Het schijnt dat de oude groote hofstede een overblijfsel dier heerlijkheid is of dezelve vervangt
Burgemeesters 1799
of Maire de Rolleghem
In 1769 werd te Moorsele Constantin France Vandermeersch geboren, hij trad in het huwelijk met Marie Theese Everaert en woonde op de plaatse. Hij bleef burgemeester en wierd lid van den Provincieraad, en stierf in 1849.
Van 1849 tot 1866
De zoon Constantin Vandermeersch
Van 1866 tot 1870
Joseph Warrot hij gaf onmiddelijk ontslag en August Herbau was dienst doende burgemeester.
Bij het nr. 1 in de Schreiboomstraat, staan we voor “De Schreiboom”, historisch toponiem, de hoeve behoort tot het gehucht “Schreiboom. Een open U-vorm, een nieuwe inplanting welke dateert van 1901. De vrouw van de eerste uitbater, was afkomstig van het “Goed Castel”. Bij het huwelijk met René Herbau, in 1901 werd deze hoeve gebouwd en land werd gekocht aan een oom. In 1930 was het zoon Simon welke zijn vader opvolgde. Tijdens de Tweed Wereldoorlog werd deze hoeve licht beschadigd. Sinds de zoon van Simon, verhuisde naar Ledegem, maar hier nog de gronden bewerkt, bewoonde de weduwe van Simon het huis tot aan haar dood in 1992. Momenteel blijft enkel de woonfunctie behouden.
Het “Hof van Rollegem”, historische naam; de heerlijkheid van Rollegem werd reeds in de 14de eeuw vermeld als het centrum van Rollegem. Het is een meerzijdige gesloten, vroeger omwalde hoeve.
Deze eeuwen oude hoeve was het foncier van de dorpsheerlijkheid gehouden door het kasteel van Kortrijk. In 1260 was de heer van Halewijn de eigenaar via zijn huwelijk met Fressende van Rollegem. Hij overleed in 1287 en zijn weduwe werd “vrouwe van Rollegem” . Ridder Wouter I van Halewijn was zijn opvolger. In 1365 was Wouter II van Halewijn de heer van Rollegem. Perceval I van Halewijn was eigenaar in 1420, en werd opgevolgd door neef Jan I van Halewijn. In 1441 werd deze opgevolgd door zoon Perceval II, die door wanbetaling de heerlijkheid moet verkopen aan Joris van Halewijn.
Vanaf 1496 pacht Willem de Smet de hoeve aan Joris. Bij het afsterven in 1535 was het zoon Jan, heer van Komen de eigenaar deze overleed in 1544. Zijn weduwe Jossyne de Lannoy werd eigenares. Intussen is het zoon Nikolaas Desmet welke de hoeve huurt. De dochter van de eigenares, Johanna huwde in 1559 met Philippe De Croy en erfde het goed. Na zijn dood 1581 werd zoon Karel de nieuwe eigenaar, deze verkocht in 1585 het hof aan Phillippe du Chastel de Blangeval. De hoeve lag immers in puin na meerdere vernietigingen door onder andere geuzen en vrijbuiters. Eerst werd Maximiliaan de opvolger eigenaar, daarna Charles-François en in 1637 was het de beurt aan Jeronimo welke “heer van Rollegem” werd. In 1699 was Frans-Guibert, een zoon uit het derde huwelijk van Jeronimo welke eigenaar werd. En in 1712 werd Maria Ph. Du Chastel de eigenares. In 1716 pachtte Jan Parent aan Fr. G.J. du Chastel. Toen Joost Parent pachter was in 1725 werd in dat jaar het goed verkocht aan de minderjarige graaf van Moeskroen Engelbert-Frederik d’ Ennetrières, welke in 1758 overleed. Albert werd zijn opvolger. Omstreeks 1834 telde de bedrijfsoppervlakte ongeveer 33ha, Frederic-Jozef d’ Ennetrières, was de eigenaar tot 1875, de zoon Adhemar verkocht in 1895 het hof aan Gustaaf Nys uit Kortrijk. Eind de 19de eeuw kwam Vermeersch op de hoeve, die in 1909 failliet ging.
Constant Brouckaert werd den opvolger en uitbater en pachtte aan Eduward Nys die overleed in 1915; Zijn erfgenamen waren M. Doutreligne, zijn weduwe, Gustaaf Nijs en Richard Snouck.
Het hof ligt in de alluviale vlakte van de Bonduellebeek en was tot het einde van de 19de eeuw door een achthoekige omwalling omgeven. Op de mote, die eveneens omwald was stond vroeger vermoedelijk de woning van de “ Heren van Rollegem”. Rond 190 werd de wal achter het woonhuis. In de jaren dertig verween het laatste stuk wal.
Dankzij de gunstige gewestplanligging en de jonge uitbaters is ook hier de toekomst van dit historische landbouwbedrijf verzekerd.
Poorte ferrez, een hoeve welke vroeger gelegen in de omgeving van de huidige begraaf plaats.
Schreiboomstraat 36 “ ’s Costers”, een open vierkantshoeve omwald. Een leen van het oud kasteel te Kortrijk, in 1420 was Gerard de Coster eigenaar. De hoeve werd in 1480 verkocht aan Guillaume l’Ours (De Beer). Deze hofstede werd bezegeld met tal van eigenaars. Einde van de 19de eeuw (1801-1900) telde deze hoeve ongeveer 27 ha, en de eigenaar was C. De Bien. In 1892 vestigde François Castel, komende van Lauwe zich op deze hoeve, de zoon Gaston volgde hem op in 1923, en in 1968 volgde zoon Ignace zijn vader Gaston op. Hopelijk wordt deze historische hoeve voor het nageslacht bewaard. Samen met het Hof van Rollegem hebben deze een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis. Ze is gunstig gelegen in de gewestplanligging, maar is onzeker daar er geen kinderen zijn.
’s Coster is gelegen in de alluviale vlakte van de Weimeersbeek. De wal was hier noodzakelijk als ontwatering. Sedert 1756 bleef de hoeve nagenoeg ongewijzigd wat omwalling en gebouwenstructuur betreft.
Iemand uit ons dorp beschreef het volgend: Een steen waarop gebeiteld is 17.. en ingemetseld in de gevel van de schuur doet ons vermoeden dat de hoeve moet gebouwd zijn in het jaar 1700.
De heