un par un, sans perspective globale, ce qui masque évidemment un tel programme, s’il existe. L’idée souvent ressassée dans les déclarations des agences gouvernementales, selon laquelle les Ovnis ne représentent pas une menace, n’a jamais pris en compte la structure de l’évolution globale du phénomène.

    Pour confirmer ou infirmer cette hypothèse il faudrait reprendre les données récentes et mettre à jour les cas anciens afin d’étendre l’étude sur une période plus longue. J’ai eu l’opportunité d’en discuter avec des informaticiens du CNES. Il n’est pas exclu que plusieurs hypothèses convergent en reprenant une telle analyse.

    DR: Dans une conférence que vous avez faite à art du passé dans lesquelles un tableau de Michel Ange représentant un triangle noir que le peintre aurait uvre de Michel Ange ?

    JV: La référence est l’ouvrage du chroniqueur bénédictin Benedetto Lushino, Vulnera Diligentis (second livre, chapitre XXII) qui écrit que Michel-Ange vit un « signe triangulaire » par une nuit calme. Il était lumineux (et non pas noir) avec trois queues, l’une argentée, la deuxième rouge, la troisième « enflammée et bifurquée ». L’observation eut lieu à Rome en 1513. Michel-Ange fut impressionné au point d’en faire une peinture, qui n’a malheureusement pas survécu, à ma connaissance.


    Jean-Pierre TROADEC
    (Auteur du livre Les Ovnis. Collection Je ?, éditions PUF, Paris, Auditeur de l'Institut des Hautes Etudes de Défense Nationale.)

    JPT: L'affaire de Cergy Pontoise éclate en 1979.
    Selon vous quelle réalité cache cette histoire : abduction, canular, montage des vous, s'appuyant sur quels éléments de preuve ?


    JV: Je repense souvent à cette affaire. Elle me touche personnellement car, contrairement à la plupart des enquêtes qu’un chercheur est appelé à faire, celle-ci me ramène sur un terrain très familier : comme Franck Fontaine, j’ai été élève de l’école communale du Parc-aux-Charrettes à Pontoise ; comme lui et ses camarades, je connais bien le plateau de Cergy ; et Gérard Deforge, qui eut Fontaine comme élève, est un ami personnel. J’ai également rencontré Fontaine avec les deux autres témoins à Pontoise chez Marceau Sicaud, qui avait étudié tout le dossier.
    Aujourd’hui j’hésite encore entre la thèse du canular et celle de l’opération psychologique. Prévost et N’Diaye ont interprété les événements à leur façon mais la personnalité de Franck et ses doutes sur son expérience m’intriguent : Je n’ai pas l’impression qu’il ait menti. D’autre part on sait que des expériences sociologiques ne sont pas rares dans le cadre de la guerre psychologique. A Cergy-Pontoise, plusieurs pistes évidentes pouvant indiquer une manipulation n’ont pas été explorées par les enquêteurs : pourquoi ? Le Gepan a sans doute eu raison de ne pas s’impliquer davantage dans la question, une fois écartée l’hypothèse d’un véritable « enlèvement ».

    JPT: Les contactés, ils une part réelle de témoignage ufologique, ils en lien avec autre chose ? Certains penchent vers le canular pur. Quel est votre avis ?

    JV: Si l’on se tient à la réalité « scientifique » il semble clair que l’on se trouve devant des canulars (dans le cas d’Adamski) ou de dérives psychologiques (délire, fugue, paraphrénie) dans d’autres cas. Mais l’impact de ces récits s’avère plus profond qu’un simple canular, qui serait rapidement éliminé une fois la vérité connue : Voyez par exemple les fameuses observations de Gulf Breeze avec « Monsieur Ed » ou le cas Meier en Suisse, que l’ufologie a heureusement oubliés.
    Carl Jung ne s’est pas trompé sur l’impact culturel et psychologique des récits de « contact » des années 50, quand il a attiré l’attention sur leur appel à des archétypes puissants. Par exemple, les contactés ont été les premiers à lancer le « mème » de la pollution dangereuse de la planète, vingt ans avant les écologistes (C’est un point sur lequel leurs visiteurs cosmiques insistaient souvent…).
    Plus récemment, le professeur Jeff Kripal, qui est chairman du Département des Etudes Religieuses à l’Université Rice, a repris cette analyse en termes de l’évolution des concepts religieux dans le monde moderne. Dans cette optique, le fait que des nouvelles croyances soient basées sur des faits invérifiables ou même faux n’a aucune importance : Jésus Christ a-t-il vraiment changé l’eau en vin ?

    JPT: On prétend que durant la Seconde Guerre mondiale les scientifiques allemands auraient développé des engins à ailes circulaires, des soucoupes volantes (Vrils, Haunebus). Ces informations sont-elles du domaine de la rumeur ?

    JV: Ces recherches sont bien établies, et l’on a retrouvé certains de ces prototypes (J’en ai vu un dans un laboratoire au Texas). Du point de vue aéronautique il était logique d’essayer de développer ce type d’engin. Dès la fin de la guerre la société AVRO au Canada et Couzinet en France ont essayé de construire une soucoupe volante fonctionnelle. Les Américains ont repris ces recherches tout en essayant de retrouver les frères Horten. En France la société nationale de construction aéronautique du Sud-Ouest (SNCASO) engagea Thomas Townsend Brown (co-fondateur du groupe  ufologique NICAP) en 1955 pour des travaux sur l’électro-gravité. Plus près de nous le Dr. Moller en Californie, que j’ai rencontré à Sacramento et dont j’ai vu les prototypes, espère encore faire voler un appareil grand public pour lequel il cherche du financement.
    Avec le recul on comprend maintenant pourquoi ces appareils sont instables (dès qu’ils montent au-dessus de la zone de « ground effect » comme un hovercraft) et surtout difficiles à utiliser avec une charge significative ou plusieurs passagers : le poids augmente avec le cube du diamètre, et le centre de gravité est trop près du « center of lift ». A ma connaissance les seuls appareils circulaires capables d’emporter un ou deux hommes sont utilisés par les militaires à basse altitude pour des opérations de commando, notamment en terrain marécageux. Et ils ne tournent pas sur eux-mêmes comme les prototypes allemands. A mon avis il n’y a plus de mystère sur ce sujet.

    JPT: Quel lien faites-vous entre ufologie et sociétés secrètes initiatiques ?

    JV: Si elles sont gardiennes d’une véritable tradition, les sociétés initiatiques sont ouvertes à l’idée de formes de conscience non humaines. Dans Paracelse, à qui la médecine doit d’importantes idées et des remèdes pratiques, on trouve une série de descriptions d’êtres censés habiter des réalités parallèles à la nôtre. Les collections de traités ésotériques contiennent des informations historiques précieuses, à côté de spéculations que la science moderne a invalidées ou dépassées.
    Par contre quand on regarde l’histoire récente de ces sectes, on trouve aussi un lien plus sinistre entre leurs dirigeants et des services qui les utilisent à des fins
    politiques ou simplement pour faciliter certaines influences. Des auteurs bien informés ont mis en lumière ces relations, qu’il s’agisse de la loge P2, de l’Amorc ou de certaines structures maçonniques en Afrique. Sans parler, là encore, de la Secte du Temple Solaire, dont les initiations comprenaient un contact avec des êtres soi-disant extraterrestres, simulés avec des méthodes de prestidigitateurs
    Questions générales des Internautes et de Nagib KARY, responsable du média Ovnis-Direct :

    NK: Savez-vous s’il existe en ce moment un programme ou un plan pour entrer en contact avec le phénomène ovni ?


    JV: On en trouve plusieurs sur Internet, à commencer par le groupe du Dr. Steven Greer. Ses disciples affirment qu’ils sont en contact fréquent avec des ovnis par signaux lumineux.
    Malheureusement leurs appareils de photo ou de vidéo cessent de fonctionner au moment propice... D’autres groupes ont des projets de contacts télépathiques. Les projets les plus sérieux commencent par l’identification de zones à haute fréquence d’observations, où les chercheurs espèrent pouvoir établir une communication régulière. Jusqu’ici je n’ai pas vu de résultats convaincants.

    NK: Quelle opinion avez-vous au sujet des évolutions actuelles de la physique quantique ?
    Selon vous, serions-nous proches de découvertes permettant d’expliquer en partie certains phénomènes liés aux ovnis ?


    JV: La question est légitime, d’autant plus que les recherches sérieuses sur le fonctionnement de la conscience sont devant le même problème. A partir du principe de non-localité on doit se demander si la pensée ne se transmet pas instantanément (plutôt que par ondes électromagnétiques, comme dans les recherches soviétiques de la période 1930-1940 ou les travaux des scientifiques français et anglais du début du dernier siècle avec la « radio mentale »). Il serait donc possible d’entrer en contact avec d’autres formes de conscience, et des êtres capables de se déplacer dans l’espace pourraient nous influencer à distance, ou même nous faire percevoir des scènes imaginaires.
    A vrai dire, il me semble que dans leur enthousiasme ces chercheurs mettent un peu la mécanique quantique à toutes les sauces : comme ses mécanismes restent mystérieux, on peut lui faire expliquer une foule de phénomènes de manière abusive. Je suis plus intéressé par les nouvelles idées sur la physique de l’information, comme je l’ai dit plus haut.
    Si l’espace-temps est un effet secondaire de notre conscience et une illusion physique, alors le problème des phénomènes liés aux ovnis se pose d’une manière beaucoup plus fondamentale.

    NK: Pourquoi l'hypothèse du contrôle évoque essentiellement les ovnis et personnages qui y sont associés ? Cette manipulation de l'espace et du temps ne pourrait-elle se matérialiser dans la vie courante, dans la rue, dans les logements ?

    JV: On peut tout-à-fait imaginer un système de contrôle qui ferait graduellement basculer notre réalité (à la fois physique et sociale) pour la remplacer par « autre chose ». C’est le mécanisme que Jorge-Luis Borges a décrit dans sa magistrale nouvelle, Tlön Uqbar Orbis Tertius.

    NK: Pourriez-vous situer les principaux auteurs, chercheurs qui actuellement sont dans le même courant de pensée que le vôtre ?

    JV: D’abord, Jeff Kripal et ses étudiants, et les participants de ses symposia sur le sujet à Esalen ces dernières années (voyez son ouvrage « Authors of the Impossible », University of Chicago Press, où il analyse mon travail et celui de Bertrand Méheust). Ces idées convergent avec celles de Jean Sider en France et de plusieurs physiciens aux Etats-Unis ainsi que des chercheurs comme Philippe Guillemant au CNRS. Il existe aussi plusieurs groupes à Silicon Valley qui travaillent sur la rétro-causalité, et remettent en question les idées reçues. Je crois que ce travail doit être fait avant que l’on puisse poser la question des Ovnis sur une base vraiment scientifique.
    En fait, je résumerais le problème de la façon suivante : « (1) Le phénomène ovni existe réellement. (2) Sur cette base, il ne nous reste plus qu’à re-négocier ce que nous entendons par réalité ».

    NK: Comprenez-vous qu’un personnage comme John Keel ait été plusieurs fois remis en doute ? Avez-vous pu échanger avec lui au sujet des manifestations de Point Pleasant (1966-67) ?
    Ce cas est-il crédible à vos yeux ? Et savez-vous s’il en existe d’autres de ce type impliquant un large éventail de manifestations paranormales diverses et variées ?


    JV: John n’était pas un scientifique et ne prétendait pas l’être. Il a été mis en doute à juste titre parce que ses sources étaient invérifiables. A mon avis il allait trop vite et se laissait emporter par les impressions du moment. Cela étant, il a passé beaucoup de temps sur le terrain, il a été le premier à reconnaître que les vrais témoins formaient une majorité invisible, et que les militaires avaient un programme systématique d’interférence avec les observations. Il a aussi remis en cause l’hypothèse extraterrestre au premier degré, notamment dans Disneyland of the Gods.
    Sur le cas de Point Pleasant je ne peux pas faire de commentaire, je ne suis pas allé interroger les témoins. Mais je fais confiance à John quand il décrit la destruction d’un pont prédite par des messages antérieurs, et qu’il en déduit que le phénomène s’amuse parfois à nos dépens.

    NK: De nombreux internautes sur les réseaux sociaux sont passionnés par le cas filmé des lumières de Phoenix en Arizona en 1997 ainsi que par les crashs d’ovnis au sol qui justifierait l’existence de débris matériels. Est-il possible de concilier l’hypothèse du système de contrôle avec les faits (Phoenix) et suppositions (crashes, retro-ingénierie) énoncés précédemment ?

    JV: Il s’agit de deux questions très différentes : Le cas de Phoenix montre les limites de nos systèmes d’observation, puisqu’on a de multiples témoignages, un enregistrement vidéo, et que l’on n’arrive toujours pas à prouver la nature du phénomène. Je n’ai pas d’élément supplémentaire qui pourrait résoudre cette question, mais remarquons que le cas de Phoenix n’

    22-07-2014 om 16:02 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.L'extraterrestre, ce microbe

    L'extraterrestre, ce microbe

    Énigme. Les exobiologistes imaginent à quoi pourrait ressembler E. T.

    L'équipe du centre de biophysique moléculaire d'Orléans ne doute pas de la probabilit d'une vie extraterrestre.
    L'équipe du centre de biophysique moléculaire d'Orléans ne doute pas de la probabilit d'une vie extraterrestre. © RGA/Réa pour "Le Point"            

    Par

    "Nous sommes face à un puzzle de 1 000 pièces dont on n'aurait que 3 morceaux. Comment voulez-vous avoir une idée de ce qu'il représente ?..." lâche, dans un sourire amusé, Michel Viso, le patron du programme exobiologie du Centre national d'études spatiales (CNES). En fait, les exobiologistes - les scientifiques qui traquent la vie extraterrestre - ont une petite idée du portrait-robot d'un extraterrestre. Oubliez la grosse tête et le doigt qui s'allume. E. T. est très certainement un être unicellulaire, un microbe, une bactérie anaérobie pour qui l'oxygène que nous respirons est toxique. La probabilité de dénicher un organisme très évolué, et qui plus est intelligent, est infiniment plus faible. Pour le comprendre, il faut se replonger dans l'histoire de la Terre. Sur une échelle de douze heures qui représenterait son existence, on pense qu'il faut attendre trois heures pour voir émerger le vivant, six pour des organismes multicellulaires et beaucoup plus encore pour l'apparition des végétaux, suivis des animaux, puis de l'homme. Les chercheurs pensent donc qu'E. T. ressemble aux premières formes de la vie terrestre. Mais ne pourrait-il pas appartenir à un tout autre type de vie, qui ne soit pas, comme le nôtre, basé sur le carbone ? Très peu probable, s'accordent à dire la plupart des scientifiques. D'une part, parce que notre forme de vie est constituée des composés les plus abondants dans l'Univers : "Le CHNOPS, acronyme désignant le carbone (C), l'hydrogène (H), l'azote (N), l'oxygène (O), le phosphore (P) et le soufre (S)", explique Michel Viso. D'autre part, parce que l'atome de carbone possède, au regard des autres éléments chimiques présents dans l'Univers, des propriétés inégalées.

    Jeu de construction

    Il existe bien une autre hypothèse, celle d'une vie basée sur le silicium. Seulement voilà : cet atome, bien que capable, comme le carbone, de former quatre liaisons, se révèle beaucoup plus rigide. La silice, le minéral qui fige les êtres en fossiles, c'est lui ! "En outre, le silicium n'offre pas la possibilité de former une aussi grande diversité de molécules, car ses liaisons ne s'organisent pas de la même manière dans l'espace", pointe la chimiste Marylène Bertrand, au groupe exobiologie du CBM, le centre de biophysique moléculaire d'Orléans, dépendant du CNRS. Or, pour qu'il y ait vie, il faut, outre une chimie riche, de la stabilité - pour que les molécules perdurent - et de la souplesse - pour qu'elles puissent évoluer. Le carbone, lui, peut s'associer très facilement avec beaucoup d'autres éléments, et fournit le jeu de construction qui comporte le plus de pièces. "Ces quatre liaisons s'organisent de telle façon qu'il peut créer des molécules images l'une de l'autre, identiques mais non superposables, comme une main droite et une main gauche. Ce qui permet de fabriquer des choses structurées et d'une grande diversité qui vont pouvoir ensuite s'arranger de multiples manières. Appelée chiralité, cette caractéristique est indispensable au vivant. Ainsi obtient-on la bonne clé pour la bonne serrure, résume la chimiste. Et si ces éléments ont fabriqué la vie sur Terre, il n'y a pas de raison pour que, dans des conditions correctes, celle-ci ne soit pas apparue ailleurs. Cette probabilité est, selon moi, véritablement importante", ajoute celle qui a débuté au côté d'un pionnier de la discipline, André Brack.

    Les scientifiques traquent donc un E.T. qui serait, comme nous, fait de CHNOPS, mais qui aurait l'aspect d'un micro-organisme primitif. Sauf qu'ils n'ont qu'une très vague idée de ce à quoi pouvaient ressembler les premiers habitants de la Terre. Dans leurs laboratoires, les biologistes ont beau mélanger tous les ingrédients, ils n'arrivent pas à recréer la vie."Imaginez que vous avez du lait, du beurre et de la farine. Changez les proportions, la cuisson et quelques détails, et vous obtiendrez aussi bien un croissant que de la béchamel !" ironise le physicien Frédéric Foucher, au CBM.

    Fossiles

    La science explore donc d'autres voies vers l'origine du vivant. "La génétique s'emploie à déterminer les caractéristiques communes à tous les organismes terriens", explique Michel Viso. L'objectif est de lever un coin de voile sur le fameux dernier ancêtre commun universel (LUCA, pour Last Universal Common Ancestor), les autres branches ayant été éliminées par sélection darwinienne. L'idée étant de parvenir, à terme, à définir les caractéristiques de la cellule vivante minimale. "Quant à nous, les géologues, nous consultons le livre d'histoire de la planète, à savoir les roches les plus anciennes susceptibles de dissimuler de très vieux fossiles", explique Frances Westall, directrice du groupe exobiologie au CBM. Problème : les plus vieux cailloux disponibles sur Terre datent de "seulement" 3,5 milliards d'années, alors que les exobiologistes font remonter l'apparition de la vie autour de 3,8 à 4 milliards d'années. Une époque dont toutes les traces ont été effacées par la tectonique des plaques. "Toutefois, nous avons constitué une collection de ces sédiments terriens riches en traces de vie. Nous les fournissons aux missions martiennes afin que leurs équipes puissent se faire une idée de ce qu'ils cherchent."

    Car c'est bien sur Mars (1), que les chasseurs d'E. T. misent encore aujourd'hui. Relativement proche de la Terre, la planète rouge a autrefois été habitable - le robot "Curiosity" l'a confirmé au printemps. "Même si cette période a pu être plus ou moins brève, on sait que le vivant, une fois installé, est très difficile à éradiquer", précise Frances Westall. En clair, on ne peut exclure qu'il y ait encore des bactéries vivantes sur Mars, non pas à sa surface, devenue inhospitalière, mais dans des poches d'eau liquide situées dans son sous-sol. Le fait que "Curiosity" n'ait pas trouvé de méthane dans l'atmosphère ne prouve rien. Il se pourrait que des organismes en état de veille soient tapis dans les glaces du pôle nord de Mars. "Au moins pourrait-on y trouver la preuve d'une vie passée, car Mars ne connaît pas la tectonique des plaques. Si cette planète a autrefois abrité la vie, ses roches en portent des traces", souligne la chercheuse. Mais Mars n'est pas le seul élément du système solaire où pourrait s'être nichée la vie. Un satellite de Jupiter, Europe, dont la surface de glace pourrait dissimuler un océan salé sur fond rocheux, et une lune de Saturne, Encelade, où on a découvert des jets de vapeur d'eau et de particules de glace propulsés dans l'espace, figurent en bonne place. Le hic, c'est l'extrême complexité que représente toute mission d'exploration. Or, vu qu'on cherche un microbe, il faudra non seulement y aller mais en rapporter des échantillons. La récolte de cette expédition périlleuse finira, quoi qu'il advienne, sous un bon gros microscope électronique, qui, lui, livrera le verdict définitif...

    1. À lire : Mars, une exploration photographique, 200 clichés pris par la sonde d'observation de la Nasa commentés par l'astrophysicien français Francis Rocard, avec Alfred S.McEwen et Xavier Barral (éditions Xavier Barral, 272 p., 79 euros).

    Rencontres du 3e  type

    1835

    Le New York Sun annonce la découverte d'hommes chauves-souris de 1,20 mètre sur la Lune par l'astrologue John Herschel. Un canular journalistique de Richard A. Locke.

    1906

    Illustration de Henrique Alvim-Corrêa pour une édition du premier grand roman de SF paru en 1898, " La guerre des mondes ", de Herbert G. Wells. L'humanité est confrontée à des Martiens hostiles.

    1918

    " La guerre vue des autres planètes ", dessin d'Auguste Roubille dans le journal satirique La Baïonnette. Deux Sélénites observent la Terre en feu pendant le premier conflit mondial. L'un dit : " C'est, pour moi, de grands feux allumés par les Terriens pour retarder le refroidissement de leur planète.  "

    1952

    L'une des premières revues de SF, Startling Stories, avec une illustration d'Earle K. Bergey montrant le crash d'une soucoupe volante et des cadavres de petits extraterrestres dans les bras d'une pin-up.

    1979

    Alien, l'abominable créature du réalisateur Ridley Scott, s'attaque en 2122 aux sept membres de l'équipage du vaisseau spatial " Nostromo " sur la planète V-426 du système Zeta Reticuli.

    1982

    E. T., l'extraterrestre vedette du film homonyme de Steven Spielberg, est recueilli par un enfant, Elliot, 10 ans, qui va garder son existence secrète et l'aider à retrouver les siens.

    1996

    " Mars Attacks ! " Dans le délirant film de Tim Burton, des soucoupes volantes arrivent sur Terre. Le président des Etats-Unis leur déroule le tapis rouge, mais les Martiens avec leurs gros cerveaux et leur look kitsch sont là pour nous exterminer.

    2009

    Le film " Avatar ", de James Cameron, se déroule en 2154 sur Pandora. Pour exploiter un minerai rare au détriment des autochtones, les Na'vis, de sublimes créatures hautes de 3 mètres, à la peau bleue et à l'ADN d'humains.

    Equation de Drake : l'Univers, combien de civilisations

    En 1961, l'astronome américain Frank Drake, fondateur du projet Seti (Search for Extra-Terrestrial Intelligence), met en équation le nombre de civilisations extraterrestres dans notre galaxie. Résultat : entre 5 et 10. Les connaissances scientifiques actuelles conduisent à une fourchette infiniment plus large. L'intérêt de cette équation est surtout de surveiller l'évolution de chaque terme. Ainsi, le taux annuel d'apparition d'étoiles est passé d'une dizaine à une cinquantaine.

    Nous, des extraterrestres ?

    En traquant la vie extraterrestre, les chercheurs espèrent percer le mystère de l'apparition de la vie sur Terre. Pour l'instant, ils ne peuvent qu'élaborer des scénarios théoriques. D'abord, la Terre, il y a 3,5 ou 4 milliards d'années, était bien différente de celle qu'elle est aujourd'hui : températures plus élevées, volcanisme plus actif, salinité multipliée par deux, impacts météoritiques fréquents et une atmosphère saturée de CO2, avec très peu d'oxygène et pas d'ozone. Les savants supposent que les ingrédients de base du vivant - acides aminés, sucres et lipides - ont pu surgir de quatre manières. Une partie aurait été apportée sur Terre depuis l'espace, par des météorites (1), ce qu'attestent les soixante-dix acides aminés découverts dans la météorite de Murchison. D'autres pourraient s'être formés au fond de l'océan, au niveau des sources hydrothermales, dans des flaques d'eau stagnante sur des terres émergées, ou dans l'atmosphère agitée de la planète. Mais après ? Dans l'océan, la dilution des molécules aurait été telle qu'on n'imagine pas que la vie ait pu s'y constituer. A moins qu'elle ait pris corps dans les édifices poreux que sont les sources hydrothermales. Autre piste : la plage, où le ressac permet une rencontre des molécules dans le sable, au travers duquel l'eau passe et repasse. Enfin, certains imaginent que le " miracle " a pu se produire sur des terres proches des fleuves, à la faveur de phases d'hydratation et de déshydration dont on sait qu'elles permettent l'allongement progressif des molécules

    22-07-2014 om 14:07 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    17-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.[Magonie] Drôle d'images de Google Earth ?

    [Magonie] Drôle d'images de Google Earth ?

    http://youtu.be/wNUG7WHVJq8

    Very interesting and intriguing images from Google Earth, which seem to show two possible entrances to an alien base or at least an entrance to something, and a huge saucer shaped object buried in the ice. If there are Alien bases in the Antarctic it would follow that there are ET craft their also
    Alien Base And Flying Saucer Found In Antarctica? 2013 HD

    __._,_.___

    17-07-2014 om 01:17 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Le secret des Crop Circles - MAGONIE

    Le secret des Crop Circles - MAGONIE

    Depuis plusieurs décennies déjà ils sont un mystère non encore résolu. Jusqu’à ce jour. Car le voile se lève enfin sur les crop circles, ou cercles de culture. L’une des plus grandes énigmes des XXeme et XXIeme siècles. En fait l’un des plus gros canular. Révélations recueillies au sud de l’Angleterre, dans le petit village de Marlborough.        

    Il est 10 heures du matin. Le dimanche 25 août 2013. Un jour froid et humide, comme il y en a beaucoup au sud de la Grande Bretagne, même à cette période de l’année. Je suis venu admirer un crop circle. Un cercle de culture en français, apparu deux jours auparavant. Je suis plus attiré par la beauté de la figure dont nous avons déjà presque tous en main une photo aérienne, que véritablement convaincu de sa nature « authentique ». Bref, je suis là en curieux, pour essayer moi aussi de comprendre. Je ne vais pas être déçu.

    Nous sommes à Beckhampton, non loin d’Avebury dans le Wiltshire. Les badauds se pressent pour observer de près ce message de la nature ou d’entités supérieures ? Nul ne le sait vraiment. Mais les supputations vont bon train depuis les années 60 où les premiers cercles mystérieux sont apparus dans des champs de blé, de colza ou de cultures diverses. Les tiges de blé ici sont couchées et comme tressées les unes sur les autres. Les bordures de la figure, qu’elles soient courbes ou droites, sont parfaitement tracées. Déjà au sol, l’œil n’est pas perturbé par des ratures ou des approximations. Et cette impression est encore renforcée bien sûr quand on prend de la hauteur pour regarder les figures du ciel.

    Un peu à l’écart, un homme d’age mur attire mon attention. Il ne semble pas du tout intéressé par le crop circle mais plutôt excédé par l’attitude béate de certaines personnes qui ont l’air de découvrir la huitième merveille du monde, ou sont en passe d’entrer en transe ! Je m’approche prudemment de lui.

    -Impressionnant, n’est-ce pas ?

    -Cette foutaise ? (Crap en anglais. Jeu de mot avec crop. Ndla)

    -Vous n’y croyez pas ? Demandé-je.

    L’homme a un rire nerveux.

    -Si vous me demandez si je crois en Dieu, je vais vous dire ceci : Les gens en parlent, il est donc dans la tête et l’imagination des gens. Il n’est donc pas inconcevable d’y « croire », même si Dieu n’est qu’une vue de l’esprit, le fruit de l’imagination de l’homme. Ça, dit-il en tendant la main vers la nouvelle figure apparue dans le champs qui nous fait face, c’est palpable, c’est là, on le voit. La question d’y « croire » ne se pose pas. La question qui se pose est celle de son origine. Et moi, je vous le dis, l’origine des crop circles n’est ni divine, ni extraterrestre, ni encore moins le fruit de quelque entité magique ou impalpable vivant sous la terre. Tout ça c’est des balivernes. Ça va trop loin. Va falloir que ça s’arrête un jour.

    Il a dit ces derniers mots comme si il se parlait à lui même. J’hésite un peu :

    -Vous… vous savez qui fait ça ?..

    Tout à coup il se braque.

    -Vous n’êtes pas une de ces saletés de journalistes au moins ? Vous êtes qui vous ? Et qu’est-ce que vous faites là ?

    -Je suis Français. Je ne suis pas journaliste, je suis opticien, si ça vous intéresse… Je suis un curieux de passage, tout simplement. Mais j’ai l’impression que vous en savez plus que la plupart d’entre nous ici. Je me trompe ?

    C’est à son tour d’hésiter. Après un court instant il répond :

    -Y en a marre, vraiment. Si vous voulez tout savoir, retrouvez moi au Royal Oak ce soir, à Marlborough. Soyez-y à 16 h et attendez moi.

    Je suis pile à l’heure. Je ne vais pas manquer l’occasion d’en savoir enfin un peu plus sur ce phénomène, même si je suis surtout convaincu que j’ai rendez-vous avec un type rondouillard et plutôt sympathique malgré son côté un peu bougon, qui va me donner une énième explication fantaisiste sur un des mystères les plus controversés de ces dernières années. Je suis loin d’imaginer ce que je vais entendre.

    Je patiente plus de deux heures. L’homme m’a dit d’attendre. Je me rends compte que je ne connais même pas son nom. Je commence à me demander s’il va venir quand il entre enfin dans le pub, un peu fébrile, en tenant un énorme dossier sous le bras. Il regarde à droite, puis à gauche, derrière lui aussi et il va avoir cette attitude pendant toute la durée de notre entretien.

    -Vous êtes bien assis ? Me demande-t-il tout de go en s’installant. On n’a pas de temps à perdre. Je n’en peux plus de toutes ces conneries.

    L’entretien va durer plus de trois heures. Je n’en rapporte ici que les grandes lignes. Voici ce qu’il va me raconter :

    -Nous sommes en 1973. J’étudie les mathématiques à Oxford. Et aussi ce qui va devenir une véritable révolution planétaire : l’informatique. Je vous passe les détails mais je suis plutôt doué. J’étudie toute sorte de langages informatiques, Basic, Cobol, Fortran, Simula, APL etc… Retenez bien que nous sommes au début des années 70. IBM va bientôt avoir le succès mondial qu’on lui connaît, puis Microsoft mais l’informatique est encore une science réservée à quelques initiés, comme moi. J’ai 21 ans à l’époque. Un jour, dans le cadre d’un voyage aux Etats Unis, je suis contacté par un ex étudiant en ingénierie et sciences appliquées de Harvard. Je vais l’appeler Clive. Je ne peux pas vous donner sa véritable identité. Il est mort en 2009. Mais je ne veux pas que sa famille ait des problèmes. Clive a travaillé pour la NASA, l’armée et le gouvernement des Etats Unis sur des dossiers très sensibles, tels que la conquête spatiale ou l’armement. Il était spécialisé dans les communications.

    -Heu… ok. Et vous, comment vous appelez-vous ?

    -Appelez moi John. Et évitez de m’interrompre sinon on va y passer la nuit ! Bref, à l’époque Clive a sept ans de plus que moi et il a été à la tête d’un de ces petits groupes d’étudiants potaches qui font des blagues pour passer le temps et pour sortir la tête de leurs études, nous l’appellerons le groupe Alpha. Fin 1965, alors qu’il est un jeune étudiant, il part en voyage en Australie, dans la ville de Tully, où il a de la famille. Il va passer le jour de l’an là-bas. Il va même prolonger un peu son séjour car il va tomber malade. Une curieuse maladie. Il est fatigué et a de la fièvre mais les médecins ne comprennent pas ce qu’il a jusqu’à ce qu’il se remette de lui même. Le 19 janvier 1966, un propriétaire du coin découvre dans ses marécages une sorte de nid d’oiseau géant formé par des roseaux couchés et dit avoir été témoin de phénomènes étranges comme des boules de feu et la circulation d’engins mécaniques. Le bruit commence à courir qu’il s’agit de soucoupes volantes. Clive vient de commencer ce qui va devenir l’un des plus grands canulars du XXeme siècle.

    Pendant des années il s’intéresse de très près aux micro ondes. A l’époque les études portent sur les communications qu’elles permettent. De nos jours, les micro ondes servent à nos téléphones mobiles ou à chauffer nos plats. Clive lui, développe ses recherches autour des bandes de fréquences au dessus des 40 GHZ. Pendant de nombreuses années il va développer de véritables armes grâce à cette technologie en collaboration avec l’armée américaine. Certaines expériences ont eues lieu aux Etats Unis, au Texas et au Nouveau Mexique où du bétail a été retrouvé affreusement mutilé sans qu’aucune explications n’ait pu être apportée. Des vaches ou des chevaux ont été découverts avec un trou béant les traversant de part en part, comme brûlés par un énorme rayon laser. Des cadavres ont été retrouvés avec les os du crâne apparents et complètements vidés de leur substance organique par exemple, sans que le reste du corps ait subit quelque autre dommage. Clive a participé à ces expériences. Mais il va aussi poursuivre un programme très précis en secret, pour lui même, avec sa petite équipe du groupe Alpha. Tous des surdoués. C’est ce groupe qui entre en contact avec moi en 1973. A ce moment je n’ai jamais entendu parlé des crop circles. Clive me présente son projet comme une simple plaisanterie. Nous sommes à l’époque où les témoignages sur les OVNIS abondent dans le monde entier. Clive n’y croit pas. Il est convaincu que les OVNIS relèvent du fantasme des hommes et il décide de s’en amuser. Le groupe Alpha fonctionne comme une mini société secrète mais ses règles sont très strictes. Pour en devenir membre, il faut jurer fidélité à son leader, Clive, et ne jamais parler de ses activités. Aujourd’hui Clive est mort. Et les choses prennent des proportions ridicules. Vous avez peut-être entendu parlé de cette supercherie sur les Ummites. Si non, je vous invite à vous renseigner. Mais nous sommes maintenant dans la même situation que l’inventeur des Ummites, nous ne contrôlons plus rien et à travers le monde de plus en plus de gens pensent que nous sommes contactés par de extraterrestres ou je ne sais quelles créatures divines à travers les crop circles. Certains ont des illuminations, des sectes se forment. Conneries…

    Il marque un temps.

    -Bref. En 1973 Clive me demande d’élaborer un programme informatique qui gérerait les déplacements d’un petit véhicule qu’il me présente. Un engin radiocommandé à quatre grosses roues pas plus gros qu’un aspirateur de l’époque, affublé d’un drôle de bec de canard. Il s’agissait en fait d’un canon à micro ondes à gamme de longueur d’ondes courtes et ultra courtes. C’est avec cet engin que Clive a tracé les premiers crop circles de 1966 à la fin des années 70, en Australie, au Canada et en Angleterre. En 1978 j’entre en piste. J’ai réussi à programmer le petit véhicule pour qu’il réalise des figures d’abord simples, puis de plus en plus compliquées et ce de façon quasi autonome. Tout ce que nous avions à faire c’était d’amener le robot (car il s’agissait bien de cela) sur une zone à l’écart de toute présence humaine, en toute discrétion donc, et à le laisser faire son « travail ». Le passage successif du robot pour créer la figure finale couche les végétaux sous l’effet de la chaleur dans le sens des micro ondes, ce qui donne cet aspect tressé qui intrigue tant. Le rayon d’action des ondes peut varier de quelques centimètres à moins de deux millimètres.

    John a ouvert son énorme dossier à la couverture rouge un peu passée et me tend des photos du fameux robot et de lui avec ses compagnons de l’époque.

    -Là, c’est Clive, me dit-il.

    L’homme est plutôt petit, il porte une chemise à manche courtes et arbore un sourire radieux, comme quelqu’un qui vient de faire une bonne plaisanterie…

    Le dossier contient toutes les coordonnées de tous les lieux sur lesquels ont sévit Clive et son groupe Alpha. Et bien sûr toutes les photos correspondantes. Il y a aussi des pages entières de programmes informatiques.

    John continue :

    -Ainsi au fil des années des figures de plus en plus élaborées sont apparues, au rythme des progrès informatiques tout simplement. En très peu de temps j’étais capable de tracer un cercle de plusieurs dizaines de mètres de diamètre avec une précision d’un demi centimètre ! Soit même pas la distance entre deux épis de blé. Les batteries du véhicule nous ont souvent posé quelques problèmes, nous obligeant à revenir sur zone parfois pour finir un tracé. Mais là aussi tout s’est amélioré très vite. Le robot a gagné en finesse et en discrétion. Nous en avons aussi utilisé plusieurs en même temps pour certaines figures plus élaborées qui auraient nécessité trop de temps à un seul robot. Chaque fois nous choisissions des lieux symboliques ou chargés d’histoire comme le site de Stonehenge par exemple, afin de renforcer la portée mystérieuse du phénomène. Puis les sceptiques se sont demandés pourquoi les crop circles n’apparaissaient que dans le pays anglo-saxons… alors nous avons voyagé et créé d’autres groupes Alpha à travers de nouveaux pays. Nous avons même fait apparaître des cercles sur la glace ou dans la neige, ce qui est plus facile et plus rapide que dans un champs, contrairement à l’idée reçue. Désormais il est aussi possible que les groupes utilisent des drones, mais je n’en ai pas la certitude. Il semble également que les ultrasons soient employés pour diriger les micro ondes à distance, ainsi qu’on le fait déjà pour diriger des sons. Imaginez : un drone, des ultrasons pour diriger les micro ondes, un peu comme un vidéo projecteur, et vous avez une figure qui apparaît en quelques secondes. En tout cas c’est comme ça que je ferais aujourd’hui.

    En ce moment les armées du monde entier, qui ont elles aussi développé des recherches dans le sens de celles de Clive, ainsi que les services secrets, s’intéressent de très près aux crop circles. Ils savent eux, comment ils sont élaborés. Et ce n’est plus qu’une question de temps pour qu’ils comprennent qui est derrière tout ça. Les micro ondes laissent des traces qui sont bien répertoriées du reste par les observateurs. Elles produisent aussi parfois de petits cercles de lumières comparables à des mini aurores boréales ou encore des petits éclairs, des étincelles. Plusieurs observations ont été faites à ce sujet. Comprenez que la technologie utilisée est classée top secret, et a été détournée dans le but de faire croire à ce canular innocent au départ mais que plus personne ne contrôle. Du moins en apparence. Car tout ceci a pris des proportions délirantes. Vous devez vous demander ce que nous en avons tiré, puisque nous sommes restés anonymes toutes ces années. D’abord ça nous a amusé. Puis l’intérêt grandissant, il y a eu des produits dérivés qui sont apparus. Posters, livres d’études, voyages de découvertes, que sais-je encore ? La portée lucrative du phénomène n’est pas à démontrer aujourd’hui hélas ! Des profits considérables sont générés, encore amplifiés par les rumeurs colportées grâce à Internet. Et les gens qui en profitent maintenant n’ont plus rien à voir avec le groupe Alpha d’origine.

    Le plus délirant c’est qu’il m’a suffit d’intégrer dans mes dessins des fractales de Mandelbrot par exemple pour que la communauté scientifique se mette à s’intéresser au phénomène. Parfois mes tracés étaient purement géométriques et suivaient mon inspiration du moment. Certains y ont vu une « suite logique » et en ont déduit des équations ou des théorèmes ! Hallucinant ! Je me suis amusé un jour à construire une synthèse de mes derniers dessins, une sorte de mélange en somme. Et des mathématiciens de renom y ont vu la manifestation indiscutable d’une intelligence supérieure. J’en ai été flatté au début mais tout cela me laisse maintenant un goût amer. En vérité n’importe quel étudiant en mathématiques de niveau moyen est capable de tracer ce genre de dessin.

    Même la tête d’alien de Winchester du 18 août 2002 accompagné de son fameux disque, n’a pas réussi à mettre la puce à l’oreille des observateurs qui auraient pourtant dû y voir la supercherie qui paraissait évidente ! Sur le disque « gravé » en ASCII dans les blés -et qui m’avait donné du fil à retordre croyez-moi !- nous avions écrit le message suivant :

    « Méfiez-vous des porteurs de fausses nouvelles et des promesses non tenues. Beaucoup de souffrances mais il y a encore du temps. Croyez. Il y a du bon là-haut. Nous nous opposons à la tromperie. Fin de la communication ».

    (Ndla : traduit par mes soins. Le texte original étant : « Beware the bearers of false gifts and their broken promises. Much pain but still time. Believe. There is good up there. We oppose deception. Conduit closing ». Voir photo d'illustration.)

    Tout ça avec une syntaxe approximative qui laissait croire à une origine « non humaine ». Message sibyllin sans grande signification et qui n’apportait en tout cas aucune explication claire ni aucun élément nouveau ou réellement constructif. Accompagné en plus d’une image parfaitement réalisable avec n’importe quel ordinateur du commerce et ne nécessitant nullement de disposer d’une technologie supérieure ! Les observateurs n’y ont pourtant vu que du feu et cela a renforcé la croyance selon laquelle ces « messages » nous étaient envoyés par des extraterrestres. C’était comme si, plus on voulait dévoiler la supercherie et plus les gens croyaient à son authenticité. Pourtant il faut noter une invraisemblance de taille. Il y a d’abord eu des cercles sans signification, puis des formules mathématiques, puis des messages écologiques, des représentations du système solaire, des têtes d’alien et même des masques Mayas ! Aujourd’hui les cercles sont très beaux mais ne veulent plus rien dire. Où est la cohérence dans tout cela ? On attribue les cercles tantôt à Dieu, puis aux extraterrestres, puis à des créatures souterraines ou encore aux Atlantes ! C’est devenu un fouillis sans nom. Croyez-vous vraiment que si des êtres intelligents voulaient entrer en contact avec nous, ils le feraient de façon aussi désordonnée ? Non, en vérité c’est juste le signe que l’idée originale s’est diluée en même temps que le premier groupe Alpha. Et je ne vous parle pas de certaines imprécisions de figures dues à des irrégularités du terrain et que personne ne relève. Je pense en particulier à cette figure de Milk Hill en 2001 composée de 409 cercles. Si vous regardez bien, sur l’une des branches, il y a des petits cercles à l’extérieur trop près les uns des autres, entre les onzième et douzième cercles en partant du centre. De même, certains treizième cercles sont plus petits que les autres. Ces « erreurs » sont toujours passées sous silence et l’on ne met en avant que le côté exceptionnellement précis des figures.

    Maintenant je suis fatigué et je désire que cela cesse. C’est pour ça que je vous en parle. Je ne vous connais pas. Je ne sais pas quelles conséquences vont découler de mes révélations. Mais je suis à la fin de ma vie et il n’y a pas encore eu mort d’homme ! Tout cela est devenu ridicule mais n’a nuit à personne. Certes il y a eu des secrets militaires employés à des fins de plaisanterie et si je dois en partager la responsabilité un jour, je suis prêt à le faire. Les personnes qui sont maintenant derrière les crop circles sont plutôt puissantes. Mais je n’en connais plus aujourd’hui aucune moi même ! Le pire serait que la technologie développée par jeu ne tombe entre des mains mal intentionnées. Le monde souffre déjà de trop de misère et d’injustice pour lui infliger une nouvelle croyance imbécile et dénuée de fondement. Il y a de moins en moins de cercles qui apparaissent. Il y en aura moins cette année qu’il n’y en a eu l’année dernière. Peut-être un signe que le phénomène s’essouffle. Pourtant je crains des dérives à venir dans un monde où les gens perdent leurs repères. Je vous demande de colporter cette nouvelle par tous les moyens que vous trouverez. Je viens de faire ma part. Maintenant, faites la vôtre.

    J’étais soudain investi d’une mission de la plus haute importance ! Et cet article est la première action que je mène pour la remplir. Je suis resté plusieurs jours dans le petit village de Marlborough. Et malgré de nombreux passages au pub du Royal Oak, je n’ai jamais revu John. Il a bien sûr refusé de me laisser son précieux dossier rouge. Mais il a accepté de prendre mes coordonnées et promit de me venir en aide si cela s’avérait nécessaire…

    par Hervé Buschard    

    {http://www.agoravox.fr/}

    17-07-2014 om 01:11 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    16-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.[Magonie] Interview de l'ex ministre du Canada sur les ovnis et les extraterrestres

    [Magonie] Interview de l'ex ministre du Canada sur les ovnis et les extraterrestres

    Une interview de l'ex ministre du Canada sur les ovnis et les extraterrestres, Paul Hellyer, en direct, traduction en
    français

    https://www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=onP3H3AB6_o


    Il aurait identifié jusqu'à 8 races ....

    __._,_.___

    16-07-2014 om 12:03 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    15-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.[Magonie] Crop Circles

    [Magonie] Crop Circles

    Certains d'entre vous ont peut-être eu l'occasion d'être présent aux deux jours de conférences organisés par Bob vous dit toute la vérité
    J'ai eu l'occasion de redécouvrir un vieux sujet "les Crop Circles" ou "Aeroglyphes" que je croyais que c'était d'origine humaine
    Mais après une très bonne présentation par Patrice Marty, on découvre que finalement le sujet n'est toujours pas résolu....
    Qu'en pensez-vous ?
    Sinon on trouve quelque présentations sur youtube
    Par exemple
    Deux catégories d'agroglyphes authentiques (Daniel HARRAN)
     
    Origine et sens des agroglyphes (Daniel HARRAN)
    CROPS CIRCLES VF film entier

    __._,_.___

    15-07-2014 om 01:37 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    14-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OVNIS : une réalité (Evènement INREES) - MAGONIE

    OVNIS : une réalité (Evènement INREES)  - MAGONIE


    http://youtu.be/l1E5mVcIv4U

    Cas vague belge
    Cas phoenix
    ...

    Un générale qui a suivi le cas belge
    Leslie Kean
    Un astronaute français

    A noter : Pas d'études ni de moyens pour étudier le phénomène,  affaires classés rapidement, tourner le phénomène en dérision, frustration des témoins

    Une remarque intéressante : les sceptiques préfèrent donner une réponse bidon que de dire on ne sait pas

    http://www.youtube.com/watch?feature=player_detailpage&v=l1E5mVcIv4U

    or

    µ

    SOURCE : YOUTUBE

    14-07-2014 om 01:12 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    08-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ABYDOS, le mystère élucidé - MAGONIE

    ABYDOS, le mystère élucidé - MAGONIE

    A

    ABYDOS

    UN MYSTERE ELUCIDE

    Abydos, aujourd’hui médina al madfounah est une petite ville de Haute Egypte située à environ 150 kilomètres au nord-ouest de Louxor (l’ancienne Thèbes). C’est une des plus anciennes villes saintes de l’Egypte pharaonique dont l’origine remonte à la préhistoire, consacrée au culte d’Osiris (qui a remplacé le dieu plus ancien Khentymentyou, le premier des occidentaux, seigneur d’Abydos). Au centre de la ville se trouve le double temple des millions d’années de Séthi 1er, et de son fils Ramsès II.

     C’est dans la première salle hypostyle de ce temple achevée par Ramsès II que fut découvert sur un portique placé à 7 mètres du sol, de biens étranges hiéroglyphes présentant à s’y méprendre un hélicoptère, un sous marin, un vaisseau spatial et un planeur.

     En égyptologie, ce que l’on voit dans la partie encadrée du tableau ci après s’appelle un palimpseste. Il concerne également le cartouche royal placé en avant et que l’on ne voit pas sur la photo.

    B

    Ce palimpseste (1), serait le résultat de la combinaison de deux écritures hiéroglyphiques. La version officielle étant celle-ci : A l’origine, dans ce monument bâti sous Séthi 1er, le nom gravé de ce personnage était inscrit sur les poutres de soutènement du plafond. Son fils Ramsès II, voulant se réapproprier le monument après la mort de son père, aurait fait replâtrer diverses parties de ses salles, notamment dans la première salle hypostyle, où il aurait fait remplacer le nom de Séthi par le sien. Avec le temps, le plâtre se serait décollé faisant apparaître le résultat que tout le monde voit.

    C

    D

    Cartouche de Sethi 1er

    E

     

    Cartouche de Ramsès II

    F

    Superposition des deux cartouches

    Nous avons donc ici des preuves confirmées se recoupant, indiquant sans l'ombre d'un doute que ce bas relief constitue un palimpseste, une réécriture, du pharaon Ramsès II qui a fait substituer son nom à celui de son père Séthi 1er sur cette roche. Ainsi après plus de 1200 ans, les noms d'origine recouverts sont redevenus visibles en superposition avec la titulature du second pharaon.

     Ce qu’il fallait démontrer pour lever toutes les absurdités qui ont été écrites sur le sujet.

     

     NOTA :

    1)- Le palimpseste (du grec ancien παλίμψηστος / palímpsêstos, « gratté de nouveau ») est un manuscrit écrit sur un parchemin préalablement utilisé, et dont on a fait disparaître les inscriptions pour y écrire de nouveau. Cette méthode fut utilisée au Moyen Âge, surtout entre le VIIe siècle et le XIIe siècle, par des copistes qui, le parchemin coûtant cher, réutilisaient d'anciens manuscrits pour y copier de nouveaux textes. Pour cela, les vieux manuscrits étaient préalablement désencrés ou effacés grâce à de la ponce.

     À cause de cette méthode, plusieurs écrits ont été momentanément ou irrémédiablement perdus : textes juridiques tombés en désuétude, mais aussi textes de penseurs grecs pré-chrétiens, ou textes d'écriture gothique. Mais les moines grattaient également des textes d'auteurs chrétiens si bien qu'on doit conclure que le palimpseste était employé pour de banales raisons économiques: le parchemin neuf coutant cher on effaçait les textes qui paraissaient sans intérêt.

     On arrive toutefois à retrouver l'ancien texte dans certains palimpsestes grâce aux techniques modernes de restauration de documents (chimie, imagerie aux rayons ultraviolets, rayonnement synchrotron).

     Par extension, on parle parfois de palimpseste pour un objet qui se construit par destruction et reconstruction successive, tout en gardant l'historique des traces anciennes.

    08-07-2014 om 11:17 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    06-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sociologie des parasciences : la preuve par l’absurde ? Lecture critique de la thèse de Pierre Lagrange

    Sociologie des parasciences : la preuve par l’absurde ? Lecture critique de la thèse de Pierre Lagrange

    par 

    CorteX_flying-saucer

    Voici un compte-rendu de lecture critique de la thèse du sociologue Pierre Lagrange, figure de l’ufologie et de sa sociologie. L’analyse de « Une ethnographie de l’Ufologie : la question du partage entre science et croyance », soutenue en 2009, est effectuée par David Rossoni, co-auteur avec Erik Maillot et Eric Déguillaume de « Les OVNI du CNES – 30 ans d’études officielles« , aux éditions Book-e-Book, et par Jean-Michel Abrassart, bien connu par son podcast ballado Scepticisme scientifique [1]. Gageons qu’elle ouvrira des réflexions épistémologiques fécondes. 

    L’équipe du CorteX

    Sociologie des parasciences : la preuve par l’absurde ?

    À propos de Pierre LAGRANGE (2009) – Une ethnographie de l’ufologie : la question du partage entre science et croyance. Thèse de doctorat en sociologie, École des hautes études en sciences sociales / Université d’Avignon et des pays du Vaucluse

    Dans sa thèse de doctorat consacrée à Une ethnographie de l’ufologie (Lagrange, 2009), Pierre Lagrange ambitionne de réaliser une vraie sociologie des parasciences. Ce que sociologues, anthropologues et historiens auraient jusqu’ici quasiment tous échoués à faire, en raison selon l’auteur de leur incapacité à se séparer de l’idéologie du Grand Partage, c’est-à-dire de « l’idée qu’il existerait une différence intellectuelle entre les façons scientifique et magique de penser » (p. 10), et de leur besoin de la réalité définie par la science, puisqu’ils postuleraient, à tort, « que la science parvient parfois à saisir ce qu’est la réalité, tout simplement, alors que les autres processus, religion, croyance, parasciences, etc., croient juste saisir la réalité mais en fait construisent quelque chose qui n’est pas la réalité » (p. 35).

    Lagrange se propose concrètement de mener une étude symétrique, d’une part, des sceptiques critiquant l’hypothèse extraterrestre et, d’autre part, des ufologues qui pensent que les ovnis témoignent de visites extraterrestres (ou du moins ne sont pas réductibles à des phénomènes connus). Nonobstant les idées reçues, le comportement des premiers n’aurait rien de scientifique, car ils ne construiraient point de réseaux pour produire des faits, ne chercheraient pas à s’allier avec des sociologues professionnels et ne feraient qu’envenimer la controverse sur l’existence des ovnis, alors que les seconds auraient mis en place des réseaux visant à produire des faits indiscernables du type de fait que produisent les scientifiques « normaux ». Les ufologues se comporteraient en scientifiques nomades (un concept original de l’auteur), contrairement aux sceptiques qui en définitive seraient les seuls authentiques parascientifiques (p. 378).

    À l’inverse d’autres sociologues ayant étudié le soucoupisme, c’est-à-dire l’adhésion à l’explication extraterrestre du phénomène ovni (Renard, 1988 ; François et Kreis, 2010), l’auteur prétend que son analyse de l’ufologie invaliderait cet argument du Grand Partage et toutes les explications en termes de croyances. Pour lui, « le discours opposant science et parascience, savoir et croyance, ne tient pas devant les faits » (p. 11). Son travail présente malheureusement nombre de biais et faiblesses argumentatives, caractéristiques d’une certaine dérive de la mouvance postmoderne (Sokal et Bricmont, 1997 ; Raynaud, 2003 ; Boudon, 2008).

    I. Double contrainte pour le lecteur

    On retrouve chez Lagrange la thèse d’une science d’origine occidentale ne se distinguant pas fondamentalement des autres formes de connaissances alléguées, sans séparation claire entre ce qui relève de la prémisse méthodologique (étudier les savoirs comme s’ils ne différaient pas) et ce qui relève de la conclusion (déduire des résultats des travaux menés qu’ils ne diffèrent pas foncièrement).

    Tout au long de l’étude, le lecteur se trouve confronté à cet étrange paradoxe : d’un côté, le sociologue le prévient qu’il ne faut pas « sombrer dans un relativisme où toute forme de connaissance est considérée comme également vraie » (p. 26) mais, de l’autre, lui affirme qu’existent seulement « différentes façons de construire la réalité », différents « régimes d’existence » (p. 339).

    Lu attentivement, l’auteur se révèle adhérer à la forme la plus extrême de relativisme cognitif, celle de la simultanéité d’existence de réalités multiples. Il assure par exemple que « les sciences ne sont pas moins construites que les revenants. […] Le résultat est différent non parce qu’il y aurait d’un côté la réalité et de l’autre la fiction ou les mentalités, mais parce qu’il y a des deux côtés des réalités différentes, construites différemment. » (p. 37) L’approche symétrique de Claverie (2004) entre les apparitions de la Vierge et les faits scientifiques montrerait que les « faits construits dans le cadre de ces apparitions […] sont vrais, tout simplement vrais […]. Certes la Vierge n’est pas construite comme un fait scientifique de laboratoire, c’est le moins que l’on puisse dire, mais elle n’en est pas moins réelle et présente. » (p. 89)

    Il n’explique cependant pas comment promouvoir un « monde à choix de réalité multiple » (p. 108) sans pour autant « sombrer dans une utopie où tout le monde a également raison » (p. 26). Or il s’agit là d’une question clé. En effet, si les savoirs ne sont pas équivalents, cela implique d’une façon ou d’une autre de les hiérarchiser. Mais sur quel fondement ? Le relativisme cognitif nie de facto l’existence de la fausseté. Or, si le faux n’existe pas, le vrai non plus. Dès lors, il n’est plus possible de légitimement critiquer quoi que ce soit. Dans ce contexte, il est inéluctable, comme l’a justement remarqué Sokal (2005), que le postmodernisme devienne le compagnon de route des pseudosciences.

    Le principal effet pervers de ce relativisme cognitif est en effet de conduire à substituer aux critères cognitifs pour l’évaluation des théories des considérations personnelles. En pratique, le chercheur tend à considérer avec bienveillance les théories qui semblent soutenir ses buts idéologiques, ou dont les partisans, d’une manière ou d’une autre, lui sont sympathiques et à réserver les arguments postmodernes, pourtant universels d’un point de vue logique, pour les théories antipathiques.

    Ce travail laisse de fait ressortir un pan ufologique (prendre parti pour ou contre un modèle explicatif du phénomène ovni), qui tend d’emblée à invalider le programme sociologique annoncé (étudier symétriquement ufologie sceptique et ufologie croyante).

    L’auteur y entretient en filigrane un débat proprement ufologique (ce qu’il affirme pourtant refuser) en stigmatisant sans cesse l’un des acteurs de la controverse. Dans ses travaux antérieurs, en plus d’inciter les sociologues à adopter une approche dite irréductionniste (Lagrange, 2000), c’est-à-dire s’interdisant de réduire le phénomène ovni à du connu, il était allé jusqu’à prétendre avoir réfuté le modèle explicatif sceptique (Lagrange, 2007). Dans la présente thèse, il continue de dénoncer ce modèle, et lui seul, comme étant irréfutable (sous-entendant par-là sa nature pseudoscientifique) et la remise en question par ses partisans de l’existence de cas inexpliqués.

    Le falsificationnisme naïf a déjà été largement critiqué en épistémologie. Kuhn (1962), par exemple, a introduit le concept de paradigme pour cette raison. Plus aucun épistémologue aujourd’hui ne défend l’idée que le critère de réfutabilité permette à lui seul de distinguer sciences et pseudosciences. La démarche sceptique ne se résume cependant pas à « imaginer tel ou tel facteur psychologique pour rendre compte d’observations » (p. 155), mais repose bien sur des hypothèses testables, confirmées ou exclues au fil de vérifications successives, au cas par cas. Elle permet même parfois de faire des prédictions ensuite corroborées. L’existence d’un résidu de cas restés sans explication n’y est aucunement niée, mais il est en revanche montré que ceux-ci ne se distinguent pas de la masse des cas déjà élucidés. Remarquablement, les positions sceptiques sont présentées de façon plus exacte, fine et nuancée par l’un des anciens informateurs de Lagrange (Scornaux, 2012).

    Bien que défendant en réalité un parti-pris fort dans le débat ufologique (Maugé, 2001), qui relève plus du dédoublement statutaire (Olivier de Sardan, 2008) que de l’observation participante classique, l’auteur tient néanmoins à se présenter comme rigoureusement symétrique. Ce qui ne l’empêche pas d’indiquer toujours aussi paradoxalement ne pas être parvenu à conserver une position neutre face aux ufologues et à leurs contradicteurs rationalistes (p. 123, p. 156), avoir sa propre vision ufologique (p. 129) ou avoir eu du mal à concilier sa position d’ethnographe et celle d’ufologue occupée « par la force des choses » [sic] (p. 128).

    Son hostilité vis-à-vis de certains acteurs de la controverse tranche avec l’affinité manifestée envers d’autres. Il cite ainsi régulièrement de façon positive voire élogieuse Aimé Michel ou Bertrand Méheust, tous deux promoteurs d’hypothèses ufologiques exotiques. Héritier intellectuel en ce domaine de Jung (1958), Méheust (1978) considère par exemple le phénomène ovni comme étant une réalité mythico-physique, qui comprendrait un aspect physique inédit et une composante paranormale. Nous sommes ici effectivement loin du modèle sociopsychologique, qui propose de l’expliquer de manière prosaïque.

    Sceptiques et rationalistes seraient d’ailleurs responsables de l’existence même de l’ufologie, en tant que discipline autonome marginalisée, en refusant aux gens le droit de tenter de se comporter de façon scientifique, en leur imposant des séries d’épreuves (non précisées) destinées à les décourager (p. 334). Ils seraient aussi seuls coupables de la persistance de la controverse sur les ovnis en n’acceptant pas la solution trouvée par les ufologues pour prouver l’existence des ovnis (p. 345). Néanmoins, juge Lagrange, « malgré la critique rationaliste qui trouve cela inacceptable, ce travail finit par porter ses fruits puisque ce qui était au départ une croyance marginale et irrationnelle [sic] a fini par convaincre de plus en plus de gens de son efficacité. L’ovni est devenu un fait pour de plus en plus de personnes. » (p. 346)

    S’il ne visait qu’à renforcer l’approche symétrique en sociologie, l’auteur ne multiplierait pas les attaques contradictoires envers une partie de ses informateurs, qu’il perçoit manifestement comme faisant obstacle à ce « que l’ovni devienne un sujet de recherche normal » (p. 178).

    II. Pas de « régime d’existence » pour les rationalistes

    Lagrange reprend également la critique radicale postmoderne du rationalisme hérité de la modernité occidentale. Le partage instauré entre vraies et fausses sciences ne serait selon lui nullement lié à l’invention des sciences modernes mais seulement à l’idée d’être moderne et à la volonté de séparer les sciences du reste de la société, et notamment du populaire.

    Les chercheurs « asymétriques » ne sont que des « chiens de garde du rationalisme » (p. 14) se livrant à de primaires discours de dénonciation des croyances :« irrémédiablement rationalistes », « les sociologues partent du principe que les ovnis et autres phénomènes paranormaux sont des croyances. Or comme on le sait depuis longtemps, « si c’est une croyance ça n’est pas vrai ». » (p. 113). A contrario, lui-même soutient que « le problème de l’ufologie n’a […] rien à voir avec l’incapacité de se comporter de façon scientifique mais avec la nécessité de se comporter autrement en raison (c’est notre hypothèse) de la nature des faits, des caractéristiques de l’objet construit par l’ufologie » (p. 203).

    Lagrange retourne contre les rationalistes (constamment présentés comme un bloc indifférencié) les arguments dont ils sont censés se servir, les accusant de crédulité et superstition. Croyant au Grand Partage, à la science en tant que discours vrai sur la réalité extérieure, à l’existence d’une seule réalité possible, ils imposeraient l’idée fallacieuse que « la connaissance scientifique serait le seul savoir qui s’imposerait à tous, quel que soit son origine culturelle ou ethnique » (p. 18). Ils s’arrogeraient ensuite le droit de séparer sciences et parasciences et, partant de là, d’exclure des disciplines comme l’hypnose ou la psychanalyse, de résister à des médecines parallèles, voire d’aller jusqu’à se méfier de certaines sciences sociales… Ils auraient ainsi déclenché une guerre des sciences en se permettant de critiquer des travaux issus des science studies ou de demander des comptes au jury de la thèse d’Élizabeth Teissier, célèbre astrologue française promue à cette occasion docteur en sociologie (Lahire, Cibois, Desjeux et al., 2001). Inacceptable pour l’auteur qui préconise que « ces résistances du rationalisme » deviennent désormais l’« objet d’interrogation pour le sociologue » (p. 338).

    Pourtant, les rationalistes actuels ne prétendent en général pas qu’il soit possible d’établir une ligne de démarcation nette entre sciences et pseudosciences, et moins encore une démarcation fondée sur l’unique critère de réfutabilité de Popper. Sokal (2005) parle ainsi d’un continuum avec des stades successifs, partant de la science solidement établie, passant par la science d’avant-garde, la science spéculative et la science controuvée, puis atteignant la pseudoscience, sans que l’on puisse fixer de démarcation à un endroit précis.Les méthodes employées et les confirmations empiriques demeurent pour lui les plus pertinents critères de classification. Pigliucci (2010) utilise plutôt la métaphore d’un paysage avec ses pics et ses vallées. L’épistémologie bayésienne a par ailleurs fait l’objet ces dernières années de nombreuses études dans les milieux rationalistes (Wagenmakers, Wetzels, Borsboom & van der Maas, 2011 ;Carrier, 2012). Leurs réflexions épistémologiques apparaissent plus élaborées et nuancées que la présentation qu’en fait Lagrange. Les lecteurs intéressés par l’état actuel des débats sur la question de la démarcation entre sciences et pseudosciences pourront utilement se reporter à Philosophy of pseudoscience: Reconsidering the Demarcation Problem (Pigliucci & Boudry, 2013).

    III. Une démarche axiomatique

    Pour Lagrange, la réalité ne s’étudie pas, elle se construit socialement et la science n’est qu’une façon parmi d’autres de le faire. Il entend donc d’abord faire partager une autre vision du monde, héritée d’Ernesto De Martino, dans laquelle « il n’y a pas le monde social et le monde naturel, mais une nature « culturellement conditionnée ». La réalité est indissociable du contexte dans lequel elle est discutée et elle varie donc en fonction de ces contextes. Ce n’est pas juste notre perception qui varie, mais bien la réalité elle-même. » (p. 76) Appliqué aux ovnis, cet axiome lui fait déduire que « ce n’est pas à la base qu’il y a des hallucinations ou des erreurs de perception puis des croyances qui rendraient artificiellement le tout matériel [?], c’est bien plutôt à la suite du travail des rationalistes que les soucoupes disparaissent et c’est à la suite du travail des ufologues qu’elles prennent forme, rentrent dans des catégories, etc. » (p. 94) Il suffit en effet pour lui que des gens se mettent à discuter ou à écrire sur le sujet d’une façon ou d’une autre pour rendre les soucoupes volantes soit réelles, soit irréelles.

    Force est de constater ici que l’adhésion de l’auteur au relativisme n’est pas simplement méthodologique, mais constitue bien une affirmation de nature ontologique. Ce ne sont pas nos savoirs sur la réalité qui fluctuent, mais la réalité elle-même. On peut naturellement se demander si le projet scientifique même reste alors possible. Une réalité foncièrement instable rend caduque la répétabilité, qui est au cœur de la démarche scientifique : en toute logique, l’expérimentateur obtiendra en effet systématiquement des résultats consistants avec la réalité qu’il s’est choisie…

    IV. Une approche parcellaire

    Loin d’intégrer l’ensemble des acteurs de l’ufologie francophone, et alors même qu’il estime impossible de traiter ce sujet si tous ne sont pas inclus dans l’analyse (p. 116), l’auteur les trie sélectivement pour ne retenir que ceux susceptibles de conforter ce qu’il entend démontrer dès le départ. L’ufologie n’est présentée qu’à travers les quelques groupes de recherche et d’enquête amateurs en apparence à peu près sérieux (Hill, 2012), en particulier la Société belge pour l’étude des phénomènes spatiaux (Sobeps). En quoi la défunte Sobeps est-elle plus représentative de cette ufologie « croyante » que, par exemple, ce qui est surnommé la frange lunatique dans la littérature ? L’auteur ne dit rien non plus de la « web-ufologie » née avec internet, pourtant depuis le tournant du siècle siège essentiel des controverses ufologiques.

    L’approche sceptique du phénomène est quant à elle circonscrite à quatre de ses amis (cinq autres individus sont simplement mentionnés ou très brièvement décrits). De surcroît, l’un des quatre, Méheust ne peut, nous l’avons vu, que difficilement en être considéré un représentant . Comment tirer des conclusions aussi définitives à partir d’un échantillon si réduit ? Lagrange ignore délibérément l’approche sceptique lorsqu’elle teste la pertinence de ses hypothèses avec la méthodologie expérimentale (voir notamment la thèse de doctorat en psychologie de la perception de Jimenez, 1994) ou quasi-expérimentale, à travers par exemple la reproduction d’observations en tirant parti du saros (Cnegu, 1994). Sans cela, il ne pourrait affirmer que « l’ufologue qui réalise une enquête ne peut pas profiter des résultats obtenus sur cette enquête pour l’enquête suivante [et] doit recommencer à zéro la fois suivante » (p. 273), constat sur lequel repose le concept de « scientifique nomade ». Or, pour les observations de masse de rentrées atmosphériques ou de bolides, qui représentent somme toute une fraction significative des rapports d’ovnis allégués, les données d’enquêtes antérieures (répartition géographique des témoins, évaluations angulaires, enregistrements photographiques ou vidéos, etc.) permettent justement de définir des caractéristiques communes, nécessaires pour comprendre des méprises ou clore des pistes, et parvenir à la connaissance des faits réels.

    Le plus étonnant reste que l’auteur ne discute pas de la façon dont le Centre national d’études spatiales (Cnes), à travers le Groupe d’étude des phénomènes aérospatiaux non-identifiés (Gepan) et ses avatars ultérieurs (Sepra, Geipan), étudie le phénomène ovni continûment depuis 1977. Il ne dit rien des protocoles mis en place, des enquêtes de terrain réalisées, de ce qui les distinguerait le cas échéant de celles menées par les groupes amateurs, ni des controverses qu’elles ont déclenchées (pour une critique sceptique des travaux du Cnes en ce domaine, voir Rossoni, Maillot & Déguillaume, 2007). On ne sait donc où cet organisme officiel se place dans le cadre de son analyse. Les parcours des membres du Geipan et de son comité d’experts le Copeipan, dont il a pourtant lui-même fait partie, ne présenteraient-ils curieusement aucun intérêt dans une étude centrée sur « la question du partage entre science et croyance » ?

    V. Ethnographie de l’ufologie ou étude d’un cas singulier ?

    Une bonne partie de la thèse est de nature autobiographique. Lagrange explique l’ensemble de ses activités ufologiques (écrire des articles et entrer dans le comité de rédaction de revues ufologiques, participer à des congrès d’ufologie, contribuer aux recherches de ses amis/informateurs ufologues) uniquement par son intérêt pour l’étude ethnographique de ce micromilieu. Rien pourtant dans son travail n’indique au cours de ces années quelque préparation d’enquête que ce soit, de stratégie(s) définie(s), pas même d’objet d’étude clairement circonscrit. Ce n’est que rétroactivement qu’il revêtira l’habit du sociologue en situation d’observation participante (« à cette époque l’idée d’étudier en ethnographe ce milieu ne me vient pas à l’esprit », p. 156). Avant que le sociologue des sciences relativiste Bruno Latour ne l’accueille et le forme, il n’avait simplement « aucun sujet de recherche précis » (p. 2).

    De fait, l’auteur ne s’embarrasse point d’études statistiques, d’enquêtes par entretiens ou de questionnaires afin d’étayer la compréhension sociologique de son objet d’étude. Il se focalise en pratique sur un unique sujet, Thierry Pinvidic, dont il dit pourtant que « l’attitude qu’il défendait n’était pas liée à ses idées sceptiques » (p. 196). Le mouvement sceptique apparaît en réalité assez divers et ne peut certainement pas être appréhendé à partir d’un seul cas, aussi intéressant soit-il. Après un livre de jeunesse où il soutenait encore l’hypothèse extraterrestre (Pinvidic, 1979), Pinvidic a été l’éditeur scientifique d’un ouvrage collectif, OVNI, vers une anthropologie d’un mythe contemporain (Pinvidic, 1993). Seul parmi ses informateurs à avoir privilégié l’approche sociologique du phénomène, il se trouve par ailleurs en désaccord théorique avec son ami ethnographe : « Pour [Pinvidic] qui tente de sortir l’ufologie de la croyance aux extraterrestres il est impensable d’en faire une sociologie qui ne soit pas l’étude d’une erreur. Pour moi au contraire l’erreur est précisément de vouloir entreprendre une sociologie de l’erreur. » (p. 197)

    Les sceptiques se réfèrent généralement davantage à des travaux relevant de la psychologie que de la sociologie (voir par exemple Spanos, Cross, Dickson et Dubreuil, 1993 ; Jimenez, 1994). La psychologie anomalistique, domaine en plein développement à l’heure actuelle, se penche pour sa part plus particulièrement sur les récits d’enlèvements par des extraterrestres (Clancy, 2005 ; Holt, Simmonds-Moore, Luke, & French, 2012 ; Cardena, Lynn & Krippner, 2013 ; French & Stone, 2013). Par principe, Lagrange ne veut pas entendre parler de psychologie en matière de rapports d’ovni, et encore moins tenir compte des résultats expérimentaux obtenus par cette discipline.

    L’auteur fait donc reposer l’essentiel de sa double démonstration sur l’observation approfondie d’un même sujet. Pinvidic est ainsi convoqué à la fois pour montrer le caractère pseudoscientifique du sceptique (car rechignant à s’associer à des sociologues, tels que l’auteur), puis, en compagnie de Monnerie (1977, 1979), pour démontrer cette fois le caractère scientifique du défenseur de l’hypothèse extraterrestre (car apte à monter des réseaux sociotechniques, comme par exemple un réseau de surveillance photographique du ciel). En fait, les quelques ufologues à s’être comportés « dignement en tant qu’amateurs » (p. 218) dans les années 1970 sont « les mêmes que l’on retrouve sceptiques au début des années 1980 » (p. 220).

    Seulement, bien qu’ayant eu la possibilité de nouer des alliances avec des réseaux de sociologues, ses anciens amis continuent de s’intéresser plus à l’ufologie qu’à la sociologie des sciences relativiste. Du coup, Lagrange leur reproche d’avoir opté pour la sociologie qui dénonce les illusions et les croyances (« un mélange entre la sociologie critique et le statut d’ancien stalinien », p. 178), de se prendre pour des sociologues en discutant le sujet (p. 126), d’avoir la volonté de ne surtout pas transformer les ovnis en objet de science (p. 146), de prolonger les disputes sur leur existence de telle façon qu’aucun fait ne serait jamais produit (p. 331) et ne donne pas tort aux ufologues défendant l’hypothèse extraterrestre qui explique être les véritables sceptiques (p. 132).L’auteur semble au bout du compte, et d’une façon hautement subjective, simplement inverser ce discours de dénonciation dont il affirmait pourtant vouloir se démarquer.

    VI. Des démonstrations problématiques

    Lagrange use couramment dans ses démonstrations de sophismes ou de paralogismes (comme cela a déjà été souligné dans Maugé, 2001), enchaînant analogies boiteuses (cf. p. 34), faux dilemmes (cf. p. 37), implications infondées (non sequitur) (cf. p. 307-308), raisonnements circulaires (cf. p. 308) et autres principes d’explosion (ex contradictione sequitur quodlibet) (cf. p. 346). Pour lui, par exemple, soit on croit soi-même naïvement à la pensée magique, soit on doit renoncer illico au concept de croyance. Or, différents chercheurs ont depuis longtemps proposé des définitions élargies de la notion de rationalité ou distingué plusieurs types ou niveaux de rationalité, sans par conséquent faire appel pour expliquer des idées non fondées objectivement ni à des théories explicatives irrationnelles (au sens cognitif) du type pensée magique, mentalité prélogique, besoins psychologiques inconscients, etc. ni à la théorie exotique des réalités multiples chère à l’auteur. En fait, ce dernier prétend souvent avoir démontré ce qu’il s’est en réalité contenté d’affirmer.

    De plus, nombre de ses affirmations successives paraissent logiquement incompatibles. Le discours qu’il déploie lui permet, au coup par coup, d’affirmer une chose puis son contraire, en fonction de ses besoins argumentatifs immédiats :

    - L’ufologie est une science normale : « nous allons voir, comme Collins et Pinch l’ont montré à propos de la parapsychologie, qu’ »en ufologie, rien ne se passe qui ne soit scientifique » » (p. 203) ; « l’ufologie [...] est une « science » qui produit un nouveau type d’objet et sa normalité est démontrée par le fait que le programme Seti se retrouve exactement dans la même situation » (p. 335). Remarquons que le programme de recherche d’intelligence extraterrestre Seti ne relève lui-même pas de la science normale pour un épistémologue comme Pigliucci (2010), ce qui invaliderait l’argument.

    - L’ufologie n’est pas une science normale : « nous proposerons de rendre compte de l’ufologie en opposant le travail de la science, décrit comme un effort pour domestiquer et sédentariser les faits, et le travail de l’ufologie, décrit comme une science nomade, qui oblige sans cesse à recommencer l’analyse. […] Alors que la science « normale » (ou sédentaire) consiste à toujours plus étendre le réseau scientifique pour englober et produire toujours plus de faits scientifiques, la science « nomade » consiste à construire les dispositifs de production de faits les plus légers possibles et au lieu d’enrôler toujours plus de faits, se déplacer de faits en faits en remettant en place le dispositif ufologique. » (p. 205)

    - L’ufologie n’est pas une science : « je n’ai pas dit ni voulu montrer que l’ufologie est une science comme Seti » (p. 327) ; « l’ufologie [...] n’est sans doute pas non plus une science » (p. 333).

    - L’ufologie redéfinit la notion même de science : « cette ufologie, loin de chercher à être une science, redéfinit en fait la notion de science dans sa façon de produire des faits » (p. 238).

    L’auteur a encore besoin en vérité de redéfinir lui-même, ou à défaut de rendre plurivoque, des notions fondamentales pour atteindre son objectif. Il retient de son ancien maître Bruno Latour que la science consiste en la production de faits pouvant devenir des acteurs sociaux : « le plus important n’est pas la « découverte de la vérité », mais la capacité à transformer les faits en acteurs sociaux », « de participer à la construction de la société en sociabilisant les non humains » (p. 327). La démarche scientifique se caractérise alors pour lui uniquement en termes sociaux : appartenance à un certain milieu social, intégration au monde académique, souci de calmer les controverses et volonté de les limiter aux acteurs compétents (ce qui ne l’empêche pas de se prononcer parallèlement, faisant fi de toute logique argumentative, pour la négociation des contenus scientifiques par l’opinion). Le rôle des contenus cognitifs, des méthodologies et confirmations empiriques dans la fabrication des connaissances scientifiques est sciemment négligé.

    Il devient dès lors possible de conclure que l’approche des sceptiques n’a rien de scientifique (« leur pratique n’avait rien à voir avec la pratique scientifique, non pas du point de vue du contenu qui aurait pu paraître dans des revues académiques, mais du point de vue de leur fonctionnement, de leur trajectoire »), de les désigner comme « ceux qui avaient définitivement ruiné la possibilité de domestiquer les soucoupes, d’en faire des êtres sociaux » et de trouver in fine « plus de science » chez les apologistes des hypothèses extraordinaires (p. 142).

    Le mot « fait » revêt quant à lui une signification variable. Concernant l’existence possible d’extraterrestres proches, « Seti se retrouve devant des faits qui présentent le même type de caractéristique que l’ovni » (p. 205). Mais l’ufologue « ne produit pas de fait puisque rien de ce qu’il recueille ne tient, n’est capable de résister à la critique » (p. 274). Il n’en conclut pas moins que « Seti a un réseau et pas de faits, alors que l’ufologie a des faits mais pas de réseau » (p. 327-328)… Cependant, « la distinction entre les faits et les non-faits, cela revient à réintroduire le jugement de notre époque, cette doctrine des choses actuelles dont parlait Bergson ». Impossible par conséquent de « distinguer entre des non-faits alchimiques ou astrologiques et des faits expérimentaux chimiques ou astronomiques » (p. 29).

    Enfin, pour présenter un dernier exemple d’incohérences, si l’auteur plaide abstraitement pour une négociation et une cohabitation entre les savoirs (p. 108), il n’admet pas en pratique que diverses manières d’envisager sa discipline puissent coexister : « On ne peut pas avoir en même temps une sociologie des sciences […] et de l’autre une sociologie de la croyance […]. Impossible d’avoir ces deux sociologies en même temps. C’est comme d’imaginer que le système de Ptolémée et celui de Copernic soient vrais en même temps. » (p. 102) Étrangement, il ne semble alors plus considérer que plusieurs façons de construire le réel ou que des pratiques scientifiques diversifiées (p. 18) soient possibles.

    Conclusion

    « Le vrai débat, ce n’est pas : « est-ce que c’est des fumistes ou pas ? ». Le vrai débat, c’est que longtemps on a pensé qu’il y avait véritablement l’opinion, le public, les non-experts et puis le domaine de l’expertise qui nécessitait des outils très précis, très particuliers. Et qu’est-ce que nous apprend l’affaire Bogdanoff ? Si on regarde l’histoire, ils n’ont pas triché – je veux dire ils n’ont pas recopié la thèse de quelqu’un d’autre –, ils ont fait chacun une thèse et ils l’ont obtenu devant un jury. Cela nous enseigne une leçon : ce n’est peut-être pas si compliqué d’être expert. » Pierre Lagrange, « Le changement climatique : science ou pseudoscience ? », Université de Lausanne, 5 mars 2012.

    La distinction opérée entre une ufologie « croyante » qui posséderait un caractère scientifique et une ufologie « sceptique » qui ne le serait pas du tout demeure à l’issue de cette étude très problématique. Si les ufologues ont inventé « un type de science différent », que l’auteur appelle donc science nomade, grâce aux enquêtes de terrain (p. 205), pour quel motif refuse-t-il ce statut de scientifiques nomades aux sceptiques qui réalisent également des (contre-)enquêtes ? Si une telle activité permet d’engranger des faits, pourquoi les enquêtes menées par ces derniers ne le permettraient-elles pas ? Quid, par exemple, des méprises avérées avec des objets au final bien identifiés (astres, rentrées atmosphériques, etc.) ? Ne peut-on les considérer comme des faits scientifiquement établis ? Leurs pratiques ne se rapprocheraient-elles alors pas davantage d’activités scientifiques normales, contrairement à ce que tente de soutenir l’auteur ?

    Au final, on ne peut qu’être déçu à la lecture de cette étude au long cours de Pierre Lagrange, qui nous semble plus obscurcir qu’éclairer le débat sur la nature du phénomène. Les sciences humaines et sociales peuvent, et doivent à nos yeux, étudier aussi bien le phénomène ovni stricto sensu que les croyances censées l’expliquer. Elles sont aptes à engager le débat ontologique sur la nature des expériences inhabituelles que sont les observations d’ovnis ou les « abductions » extraterrestres (voir sur ce sujet Abrassart, 2013).

    Certains auteurs aux penchants relativistes nous objecteront vraisemblablement que les incohérences, paradoxes et contradictions décelés ne sont qu’apparents et que nous avons échoué à appréhender la profondeur des arguments exposés. Pour notre part, nous ne considérons pas être tenus de faire une herméneutique de textes présentés comme étant de nature scientifique, c’est-à-dire en l’occurrence de spéculer sur ce que le sociologue des sciences a peut-être réellement voulu exprimer sous son discours de surface. La pratique scientifique exige une écriture claire et non pas volontairement ambiguë. Dans ce cadre, ce n’est certainement pas aux lecteurs d’y projeter le sens que leur auteur a potentiellement cherché à y mettre, mais à ce dernier d’expliciter son argumentation de la manière la plus limpide et la plus logique possibles.

    David Rossoni et Jean-Michel Abrassart

    [1] Jean-Michel Abrassart réalise actuellement un doctorat en psychologie à l’Université Catholique de Louvain (Louvain-la-Neuve, Belgique) sur le soucoupisme, c’est-à-dire la croyance dans l’hypothèse extraterrestre pour expliquer le phénomène ovni. David Rossoni, historien de formation, a publié sur le même sujet un livre (Les OVNI du CNES : 30 ans d’études officielles (1977-2007), pour la collection zététique dirigée par Henri Broch) et plusieurs articles (Pour la science, Skeptical Inquirer…).

    RÉFÉRENCES BIBLIOGRAPHIQUES

    • Abrassart J-M., 2013, “Paranormal Phenomena: Should Psychology Really Go Beyond the Ontological Debate?” Journal of Exceptional Experiences and Psychology, n°1(1), pp. 18-23.
    • Boudon R., 2008,Le relativisme, Paris, PUF.
    • Cardena E., Lynn S. J. & Krippner S., Eds, 2013, Varieties of anomalous experience – Examining the scientific evidence (Second Edition),Washington, APA.
    • Carrier R., 2012,Proving History: Bayes’s Theorem and the Quest for the Historical Jesus, New York, Prometheus Books.
    • Clancy S., 2005,Abducted: Why people come to believe they were abducted by aliens, London, Harvard University Press.
    • Claverie E., 2004, Les guerres de la Vierge,Paris, Gallimard.
    • Cnegu, 1994, Opération Saros (1976-1994) – Des ovnis reproductibles, une hypothèse vérifiée, [en ligne] http://cnegu.info/pdf/Saros-1976.pdf (13 avril 2013).
    • François S. et Kreis E., 2010, Le complot cosmique : Théorie du complot, ovnis, théosophie et extrémisme politique, Milan, Archè.
    • French C.C. & Stone A., 2013, Anomalistic Psychology: Exploring Paranormal Belief and Experience, Basingstoke, Palgrave Macmillan.
    • Hill S., 2012, “Amateur Paranormal Research and Investigation Groups Doing “Sciencey” Things”, Skeptical Inquirer,n°36(2).
    • Holt N.J., Simmonds-Moore C., Luke D. & French C., 2012, Anomalistic Psychology, Basingstoke, Palgrave Macmillan.
    • Jimenez M., 1994, Témoignage d’OVNI et psychologie de la perception. Thèse de doctorat en psychologie, Université Paul-Valéry Montpellier 3.
    • Jung C. G., 1996 [1958], Un mythe moderne – Des « Signes du ciel », Paris, Gallimard.
    • Kuhn T. S., 1983 [1962], La Structure des révolutions scientifiques, Paris, Flammarion.
    • Lagrange P., 2000, « Reprendre à zéro : Pour une sociologie irréductionniste des ovnis », Inforespace,n°100, pp. 60-75.
    • Lagrange P., 2007, Ovnis : Ce qu’Ils ne veulent pas que vous sachiez, Paris, Presses du Châtelet.
    • Lagrange P., 2009, Une ethnographie de l’ufologie – La question du partage entre science et croyance, Thèse de doctorat en sociologie, École des hautes études en sciences sociales / Université d’Avignon et des pays du Vaucluse.
    • Lahire B., Cibois P., Desjeux D. et al., 2001, Analyse de la thèse de Madame Elizabeth Teissier soutenue le 7 avril 2001 à l’Université Paris V et intitulée : Situation épistémologique de l’astrologie à travers l’ambivalence fascination/rejet dans les sociétés postmodernes, [en ligne] http://www.homme-moderne.org/societe/socio/teissier/analyse/ (20 avril 2013).
    • Maugé C., 2001, « Science et sociologie des sciences, ou parti pris ? », Inforespace, n°103, pp. 23-38.
    • Méheust B., 1978, Science-fiction et soucoupes volantes – Une réalité mythico-physique, Paris, Mercure de France.
    • Monnerie M., 1977, Et si les ovnis n’existaient pas ?, Paris, Les Humanoïdes Associés.
    • Monnerie M., 1979, Le Naufrage des Extraterrestres, Paris, Nouvelles Éditions Rationalistes.
    • Olivier de Sardan J.-P., 2008, La rigueur du qualitatif : Les contraintes empiriques de l’interprétation socio-anthropologique, Louvain-la-Neuve, Éditions Bruylant.
    • Pigliucci M., 2010,Nonsense on Stilts: How to Tell Science from Bunk, Chicago, University of Chicago Press.
    • Pigliucci M. & Boudry M., Eds, 2013, 06-07-2014 om 11:40 geschreven door peter  
      0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
      Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Discovery Expands Search for Earthlike Planets

    Une nouvelle planète tellurique, OGLE-2013-BLG-0341, découverte par la technique du microlensing gravitationnel, à 3000 AL de la Terre. Elle gravite autour d'une des deux composantes d'un système binaire. Bien qmère, ce qui la situerait dans la ZH de notre système, son soleil est beaucoup plus faible que Sol.
    Ainsi, la planète est plus froide que la Terre, plus froide, en fait,qu'Europe,
    environ -213° C.
    Brrr !

    http://news.osu.edu/news/2014/07/03/planet-discovery-expands-search-for-earthlike-planets/

    Discovery Expands Search for Earthlike Planets

    Newly spotted frozen world orbits in a binary star system

    By: Pam Frost Gorder

    Image credit: Cheongho Han, Chungbuk National University, Republic of Korea

    Downloadable video

    COLUMBUS, Ohio—A newly discovered planet in a binary star system located 3,000 light-years from Earth is expanding astronomers’ notions of where Earth-like—and even potentially habitable—planets can form, and how to find them.

    At twice the mass of Earth, the planet orbits one of the stars in the binary system at almost exactly the same distance from which Earth orbits the sun.  However, because the planet’s host star is much dimmer than the sun, the planet is much colder than the Earth—a little colder, in fact, than Jupiter’s icy moon Europa.

    Andrew Gould

    Four international research teams, led by professor Andrew Gould of The Ohio State University, published their discovery in the July 4 issue of the journal Science.

    The study provides the first evidence that terrestrial planets can form in orbits similar to Earth’s, even in a binary star system where the stars are not very far apart.  Although this planet itself is too cold to be habitable, the same planet orbiting a sun-like star in such a binary system would be in the so-called “ habitable zone” —the region where conditions might be right for life.

    “This greatly expands the potential locations to discover habitable planets in the future,” said Scott Gaudi, professor of astronomy at Ohio State. “Half the stars in the galaxy are in binary systems.  We had no idea if Earth-like planets in Earth-like orbits could even form in these systems. ”

    Very rarely, the gravity of a star focuses the light from a more distant star and magnifies it like a lens. Even more rarely, the signature of a planet appears within that magnified light signal. The technique astronomers use to find such planets is called gravitational microlensing , and computer modeling of these events is complicated enough when only one star and its planet are acting as the lens, much less two stars.

    Scott Gaudi

    When the astronomers succeeded in detecting this new planet, they were able to document that it produced two separate signatures—the primary one, which they typically use to detect planets, and a secondary one that had previously been only hypothesized to exist.Searching for planets within binary systems is tricky for most techniques, because the light from the second star complicates the interpretation of the data. "But in gravitational microlensing,” Gould explained, "we don't even look at the light from the star-planet system.  We just observe how its gravity affects light from a more distant, unrelated, star.  This gives us a new tool to search for planets in binary star systems."

    The first was a brief dimming of light, as the planet’s gravity disrupted one of the magnified images of the source star. But the second effect was an overall distortion of the light signal.

    “Even if we hadn’t seen the initial signature of the planet, we could still have detected it from the distortion alone,” Gould said, pointing to a graph of the light signal. “The effect is not obvious.  You can't see it by eye, but the signal is unmistakable in the computer modeling.”

    Gaudi explained the implications.

    “Now we know that with gravitational microlensing, it’s actually possible to infer the existence of a planet—and to know its mass, and its distance from a star—without directly detecting the dimming due to the planet,” he said. “We thought we could do that in principle, but now that we have empirical evidence, we can use this method to find planets in the future.”

    The nature of these distortions is still somewhat of a mystery, he admitted.

    “We don't have an intuitive understanding of why it works. We have some idea, but at this point, I think it would be fair to say that it’s at the frontier of our theoretical work.”

    The planet, called OGLE-2013-BLG-0341LBb, first appeared as a “dip” in the line tracing the brightness data taken by the OGLE (Optical Gravitational Lensing Experiment) telescope on April 11, 2013. The planet briefly disrupted one of the images formed by the star it orbits as the system crossed in front of a much more distant star 20,000 light-years away in the constellation Sagittarius.

    “Before the dip, this was just another microlensing event,” Gould said. It was one of approximately 2,000 discovered every year by OGLE, with its new large-format camera that monitors 100 million stars many times per night searching for such events.

    “It’s really the new OGLE-IV survey that made this discovery possible,” he added. “They got a half dozen measurements of that dip and really nailed it.”  From the form of the dip, whose “wings” were traced out in MOA (Microlensing Observations in Astrophysics) data, they could see that the source was headed directly toward the central star.

    Then, for two weeks, astronomers watched the magnified light continue to brighten from telescopes in Chile, New Zealand, Israel and Australia. The teams included OGLE, MOA, MicroFUN (the Microlensing Follow Up Network), and the Wise Observatory .

    Even then, they still didn’t know that the planet’s host star had another companion—a second star locked into orbit with it. But because they were already paying close attention to the signal, the astronomers noticed when the binary companion unexpectedly caused a huge eruption of light called a caustic crossing.

    By the time they realized that the lens was not one star, but two, they had captured a considerable amount of data—and made a surprising discovery: the distortion.

    Weeks after all signs of the planet had faded, the light from the binary-lens caustic crossing became distorted, as if there were a kind of echo of the original planet signal.

    Intensive computer analysis by professor Cheongho Han at Chungbuk National University in Korea revealed that the distortion contained information about the planet—its mass, separation from its star, and orientation—and that information matched perfectly with what astronomers saw during their direct observation of the dip due to the planet. So the same information can be captured from the distortion alone.

    This detailed analysis showed that the planet is twice the mass of Earth, and orbits its star from an Earth-like distance, around 90 million miles. But its star is 400 times dimmer than our sun, so the planet is very cold—around 60 Kelvin (-352 degrees Fahrenheit or -213 Celsius), which makes it a little colder than Jupiter’s moon Europa. The second star in the star system is only as far from the first star as Saturn is from our sun. But this binary companion, too, is very dim.

    Still, binary star systems composed of dim stars like these are the most common type of star system in our galaxy, the astronomers said. So this discovery suggests that there may be many more terrestrial planets out there—some possibly warmer, and possibly harboring life.

    Three other planets have been discovered in binary systems that have similar separations, but using a different technique. This is the first one close to Earth-like size that follows an Earth-like orbit, and its discovery within a binary system by gravitational microlensing was by chance.

    “Normally, once we see that we have a binary, we stop observing. The only reason we took such intensive observations of this binary is that we already knew there was a planet,” Gould said. “In the future we’ll change our strategy.”

    In particular, Gould singled out the work of amateur astronomer and frequent collaborator Ian Porritt of Palmerston North, New Zealand, who watched for gaps in the clouds on the night of April 24 to get the first few critical measurements of the jump in the light signal that revealed that the planet was in a binary system. Six other amateurs from New Zealand and Australia contributed as well.

    Other project collaborators hailed from Ohio State, Warsaw University Observatory , Chungbuk National University, Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics, University of Cambridge, Universidad de Concepción, Auckland Observatory, Auckland University of Technology, University of Canterbury, Texas A&M University, Korea Astronomy and Space Science Institute , Solar-Terrestrial Environment Laboratory , University of Notre Dame , Massey University, University of Auckland, National Astronomical Observatory of Japan, Osaka University, Nagano National College of Technology , Tokyo Metropolitan College of Aeronautics , Victoria University , Mt. John University Observatory , Kyoto Sangyo University, Tel-Aviv University and the University of British Columbia.

    Funding came from the National Science Foundation , NASA (including a NASA Sagan Fellowship), European Research Council, Polish Ministry of Science and Higher Education , National Research Foundation of Korea , U.S.-Israel Binational Science Foundation , Japan Society for the Promotion of Science , Marsden Fund from the Royal Society of New Zealand and the Israeli Centers of Research Excellence.

    {http://www.osu.edu/}

    06-07-2014 om 00:54 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Les énigmatiques structures métalliques dela "vallée de la mort" en Sibérie

    Connaissez-vous ?

     http://voltair.free.fr/tunguska/uvarov_01.html

    Sibérie et Tunguska

    Carte Tunguska, Siberia...


    Les énigmatiques structures métalliques dela "vallée de la mort" en Sibérie

    Très peu peuplée, la vaste région du Yakutia, en Sibérie, est       parsemée d'étranges structures métalliques et manifeste les stigmates évidents d'explosions de type nucléaire se produisant tous les six ou sept siècles.

     
    Au nord-ouest du Yakutia, en Sibérie, dans le bassin de la haute rivière Viliuy, s'étend une région d'accès difficile qui porte les marques d'un cataclysme ancien d'environ 800 ans responsable de la dévastation de l'en­semble du massif forestier et de la dispersion des roches sur une surface de plusieurs cen­taines de kilomètres carrés. Éparpillés dans cette zone, de mystérieux objets métalliques ont été régulièrement observés, enfouis plus ou moins profondément dans le permafrost. A la surface, leur présence n'est trahie que par des sites occupés par une étrange végétation. L'ancien nom de cette région : Uliuiu Cherkechekh signifie : "la Vallée de la Mort".

    Depuis des années, le peuple Yakut a fui cette lointaine région qui a exercé, et exerce encore, une influence puissante sur le sort, non seulement des sociétés locales, mais de la planète entière.
    Après avoir compulsé de nombreux rapports et documents de tous genres, nous avons décidé de vous informer d'une chose qui pourrait changer notre perception du monde et celle de notre place en son sein, en espérant que vous saurez y trouver quelque intérêt.
    Afin de dépeindre un tableau le plus achevé possible, nous avons scindé en trois cet article. La première partie décrit les faits et donne les témoignages sous leur forme originale. La seconde examine les anciennes légendes locales et la poésie épique de peuplades voisines au sujet d'étranges phénomènes. Ceci est important car vous pourrez ainsi mener votre propre enquête et apprécier par vous-mêmes chaque détail de la narration. Enfin, nous envisagerons ce qui pourrait se cacher derrière tout cela [N d. E : voir 2e partie].

    Témoignages

    La région peut être décrite comme un immense marécage, alternant avec une taïga quasiment infranchissable, et couvrant une surface de plus 100 000 kilomètres carrés. De curieuses rumeurs circulent à son sujet à propos de structures métalliques d'origine inconnue réparties sur son étendue.
    Pour découvrir l'origine de ces rumeurs qui, de manière imperceptible, sont restées persistantes sur le sujet, nous avons dû plonger dans l'histoire antique locale pour redécouvrir ses croyances et ses légendes. Nous sommes parvenus à reconstituer certains éléments de paléotoponymie et ceux-ci coïncident étonnamment avec le contenu des légendes anciennes. Tout indiquait que les légendes et rumeurs faisaient référence à des sites bien précis.

    Dans les temps anciens, la Vallée de la Mort était sur la toute empruntée par les nomades Evenk. Elle reliait Bodaibo à Annybar et menait jusqu'à la côte de la Mer de Laptev. Jusqu'en 1936 un marchand du nom de Savvinov fit son commerce sur cette route. Lorsqu'il cessa ses activités les habitants abandonnèrent progressivement les lieux. Finalement le vieux marchand et sa petite fille Zina s'installèrent à Siuldiukar. Quelque part sur une bande de terre entre deux rivières, en un lieu connu sous le nom de Kheldyu ("maison de fer" en langue locale), le vieil homme la conduisit à une petite arche basse de couleur rougeâtre où, après un passage en spirale, se succédaient un certain nombre de chambres de métal dans lesquelles ils passèrent la nuit. Le grand-père de Zina lui raconta que, même par temps de gel des plus sévères, il y faisait chaud comme en été.
    Il y eut jadis, parmi les chasseurs locaux, des hommes téméraires qui venaient dormir dans ces chambres. Mais ils tombaient par la suite gravement malades et ceux qui y avaient séjourné plusieurs nuits d'affilée trépassaient rapidement. Les Yakut donnèrent à ces sites la réputation d'être "très maléfiques, marécageux et évités par les animaux." La localisation de ces constructions n'était connue que des anciens chasseurs qui les avaient visitées. Nomades, ils connaissaient les particularités de la région. Pour eux, savoir où il était prudent d'aller et où il ne l'était pas constituait une nécessité vitale. Leurs descendants, devenus sédentaires, ont perdu cette connaissance.
    Aujourd'hui, les seuls indices de l'existence de ces sites sont les noms anciens de lieux qui ont survécu partiellement dans diverses légendes. Mais chaque toponyme recouvre des centaines, voire, des milliers de kilomètres carrés.

    En 1936, le long de la rivière Olguidakh ("lieu du chaudron"), un géologue guidé par de vieux indigènes découvrit une coupole hémisphérique de métal lisse, de ton rougeâtre, dé­passant du sol et dont le bord était si tranchant qu'on pouvait s'y "couper un ongle". La paroi était épaisse d'environ deux centimètres et la partie émergeant du sol représentait environ un cinquième du diamètre total. La coupole était inclinée, de sorte qu'un cavalier monté à dos de renne pouvait y pénétrer: Le géologue envoya une description à Yakutsk, le centre régional. En 1979 une expédition archéologique partie de Yakutsk tenta de retrouver cet hémisphère. Les membres de l'équipe étaient accompagnés d'un guide qui avait vu la structure plusieurs fois dans sa jeunesse, mais il déclara que le pays avait beaucoup changé et ils ne parvinrent pas à en retrouver la trace. Il faut dire que dans ce pays on peut passer à dix pas d'un objet sans le voir, ce qui explique le caractère fortuit des découvertes.
    En 1853, R. Maakun, explorateur connu dans la région, écrivait: "A Suntar (un hameau du Yakut) on m'apprit que dans la haute vallée de la Viliuy coule un affluent appelé Algy timirbit (ce qui signifie "le grand chaudron coulé").
    Près de sa rive, dans la forêt, se trouve un gigantesque chaudron en cuivre. Sa taille réelle reste inconnue car seul un bord dépasse du sol, mais plusieurs arbres poussent à l'intérieur... "
    N.D. Arkhipov, un chercheur des anciennes cultures du Yakutia, rapporte la même chose : "Parmi les populations du bassin de la Viliuy circule une légende ancienne concernant l'existence, dans le cours supérieur de cette rivière, de chaudrons en bronze ou olguis. Cette légende mérite qu'on s'y intéresse car les régions supposées receler ces chaudrons mythiques sont baignées de plusieurs cours d'eau portant le nom de Olguidakh, c'est-à-dire "Rivière du Chaudron".

    Voici un extrait d'une lettre écrite en 1996 par un autre visiteur de la Vallée de la Mort, Mikhail Koretsky, de Vladivostok :
    "J'y suis allé trois fois. La première fois c'était en 1933, j'avais dix ans. Je voyageais avec mon père, à la recherche d'un moyen de subsistance. Ensuite en 1937, sans mon père. Et la dernière fois en 1947 avec un groupe de jeunes. La Vallée de la Mort s'étend le long d'un affluent de la rive droite de la Viliuy. En fait il s'agit d'un chapelet de vallées tout au long de sa plaine inondable. Chaque fois, nous étions accompagnés d'un guide Yakut. Nous n'y allions pas en quête de douceur de vivre, mais d'or sans crainte en fin de saison, de se faire voler ou de recevoir une balle dans la nuque, grâce à l'isolement de la région.
    Quant aux objets mystérieux, il doit y en avoir un grand nombre, car en trois saisons j'ai vu sept de ces "chaudrons". Ils m'ont laissé com­plètement perplexe, d'abord par leur taille : ils avaient tous six à neuf mètres de diamètre.
    Ensuite à cause de l'étrange métal dont ils étaient faits. Tout le monde a écrit que c'était du cuivre, mais je suis certain qu'il s'agissait d'un autre élément car même avec un ciseau à froid très affûté il n'y avait pas moyen d'entamer les chaudrons (nous avons essayé plusieurs fois). Ce métal ne se rompt pas et ne peut être martelé, alors que sur du cuivre, le marteau aurait certai­nement laissé des marques. Mais ce "cuivre" est recouvert d'une couche d'un matériau inconnu qui ressemble à de l'émeri. Ce n'est pourtant ni un produit de l'oxydation, ni d'écailles métal­liques. On ne parvient ni à l'ébrécher, ni à en griffer la surface.
    Nous n'avons pas trouvé de galeries menant à d'autres salles. Mais j'ai remarqué, autour des chaudrons, que la végétation était anormale, complètement différente de celle des environs. Elle est plus luxuriante : des bardanes à grandes feuilles; du garrot de grande longueur; de l'her­be étrange, une fois et demie à deux fois la hauteur d'un homme. Dans un de ces chaudrons notre groupe de six personnes passa la nuit. Nous n'avons rien perçu de néfaste et nous sommes partis calmement sans avoir subi le moindre désagrément. Personne n'est tombé gravement malade par la suite. Les seules excep­tions furent qu'un de mes amis perdit tous ses cheveux trois mois plus tard, et que sur le côté gauche de ma tête, celui sur lequel j'avais dormi, sont apparus trois petits points dou­loureux de la taille d'un souffre d'allumette. J'ai depuis essayé de m'en débarrasser, en vain.
    Malgré tous nos efforts, nous ne sommes pas parvenus à prélever le moindre échantillon de ces chaudrons. La seule chose que j'ai pu ramener est une pierre. Pas une pierre ordinaire cependant : la moitié d'une sphère parfaite de six centimètres de diamètre. Elle était noire et ne portait aucune trace de manufacture, pourtant elle était lisse comme si elle avait été polie. Je l'ai ramassée sur le sol d'un des chaudrons.
    J'ai emmené mon souvenir de Yakutia au village de Samarka, district de Chuguyevka, dans la région de Primorsky (l'extrême orient soviétique), où résidaient mes parents en 1933. Je n'avais pas grand-chose à faire jusqu'à ce que ma grand-mère décide de construire une maison. Il fallait poser les vitres des fenêtres et il n'y avait pas un seul diamant coupe-verre dans tout le village. Alors, j'ai entrepris de rayer le verre avec le bord de cette demi-sphère de pierre et il s'est avéré que cela coupait avec une facilité décon­certante. A partir de ce moment ma pierre fut utilisée régulièrement comme diamant par tous nos proches et amis. En 1937, j'en fis cadeau à mon grand père, mais à l'automne de cette mê­me année il fut arrêté et emmené à Magadan où il survécut sans jugement jusqu'à sa mort en 1968. Aujourd'hui, personne ne sait ce qu'est devenue ma pierre..."
    Dans cette lettre, Koretsky souligne qu'en 1933 son guide Yakut lui avait raconté que "...cinq à dix ans auparavant il avait découvert plusieurs chaudrons sphériques (ils étaient parfaitement ronds) qui dépassaient bien au-dessus du sol (plus haut qu'un homme). Ils avaient l'air tout neufs. Plus tard, le chasseur les avait revus, cette fois brisés et éparpillés". Koretsky fait éga­lement remarquer que lorsqu'il fit une deuxième visite, quelques années plus tard, à un des chau­drons, celui-ci s'était considérablement enfoncé dans le sol.
    A. Gutenev et Yu. Mikhailovsky, deux chercheurs résidant à Mirny en Yakutia, rapportèrent qu'en 1971, un vieux chasseur appartenant au peuple Evenk leur avait appris que, dans la zone entre les deux rivières appelées Niugun Bootur ("héros flamboyant") et Atadarak ("lieu du har­pon à trois bords"), dépasse du sol la chose qui précisément donne son nom au lieu : un "très grand" harpon en fer à trois facettes. Tandis que dans la zone dite Kheliugur ("peuple de fer"), entre deux rivières, il y a un terrier en fer où gisent "des cyclopes, minces et noirs, vêtus de fer". Il se déclara capable d'y conduire quiconque le désirait, affirmant la proximité du site, mais personne ne le crut. Il est mort depuis.
    Un autre de ces objets fut, semble-t-il, couvert par la construction d'un barrage sur la Viliuy, un peu en aval de la Erbiie. Selon le récit d'un des constructeurs du projet hydroélectrique de la Viliuy, lorsqu'ils creusèrent un canal de déviation pour assécher le talweg principal ils découvrirent une "plaque" convexe en métal. Pressés par les délais, les responsables du projet firent une inspection de routine et donnèrent l'ordre de poursuivre les travaux.

    Il existe une foison de récits émanant de personnes qui sont tombées par hasard sur des constructions de ce genre, mais à défaut d'indications précises il est extrêmement difficile de les localiser, tant ce pays est d'une monotonie déprimante.
    Certains anciens ont un jour raconté que, dans un lieu appelé Tong Duurai, coule un ruisseau appelé Ottoamokh ("des trous dans le sol") autour duquel existent des cavités incroyablement profondes connues sous le nom de "gouffres ricanants". Cette même appellation apparaît dans des légendes qui y situent la demeure d'un géant flamboyant et destructeur des alentours. Chaque six ou sept siècles, une monstrueuse boule de feu jaillit de ce lieu et, soit explose juste après sa sortie, soit s'envole dans le lointain pour (selon les chroniques et légendes locales) exploser au loin. Elle a pour effet de transformer une région s'étendant sur des centaines de kilomètres en un désert calciné parsemé d'éclats rocheux.
    Les légendes Yakutes font de nombreuses références à des explosions, tourbillons de feu et autres sphères incandescentes montant dans les airs. Tous ces phénomènes sont, de toutes façons, asso­ciés aux mystérieuses constructions métalliques que l'on trouve dans la Vallée de la Mort. Certaines sont décrites comme des "maisons de fer" grandes et rondes prenant appui sur un certain nombre de supports latéraux. Elles n'ont ni porte ni fenêtre, seulement un "large trou d'homme" au sommet du dôme. Certaines se sont presque entièrement enfoncées dans le permafrost, ne laissant apparaître en surface qu'une protubérance arquée à peine visible. Des témoins qui ne se connaissent pas décrivent de la même manière ces "maisons de métal sonore". D'autres objets sont éparpillés dans la région comme des couvercles, sphériques en métal qui coiffent quelque chose d'inconnu. Les légendes Yakutes racontent que les mystérieuses sphères de feu sont produites par "un orifice qui crache la fumée et le feu" au centre d'un "couvercle d'acier fracassant".

    Il existe une foison de récits émanant de personnes qui sont tombées par hasard sur des constructions de ce genre, mais à défaut d'indications précises il est extrêmement difficile de les localiser, tant ce pays est d'une monotonie déprimante.
    Certains anciens ont un jour raconté que, dans un lieu appelé Tong Duurai, coule un ruisseau appelé Ottoamokh ("des trous dans le sol") autour duquel existent des cavités incroyablement profondes connues sous le nom de "gouffres ricanants". Cette même appellation apparaît dans des légendes qui y situent la demeure d'un géant flamboyant et destructeur des alentours. Chaque six ou sept siècles, une monstrueuse boule de feu jaillit de ce lieu et, soit explose juste après sa sortie, soit s'envole dans le lointain pour (selon les chroniques et légendes locales) exploser au loin. Elle a pour effet de transformer une région s'étendant sur des centaines de kilomètres en un désert calciné parsemé d'éclats rocheux.

    vue d'artiste
    vue d'artiste        

    Les légendes Yakutes font de nombreuses références à des explosions, tourbillons de feu et autres sphères incandescentes montant dans les airs. Tous ces phénomènes sont, de toutes façons, asso­ciés aux mystérieuses constructions métalliques que l'on trouve dans la Vallée de la Mort. Certaines sont décrites comme des "maisons de fer" grandes et rondes prenant appui sur un certain nombre de supports latéraux. Elles n'ont ni porte ni fenêtre, seulement un "large trou d'homme" au sommet du dôme. Certaines se sont presque entièrement enfoncées dans le permafrost, ne laissant apparaître en surface qu'une protubérance arquée à peine visible. Des témoins qui ne se connaissent pas décrivent de la même manière ces "maisons de métal sonore". D'autres objets sont éparpillés dans la région comme des couvercles, sphériques en métal qui coiffent quelque chose d'inconnu. Les légendes Yakutes racontent que les mystérieuses sphères de feu sont produites par "un orifice qui crache la fumée et le feu" au centre d'un "couvercle d'acier fracassant".
    Il s'agit aussi de la source des tourbillons de feu qui, d'après les descriptions, ressemblent fort aux effets des explosions atomiques d'aujourd'hui. Environ un siècle avant chaque explosion ou série d'explosions, une sphère flamboyante fusait à très grande vitesse de "l'orifice de fer" et, sans causer trop de dégâts, montait sous la forme d'une mince colonne de feu. Au bout de celle-ci apparaissait une très grande boule de feu. Accompagnée de quatre coups de tonnerre successifs, elle montait encore beaucoup plus haut et s'éloignait en laissant une "traînée de fumée et de feu". Ensuite une salve d'explosions se faisait entendre au loin...
    Dans les années 1950, les militaires soviétiques s'intéressèrent à cette région, pour le caractère dépeuplé de sa frange nord, et y firent une série d'essais atomiques. Une des explosions souleva une sérieuse énigme qui à ce jour interpelle les spécialistes étrangers. Selon un communiqué de septembre 1991 de la radio allemande Deutsche Welle, lors de l'essai d'un engin nucléaire de 10 kg en 1954, l'ampleur de l'explosion dépassa les calculs d'un facteur de 2 000 à 3 000 pour des raisons inconnues, atteignant 20 à 30 mégatonnes, ce qui fut enregistré par séismographie dans le monde entier. La cause d'un tel écart de puissance explosive demeure inexpliquée. L'Agence Tass avait alors émis une dépêche selon laquelle une bombe à hydrogène compacte avait été testée dans l'atmosphère, qui se révélera fausse plus tard. Après les essais, des zones interdites furent délimitées et le travail continua en secret pendant plusieurs années.

    vue d'artiste

    Mythes et légendes

    Cherchons dans le passé lointain les indices laissés dans la poésie épique. Ainsi qu'en témoignent les légendes transmises par voie orale, à l'époque lointaine où tout commença, le pays était habité par un petit nombre de nomades Tungus. Un jour, leurs lointains voisins virent leur territoire brusquement plongé dans une obscurité profonde et tout fut secoué par une déflagration assourdissante. Un ouragan de force inconnue survint et le pays subit d'énormes chocs. Des éclairs zébrèrent le ciel en tous sens. Lorsque le calme revint et que l'obscurité se leva, les nomades assistèrent à un spectacle sans précédent. Au milieu du pays dévasté, brillant au soleil, se dressait une haute structure verticale visible à une distance de plusieurs jours de marche.
    Pendant longtemps, la structure émit des bruits désagréables et assourdissants tout en diminuant progressivement de taille jusqu'à disparaître complètement dans le sol. A la place de la haute structure il y eut un immense orifice vertical béant. Selon les termes étranges des légendes il était constitué de trois niveaux de "gouffres ricanants". Ses entrailles étaient réputées contenir un pays souterrain possédant son propre soleil, lequel était cependant en voie d'extinction. Une puanteur étouffante montait de l'orifice, si bien que personne ne demeura dans le voisinage. A distance on pouvait parfois apercevoir une "île tournoyante" apparaissant au-dessus de l'ouverture et ceci s'avéra en être le "couvercle retentissant". Ceux que la curiosité poussait à s'approcher pour voir n'en revenaient jamais. Les siècles passèrent ; la vie continua comme auparavant. Personne ne s'attendait à quoi que ce soit d'extraordinaire, mais un jour se produisit un petit tremblement de terre et le ciel fut traversé par un mince "ouragan de feu". A son sommet apparut une boule de feu aveuglante. Accompagnée "d'une série de quatre coups de tonnerre" et laissant derrière elle une traînée de feu, la sphère fila en suivant une trajectoire basse descendante et, après avoir disparu derrière l'horizon, explosa. Les nomades furent perturbés mais n'abandonnèrent pas leur territoire puisque le "démon" ne leur avait fait aucun mal mais avait explosé sur celui d'une tribu hostile voisine. Quelques décennies plus tard, l'événement se reproduisit : la boule de feu s'envola dans la même direction et ne détruisit, cette fois encore, que les voisins. De toute évidence, ce "démon" était en quelque sorte leur protecteur qu'ils baptisèrent pour la légende : Niurgun Bootur, "le héros flamboyant".
    Cependant, quelques temps plus tard, survint un événement qui épouvanta même ceux qui se trouvaient dans les parages les plus lointains. Une gigantesque boule de feu jaillit de l'ouverture dans un hurlement tonitruant et explosa:.. juste au-dessus ! Il s'ensuivit un grand tremblement de terre. Certaines collines se fendirent de failles de plus de 100 mètres de profondeur. Après l'explosion, une "île rotative" balaya tout sous elle d'une "mer de feu". Les effets de l'explosion se firent sentir à plus de mille kilomètres à la ronde. Les tribus nomades qui survécurent à la périphérie de cette zone s'enfuirent dans toutes les directions, cherchant à s'éloigner du lieu fatal, mais cela ne les sauva pas de la mort. Ils succombèrent tous à une curieuse maladie qui ne se transmettait que génétiquement. Ils léguèrent cependant le témoignage précis de ce qui était arrivé, inspirant les très tragiques et belles légendes composées par les conteurs Yakut.
    Un peu plus de 600 années s'écoulèrent. De nombreuses générations de nomades étaient venues et reparties. Les avertissements des lointains ancêtres furent oubliés et des gens s'installèrent à nouveau dans la région.
    Alors l'histoire se répéta... La boule de feu de Niurgun Bootur apparut au-dessus d'un tourbillon flamboyant et s'en alla encore exploser au-delà de l'horizon. Quelques décennies plus tard, une deuxième boule de feu déchira l'atmosphère (ou l'appela cette fois Kiun Erbiie, "le héraut aérien étincelant" ou "messager"). Vint alors une autre explosion dévastatrice à laquelle les légendes donnèrent à nouveau une tournure anthropomorphique. On lui donna le nom de Uot Usumu Tong Duurai, qui peut se traduire approximativement par "l'étranger criminel qui perça la terre et se cacha dans les profondeurs, détruisant tout aux alentours dans un tourbillon flamboyant".

    Il importe de noter qu'à la veille du vol du géant nuisible Tong Duurai, apparut dans le ciel le messager du Dyesegei céleste, le champion Kiun Erbiie qui traversa le firmament comme un "bolide tombant" ou "éclair fulgurant" pour avertir Niurgun Bootur du combat imminent.
    L'événement légendaire le plus significatif fut le jaillissement de Tong Duurai des profondeurs et livrant bataille à Niurgun Bootur. Cela se produisit à peu près comme suit : tout d'abord un tourbillon serpentaire ramifié jaillit de "l'orifice", surmonté d'une boule de feu gigantesque qui, après plusieurs coups de tonnerre, fonça haut dans le ciel. Elle était suivie d'une escorte, "un essaim de tourbillons fatals" qui dévastèrent les environs.
    Mais il y eut des cas où Tong Duurai rencontra Niurgun Bootur au-dessus de sa source, après quoi le pays resta sans vie pendant longtemps. Les descriptions varient considérablement : plusieurs "héros flamboyants" pouvaient surgir de l'ouverture simultanément, voler quelque distance et exploser en un lieu. Tel fut le vol de Tong Duurai. Une étude des couches de terrain indique que l'intervalle entre les explosions ne dépassait pas 600 à 700 ans. Ces légendes sont le reflet vivant de ces événements, mais l'absence de tradition écrite nous prive de documents tangibles. Il semble cependant que cette lacune est compensée par les chroniques historiques d'autres peuples.

    Les chroniques d'autres ethnies

    Dans l'ensemble, à des intervalles de 600 à 700 ans, se produisirent plusieurs explosions, ou plutôt une combinaison d'événements dont certains n'étaient qu'annonciateurs. Tous ces faits furent soigneusement relatés par la poésie épique, les traditions et les légendes. Curieusement, des légendes similaires circulent dans les zones équatoriales de la planète, où des explosions ou "boules de feu géantes" apparues soudainement dans le ciel détruisirent plusieurs civilisations anciennes.
    À en juger par les résultats d'études archéologiques menées dans la haute vallée de la Viliuy par SA. Fedoseyeva, l'occupation variable intermittente de ce territoire remonte au quatrième millénaire avant J.-C. Au cours du premier millénaire après J-C., le fil de l'histoire est interrompu, et cela n'est pas en contradiction avec la date possible de la dernière explosion historique, soit septembre 1380. Le nuage soulevé masqua le soleil sur l'Europe pendant plusieurs heures. Des séismes violents eurent lieu dans plusieurs zones géoactives.
    Cet événement est consigné dans des documents écrits. Dans les chroniques russes, cela coïncide avec la bataille du Champ de Kulikovo : "...l'obscurité ne se dissipa que dans la deuxième moitié de la journée. Il souffla un vent d'une telle force qu'une flèche tirée d'un arc ne pouvait progresser contre lui..." Ce fait contribua à la victoire des Russes.
    Cependant les explosions sont décrites de manière bien plus vivante dans les légendes Tungus que dans d'autres sources. A en juger par les récits, elles dépassaient de loin la puissance des armes nucléaires modernes.
    Si nous adoptons comme date de départ 1380 et que nous remontons dans le passé nous pouvons repérer ces faits. Par exemple, en 830 fut détruite la culture des Mayas qui occupaient la péninsule du Yucatan au Mexique. Plusieurs de leurs villes furent ruinées par une explosion de puissance gigantesque.
    Certains épisodes de la Bible ressemblent aux légendes Yakut, par exemple la description des plaies d'Égypte et l'anéantissement de Sodome et Gomorrhe. Dans une oasis de la péninsule arabe, une ville ancienne fut détruite et littéralement réduite en cendres. Selon la légende, ceci se produisit lorsqu'une énorme boule de feu apparut dans le ciel et explosa.
    Les archéologues ont découvert une cité dévastée à Mohenjo-Daro, dans le sous-continent indien. [Ndt : cf. Nexus France numéros 11 et 12, sept. et nov. 2000]. Les traces de la catastrophe, des murs de pierre fondus, indiquent sans conteste une explosion de type nucléaire. Des événements similaires sont décrits dans des chroniques chinoises du XIVème siècle. Elles racontent que, loin dans le nord, un nuage noir s'éleva au-dessus de l'horizon et couvrit la moitié du ciel, projetant de gros morceaux de roche. Des pierres tombèrent aussi du ciel en Scandinavie et en Allemagne et des incendies éclatèrent dans plusieurs villes. Les savants prétendirent que c'était des pierres très ordinaires et qu'un volcan devait avoir fait irruption quelque part.
    La cause de tous ces malheurs ne serait-elle pas Tong Duurai qui depuis des siècles jaillit du sol ? Tandis qu'à son apparition Niurgun Bootur obscurcit la moitié du ciel, Tong Duurai le dépasse en taille et, montant au ciel, disparaît complètement. Nous observons que dans la Vallée de la Mort, la radioactivité ambiante augmente à des intervalles réguliers, un phénomène que les spécialistes ne peuvent expliquer.

    Par Valery Uvarov (copyright 2003)
    Département N13 de l'Académie Nationale
    de Sécurité, St Pétersbourg, Russie.
    E-mail : nas@homeuser.ru et departement13@mail.ru

    Article paru dans Nexus édition française n°31 mars-avril 2004

    Traduction : André DUFOUR

    06-07-2014 om 00:24 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    04-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Une ville de l’Inde antique irradiée par une explosion atomique - MAGONIE

    Une ville de l’Inde antique irradiée par une explosion atomique  - MAGONIE

    Comme vous, il m’arrive souvent de tomber sur le web sur des articles à faire frémir et qui ne sont bien souvent que des tissus de mensonges. Je n’en parlerai pas aujourd’hui. Vous savez de quoi je parle.

    Celui-ci, en revanche, est ahurissant. Il parle d'une explosion atomique qui, il y a 12.000 ans, aurait tué 500.000 personnes, sans pour autant que quiconque en ait entendu parler aujourd’hui.

      

    Les radiations sont encore si intenses dans la région qu’il est dangereux de s’y aventurer. Une épaisse couche de cendres radioactives recouvre une zone de cinq kilomètres carré au Rajasthan, en Inde, à quinze kilomètres à l’ouest de Jodhpur. Des scientifiques étudient actuellement la région, ou des immeubles d’habitation sont en cours de construction.

    Il a été établi depuis quelques temps que la région en construction enregistre un nombre anormalement élevé de malformations à la naissance et de cancers. Le niveau de radiation y est si élevé que le gouvernement indien a été forcé d’interdire l’accès à la région. Des scientifiques ont découvert sous les cendres une ancienne ville présentant les signes d’une explosion atomique survenue il y a 8.000 à 12.000 ans, qui a détruit une majorité des bâtiments et tué environ un demi-million de personnes. Un chercheur estime que la bombe atomique utilisée faisait la taille de celles lâchées sur le Japon en 1945.

     

    Les ruines d’Hrappa

     Le Mahabharata décrit clairement une explosion atomique survenue dans le continent :

    • « Un projectile, chargé de toute l’énergie de l’univers… une colonne incandescente de fumée et de flammes aussi vives que 10.000 soleils, roses et de toute splendeur… une arme inconnue, un éclair d’acier, un gigantesque messager de la mort venu réduire à un amas de cendres une race toute entière.
    • Les corps ont été brûlés au point d’être méconnaissables. Leurs cheveux étaient tombés, les poteries s’étaient brisées sans raison apparente, et les oiseaux étaient devenus blancs.
    • Après quelques heures, toutes les sources alimentaires étaient infectées. Pour échapper au feu, les soldats s’étaient jetés dans la rivière ».

    Commentaires d’un historie.

    Selon l’historien Kisari Mohan Ganguli, les textes sacrés indiens sont emplis de ce genre de descriptions, qui font penser aux explosions atomiques d’Hiroshima et de Nagasaki. Certaines références font mention de chars volants et d’armes finales. Une ancienne bataille est décrite par le Drona Parva, qui est une section du Mahabharata.

    • « Le passage parle d’un combat au cours duquel ont explosé des armes finales qui ont décimé des armées entières, et emporter avec elles des soldats en armures, des éléphants et des armes comme s’il ne s’agissait que de feuilles mortes », explique Ganguli.
    • « Plutôt que des champignons atomiques, l’auteur décrit une explosion perpendiculaire et des nuages de fumées ressemblant à des parasols. Certains commentaires mentionnent la contamination de sources de nourriture et de chute de cheveux ».

    Des enquêtes archéologiques nous en disent plus

    L'archéologue Francis Taylor explique que les gravures des temples alentours qu’il est parvenu à traduire suggèrent que les gens priaient pour être épargnés la lumière qui viendrait ruiner leur ville.

    • « Il paraît invraisemblable qu’une ancienne civilisation ait pu disposer de l’arme atomique avant nous. Les cendres radioactives donnent cependant de la crédibilité aux anciens récits qui font mention d’une guerre atomique ».

    La construction de bâtiments dans la région a pris fin pour permettre à une équipe de cinq personnes de conduire une enquête. Le directeur de projet est Lee Hundley, qui a ouvert une enquête suite à la découverte du haut niveau de radiation.

    Il existe des preuves que l’empire de Rama (l’Inde d’aujourd’hui) ait été dévasté par une guerre nucléaire. La vallée de l’Indus est aujourd’hui le désert du Thar, où se trouvent les cendres radioactives découverts à l’ouest de Jodhpur.

    Voici quelques vers tirés de l’ancien (6.500 avant J-C au plus tard) Mahabharata : 

     

    Explosion atomique

    • a single projectile Charged with all the power of the Universe. An incandescent column of smoke and flame As bright as the thousand suns Rose in all its splendour… a perpendicular explosion with its billowing smoke clouds… …the cloud of smoke rising after its first explosion formed into expanding round circles like the opening of giant parasols…
    • ..it was an unknown weapon, An iron thunderbolt, A gigantic messenger of death, Which reduced to ashes The entire race of the Vrishnis and the Andhakas. …The corpses were so burned As to be unrecognisable. The hair and nails fell out; Pottery broke without apparent cause, And the birds turned white.
    • After a few hoursAll foodstuffs were infected……to escape from this fire
    • The soldiers threw themselves in streams To wash themselves and their equipment.

    Jusqu’au bombardement d’Hiroshima et de Nagasaki, la race humaine ne pouvait pas même imaginer une arme aussi horrible et dévastatrice que celles décrites par les anciens textes sacrés indiens. Ces derniers décrivent pourtant avec précision des explosions atomiques. Les radiations entrainent la chute des cheveux et des ongles. S’immerger dans l’eau est source de répit, mais pas de guérison.

    Lorsque les excavations d’Harappa et de Mohenjo-Daro ont atteint le niveau de la rue, des squelettes ont été découverts jonchant les deux villes, beaucoup se tenant la main et étendus dans les rues comme si une ruine subite les avait frappés.

    Les gens étaient couchés, sans aucune tombe, dans les rues. Ils sont vieux de plusieurs milliers d’années. Qu’est-ce qui aurait bien pu causer une telle chose ? Pourquoi les corps ne se sont-ils pas décomposés ou n’ont-ils pas été mangés par des animaux sauvages ? Aucune trace de mort violente n’a pu être relevée.

    Ces squelettes font partie des plus radioactifs jamais découverts, similaires à ceux de Nagasaki et Hiroshima. Sur le site, des intellectuels soviétiques ont découvert un squelette dont la radioactivité est 50 fois supérieure au niveau normal. D’autres villes antiques du nord de l’Inde ont été découvertes, qui présentent des signes d’explosions de grande magnitude. L’une d’entre elles, qui se trouve entre le Gange et les montagnes du Rajmahal, semble avoir enregistré  des niveaux de chaleur intenses. Les murs et fondations de la ville ont fusionné, ont été vitrifiés ! Rien n’indique qu’un volcan ait pu entrer en éruption à Mohenjo-Daro ou dans n’importe quelle autre ville. L’intense chaleur ne peut donc être expliquée que par  une explosion atomique ou une autre arme destructrice qui nous est inconnue. Les villes ont été complètement détruites.

    Bien que des études au carbone aient identifié les squelettes découverts comme datant de 2.500 avant J-C, nous devons garder à l’esprit que ces études impliquent le niveau de radiation qui demeure aujourd’hui.

    Lorsqu’une explosion atomique entre en ligne de compte, des squelettes peuvent paraître bien plus jeunes qu’ils ne sont.

    Notons que le directeur scientifique du Projet Manhattan, le Dr J. Robert Oppenheimer, était connu pour être familier avec la littérature Sanskrit. Lors d’un entretien conduit suite au premier test atomique, il a cité le Bhagavad Gita :

    • « ‘Je suis devenu la Mort, le Destructeur des Mondes’. Je suppose que nous avons tous ressenti cela ».

    Lors d’une interview donnée à l’université de Rochester sept ans après l’essai nucléaire de l’Alamogordo, on lui a demandé s’il s’agissait de la première bombe nucléaire à jamais avoir détonné.

    D’anciennes villes aux briques et aux murs de pierres vitrifiés et fusionnés peuvent être trouvées en Inde, en Irlande, en Ecosse, en France, en Turquie et dans bien d’autres pays. Il n’existe aucune explication logique à ces phénomènes de vitrification de forts et de villes, à l’exception d’explosions atomiques.

    Un cratère géant près de Mumbai

    Un autre signe curieux d’une guerre nucléaire antique survenue en Inde est un cratère géant à proximité de Mumbai. Le cratère, d’un diamètre de près de 2.154 mètres, surnommé cratère Lonar et situé à 400 kilomètres au nord-est de la ville, est âgé de moins de 50.000 ans, et pourrait être lié à une guerre nucléaire antique.

    Cratère géant près de Mumbai

     Aucune trace de météore n’a été découverte sur le site et dans les environs, et il s’agit du seul cratère de basalte du monde. Tout indique un choc puissant (d’une pression excédant 600.000 atmosphères) et une chaleur intense (ce qu’indiquent les sphérules de verre basaltique). Voici ce qu’a écrit David Hatcher Childress pour le Nexus Magazine :

    • « Le cratère a été formé dans une roche de basalte d’une épaisseur de 600 à 700 mètres. Cette roche est composée de nombreuses couches déposées par des éruptions volcaniques à diverses périodes. Cinq d’entre elles sont exposées par la couronne du cratère. L’épaisseur de ces couches varie entre 5 et 30 mètres.

    Le cratère mesure environ 150 mètres de profondeur, et son diamètre mesure en moyenne 1.830 mètres. Sa couronne est composée de 25 mètres de roches couvertes de 5 mètres de débris. Cette couche de débris s’étend sur plus de 1.350 mètres à partir de la couronne du cratère et a une inclinaison de 2 à 6 degrés. La zone supérieure de la couche de débris contient des dépôts qui ont fondu sous l’impact ».

    Le cratère de Lonar

    •  « Le cratère de Lonar est un mystère, notamment parce qu’il s’agit du seul cratère formé sur un terrain basaltique. Il est resté relativement intact en raison du faible degré d’érosion causée par les agents environnementaux, ce qui en fait un excellent modèle d’étude. En revanche, des phénomènes étranges s’y sont produits :

    1. Le lac comprend deux régions distinctes qui ne se mélangent jamais – neutre à l’extérieur (pH7) et alkaline à l’intérieur (pH11), chacune ayant sa propre faune et flore. Vous pouvez vous-même aller y faire un test de papier de tournesol pour en attester.

    2. Un ruisseau pérenne nourrit le lac, mais il ne semble pas exister d’évacuation pour l’eau du lac. Personne ne sait non plus d’où provient le ruisseau pérenne de la région sèche du Buldhana. Même en mai et juin, qui sont les mois les plus secs de l’année, le ruisseau continue de s’écouler. Lonar est source de plus en plus de questions », explique Lilyn Kamath.

     

    Références

    Bibliographie

    1. Meilleure preuve?, par Philip Coppens; les restes de Mohenjo Daro et Harappa, leur abandon soudain et la découverte d’un site couvert de cendres radioactives prouvent que nos ancêtres aient pu posséder une technologie avancée – qui aurait pu laisser place à une guerre atomique.

    2. Evènements nucléaires de l'Inde ancienne, Rajasthan: Preuves d’une ancienne explosion atomique Evidence of Ancient Atomic Explosion

    3. Preuve de connaissances atomiques anciennes?

     SOURCE :http://www.24hgold.com/francais/actualite-or-argent-une-ville-de-l-inde-antique-irradiee-par-une-explosion-atomique.aspx?article=5215188326H11690&redirect=false&contributor=Charleston+Voice.&mk=2

    04-07-2014 om 23:20 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    25-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.24 juin 1947. Première apparition des soucoupes volantes sur Terre, dans l'État de Washington.

    24 juin 1947. Première apparition des soucoupes volantes sur Terre, dans l'État de Washington.

    Kenneth Arnold est le premier à avoir évoqué des

    Kenneth Arnold est le premier à avoir évoqué des "soucoupes volantes". ©                     DR

    Depuis son coucou, Kenneth Arnold aperçoit neuf disques volant au loin. Sans le vouloir, il invente le mythe des OVNI.

    Le mardi 24 juin 1947, l'Américain Kenneth Arnold, 32 ans, décolle aux commandes de son monomoteur. Membre du Search and Rescue Mercy Flyer, il est à la recherche d'un avion militaire disparu six mois auparavant près du mont Rainier, dans l'État de Washington. Vers 15 heures, son attention est attirée par un éclair lumineux à l'horizon. Curieux. Il aperçoit alors neuf objets blancs, arrondis à l'avant et triangulaires à l'arrière, voler à une vitesse stupéfiante. "Je trouvais très étrange de ne pouvoir distinguer leur queue, mais je supposais qu'il s'agissait en quelque sorte d'engins à réaction..." Kenneth a la présence d'esprit de chronométrer le temps mis par ces curieux engins pour relier les monts Rainier et Adams. 1 minute et 42 secondes ! Vu la distance, cela les fait voler plus vite que la vitesse du son. Stupéfiant. Aucun avion, à cette époque, n'est capable d'un tel exploit. Kenneth en reste baba. Peut-être autant que s'il avait vu  passer Arthur habillé en séminariste après avoir légué sa fortune aux Restos du coeur.

    "Comme une soucoupe"

    Encore ébaubi, le pilote retourne se poser à Yakima, près de Seattle, où il s'empresse de narrer son aventure aux pilotes de l'aérodrome. Certains l'accusent d'avoir eu des visions, d'autres évoquent des missiles de la base de Moses Lake. Personne ne songe encore à des extraterrestres. Kenneth finit par redécoller pour Pendleton en Oregon, où il raconte à nouveau son histoire. Craignant que ces objets puissent être des armes secrètes soviétiques, il se rend à l'antenne locale du FBI pour signaler son observation, mais il trouve porte close. Le lendemain, toujours inquiet, il décide d'aller raconter sa petite histoire au quotidien local, l'East Oregon. Aux deux journalistes qui le reçoivent, il explique que les neuf engins volaient d'une manière irrégulière. Pour se faire mieux comprendre, il emploie l'image : "Like a saucer if you skip it across the water" (comme une soucoupe que vous feriez ricocher sur l'eau). Kenneth ne parle absolument pas de soucoupes volantes, mais d'objets glissant dans le ciel avec le mouvement d'une soucoupe ! Pourtant, dès le lendemain, la presse est pleine de "soucoupes volantes". L'un des deux journalistes a envoyé une dépêche à l'agence Associated Press. L'expression est reprise par les radios.

    Et c'est parti pour l'hystérie collective. Les extraterrestres n'ayant pas pris la peine de passer un communiqué pour rectifier l'info, au cours des semaines et des mois qui suivent, des milliers d'Américains observent à leur tour les fameuses soucoupes volantes. Certains jurent même avoir rencontré des petits hommes verts. En Amérique, mais aussi dans le reste du monde. Le phénomène "ovni" est né. Pour en revenir à Kenneth, lui ne se focalise absolument pas sur E.T. Il craint surtout que les Russes ne soient à l'origine de ces engins volants. Il veut donc être pris au sérieux par les autorités. Le 8 juillet, il remet un rapport dactylographié à l'US Army tout en continuant à rassembler les témoignages semblables au sien. Peu à peu, l'administration américaine se met en branle. Les rapports se multiplient, s'entrecroisent, se contredisent. Un gars prétend avoir découvert des restes d'un disque volant près de Roswell. Les théories les plus folles voient le jour. Un général émet l'idée que les premières observations sont inventées de toutes pièces par des sympathisants cocos avec la machiavélique intention de déclencher une peur panique dans la population américaine.

    Mirage

    Ainsi, le 12 juillet, deux enquêteurs militaires viennent interroger Kenneth, mais aussi ses voisins et amis pour vérifier sa crédibilité et surtout s'il n'est pas un agent communiste. Leur rapport est favorable. On peut y lire : "Pour tout dire, s'il peut écrire un rapport d'une telle teneur sans avoir vu les objets qu'il prétend avoir vus, l'enquêteur est d'opinion qu'il s'est trompé de profession et qu'il ferait mieux d'écrire des aventures de Buck Rogers." L'armée conclut que les phénomènes observés sont bien réels, qu'il s'agit effectivement d'objets ayant la forme d'un disque. La possibilité qu'il s'agisse d'engins américains testés secrètement n'est pas écartée. Une propulsion nucléaire est évoquée. Cécile Duflot pique une crise de nerf... Finalement, le 30 décembre 1947, l'état-major lance une étude consacrée aux soucoupes volantes : le Project Saucer. Un astronome qui y participe relève des incohérences dans les informations fournies par Kenneth concernant la taille des neuf objets et leur éloignement. Ils auraient été bien plus proches que ne le pensait le pilote, et donc leur vitesse bien inférieure à celle du son. Conclusion : il s'agit probablement d'avions classiques. Ou alors d'une illusion due à un effet mirage de l'atmosphère. Exit les Russes, exit les extraterrestres. Pourtant, les soucoupes volantes et les ovnis continuent à sillonner le ciel. Des millions de Terriens restent persuadés de leur existence. Aux innocents les yeux pleins...

    voir plus: http://www.lepoint.fr/c-est-arrive-aujourd-hui/24-juin-1947-les-soucoupes-volantes-debarquent-sur-terre-dans-l-etat-de-washington-24-06-2012-1476946_494.php

    {http://www.lepoint.fr/}

    25-06-2014 om 17:47 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)
    06-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.100 millions de planètes seraient habitables dans notre galaxie - MAGONIE

    100 millions de planètes seraient habitables dans notre galaxie - MAGONIE

    Un article de Science et Avenir

    http://www.sciencesetavenir.fr/espace/20140604.OBS9400/100-millions-de-planetes-seraient-habitables-dans-notre-galaxie.html

    Une planète extraterrestre, vue d'artiste SCIENCE PHOTO LIBRARY

    MODÈLE. Europe est un astre des plus fascinants pour les astronomes. Ce satellite de Jupiter est en effet couvert d'une couche de glace sous laquelle pourrait se trouver de véritables océans à l'état liquide.

    De plus, son atmosphère, quoi que très ténue, est riche en oxygène (provenant de la décomposition chimique de la glace par les rayons UV). Bien que la température à sa surface voisine les -150°C, ce satellite est donc l'un des endroits de notre système solaire où l'on aurait le plus de chance... de trouver une vie extraterrestre.

    100 millions "d'Europe" dans notre galaxie

    S'agit-il d'un cas exceptionnel dans l'Univers ? Pas vraiment. Rien que dans la Voie lactée, il existerait au moins 100 millions de planètes au moins aussi "accueillantes" qu'Europe, sur laquelle la vie pourrait avoir une chance de se développer.

    SOUS-REPRÉSENTÉES. Et elles pourraient être en réalité encore plus nombreuses car "les planètes semblables à la Terre (par la masse) sont sous-représentées dans l'échantillon étudié car elles sont trop petites pour être facilement détectées avec les instruments actuels" précise des chercheurs dans la revue scientifique suisse Challenge.

    Ce chiffre étonnant est en effet issu d'une étude publiée le 28 mai 2014. Pour l'obtenir, les scientifiques de plusieurs universités américaines (universités du Texas, de Porto-Rico et l'université Cornell), allemandes (université technique de Berlin) et espagnoles (centre d'astrobiologie de Torrejón de Ardoz) ont passé en revue 637 exoplanètes découvertes depuis la Terre.

    Un indice de complexité biologique

    À partir des données collectées par les différentes agences spatiales, les chercheurs ont établi pour chacune de ces planètes un "indice de complexité biologique" (BCI en Anglais). Cet indice est calculé à partir de paramètres tels que la température de l'exoplanète, l'énergie qu'elle reçoit de son astre, ses caractéristiques orbitales, son âge ainsi que sa nature rocheuse ou non.

    Classement des 29 premières planètes (extrait de la publication) en fonction de l'indice de complexité biologique (le plus à droite dans le tableau).

    Sur cette échelle, la Terre obtient un score de 0,97, et Europe se classe à la 14e place avec un score de 0,71. Mars est entre les deux avec un score de 0,83.

    D'après les calculs des chercheurs, 98,4% des exoplanètes étudiées ont un indice de complexité biologique inférieur à celui d'Europe. Mais tout de même 10 sur les 637 étudiées présentaient un indice au moins équivalent.

    EXTRAPOLATION. Ils ont ensuite posé comme hypothèse que ce rapport d'habitabilité potentiel (10 sur 637) est constant dans l'Univers.

    "Si nous estimons qu'il existe entre 10 et 100 milliards d'exoplanètes dans la voie lactée et que seulement 1% d'entre elles présentent des caractéristiques compatibles avec l'évolution d'organismes complexes, alors cela nous fait tout de même 100 millions de planètes candidates au développement de la vie telle que nous la connaissons dans notre galaxie" chiffrent les chercheurs.

    Les prérequis pour que la vie apparaisse dans le cosmos sont courants.

    "Cette étude constitue le premier argument quantitatif qui tende à prouver que les formes de vies complexes, quoi que très rares en fréquence sur les planètes, pourraient être très nombreuses en nombre absolu rien que dans notre galaxie" s'enthousiasme l'étude.

    PROTOPLANÈTES. "Des molécules organiques ont été découvertes un peu partout dans l'Univers : dans les régions où se forment les étoiles comme dans les disques des protoplanètes en passant par les météorites, les comètes ou l'espace profond, rappellent les chercheurs. L'eau est une molécule très répandue dans l'univers, tout comme le sont les sources d'énergie (telles que les rayonnements ou la chaleur). Les prérequis pour que la vie apparaisse sont très courants dans le cosmos".

    Un indice qui ne mesure par la probabilité d'apparition de la vie

    Toutefois, ces chiffres méritent d'être relativisés. Tout d'abord parce qu'une planète "dont les caractéristiques sont compatibles avec le développement de la vie" ne signifie aucunement que cette planète est habitée (même uniquement par des bactéries).

    D'ailleurs, aux dernières nouvelles, et même s'il existe dans notre système solaire des candidats prometteurs, nous n'avons pas encore trouvé de vie ailleurs que sur Terre.

    PRÉCAUTION. Les chercheurs le reconnaissent dans leur étude : "l'indice BCI doit être utilisé avec précaution. Il ne s'agit pas d'un indice de probabilité d'y trouver la vie, mais donne juste un classement des planètes les unes par rapport aux autres, et leur compatibilité avec des scénarios évolutifs complexes." 

    Autrement dit, la planète Gliese a beau tenir le haut du pavé en présentant un indice de complexité biologique supérieur à celui de la Terre, il n'est pas évident du tout qu'elle puisse réellement abriter de la vie.

    Mais cette étude a au moins le mérite de nous donner une idée approximative du nombre de planètes qu'il nous reste à explorer pour espérer apporter une réponse définitive à cette éternelle question : sommes nous seuls dans l'Univers ?

    {http://www.sciencesetavenir.fr/espace/}
     

    Sur le web: Kepler-186f : une autre planète bleue dans notre Voie lactée

    06-06-2014 om 19:29 geschreven door peter  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:références - MAGONIE (Fr)


    Afbeeldingsresultaten voor  welcome to my website tekst

    De bronafbeelding bekijken


    De bronafbeelding bekijken


    MUFON’s New Social Network

    MUFON’s New Social Network


    Mijn favorieten
  • Verhalen TINNY * SF
  • IFO-databank van Belgisch UFO meldpunt
  • Belgisch UFO meldpunt
  • The Black Vault
  • Terry's Theories UFO Sightings. Its a Youtube Channel thats really overlooked, but has a lot of great and recent sightings on it.
  • . UFO Institute: A cool guy who works hard
  • YOUTUBE kanaal van het Belgisch UFO-meldpunt
  • LATEST UFO SIGHTINGS

  • DES LIENS AVEC LE RESEAU FRANCOPHONE DE MUFON ET MUFONEUROP
  • BELGISCH UFO-NETWERK BUFON
  • RFacebook BUFON
  • MUFONFRANCE
  • MUFON RHÔNE-ALPES
  • MUFON MIDI-PYRÉNNÉES
  • MUFON HAUTE-NORMANDIE
  • MUFON MAROC
  • MUFON ALSACE LORRAINE
  • MUFON USA
  • Site du REUB ASBL

    Other links with friends / bloggers # not always UFOs
  • PANGRadio MarcSima
  • Blog 2 Bernward
  • Nederlandse UFO-groep
  • Ufologie Liège
  • NIBURU
  • Disclose TV
  • UFO- Sightings - HOTSPOT
  • Website van BUFON ( Belgisch UFO-Netwerk)
  • The Ciizen Hearing on Disclosure
  • Exopolitics Finland: LINKS

    LINKS OF THE BLOGS OF MY FACEBOOK-FRIENDS
  • ufologie -Guillaume Perrot
  • UFOMOTION
  • CENTRE DE RECHERCHE OVNI PARASPYCHOLOGIE SCIENCE - CROPS -
  • SOCIAL PARANORMAL Magazine
  • TJ Morris ACO Associations, Clubs, Organizations - TJ Morris ACO Social Service Club for...
  • C.E.R.P.I. BELGIQUE
  • Attaqued'un Autre Monde - Christian Macé
  • UFOSPOTTINGNEDERLAND
  • homepage UFOSPOTTINGNEDERLAND
  • PARANORMAL JOURNEY GUIDE

    WELCOME TO THIS BLOG! I HOPE THAT YOU ENJOY THE LECTURE OF ALL ISSUES. If you did see a UFO, you can always mail it to us. Best wishes.

    Beste bezoeker,
    Heb je zelf al ooit een vreemde waarneming gedaan, laat dit dan even weten via email aan Frederick Delaere op
     www.ufomeldpunt.be. Deze onderzoekers behandelen jouw melding in volledige anonimiteit en met alle respect voor jouw privacy. Ze zijn kritisch, objectief  maar open minded aangelegd en zullen jou steeds een verklaring geven voor jouw waarneming!
    DUS AARZEL NIET, ALS JE EEN ANTWOORD OP JOUW VRAGEN WENST, CONTACTEER FREDERICK.
    BIJ VOORBAAT DANK...


    Laatste commentaren
  • crop cirkels (herman)
        op UFO'S FORM CROP CIRCLE IN LESS THAN 5 SECONDS - SCOTLAND 1996
  • crop cirkels (herman)
        op UFO'S FORM CROP CIRCLE IN LESS THAN 5 SECONDS - SCOTLAND 1996
  • Een zonnige vrijdag middag en avond (Patricia)
        op MUFON UFO Symposium with Greg Meholic: Advanced Propulsion For Interstellar Travel
  • Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand , jouw artikel naar mij te verzenden. INDIEN HET DE MOEITE WAARD IS, PLAATS IK HET OP DE BLOG ONDER DIVERSEN MET JOUW NAAM...


    Gastenboek
  • Nog een fijne avond
  • Hallo Lieverd
  • kiekeboe
  • Een goeie middag bezoekje
  • Zomaar een blogbezoekje

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek Alvast bedankt voor al jouw bezoekjes en jouw reacties. Nog een prettige dag verder!!!


    Over mijzelf
    Ik ben Pieter, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Peter2011.
    Ik ben een man en woon in Linter (België) en mijn beroep is Ik ben op rust..
    Ik ben geboren op 18/10/1950 en ben nu dus 73 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Ufologie en andere esoterische onderwerpen.
    Op deze blog vind je onder artikels, werk van mezelf. Mijn dank gaat ook naar André, Ingrid, Oliver, Paul, Vincent, Georges Filer en MUFON voor de bijdragen voor de verschillende categorieën... Veel leesplezier en geef je mening over deze blog.
    Zoeken in blog


    LINKS NAAR BEKENDE UFO-VERENIGINGEN - DEEL 1
  • http://www.ufonieuws.nl/
  • http://www.grenswetenschap.nl/
  • http://www.beamsinvestigations.org.uk/
  • http://www.mufon.com/
  • http://www.ufomeldpunt.be/
  • http://www.ufowijzer.nl/
  • http://www.ufoplaza.nl/
  • http://www.ufowereld.nl/
  • http://www.stantonfriedman.com/
  • http://ufo.start.be/

    LINKS NAAR BEKENDE UFO-VERENIGINGEN - DEEL 2
  • www.ufo.be
  • www.caelestia.be
  • ufo.startpagina.nl.
  • www.wszechocean.blogspot.com.
  • AsocCivil Unifa
  • UFO DISCLOSURE PROJECT

  • Startpagina !


    ">


    Een interessant adres?

    Mijn favorieten
  • Verhalen


  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!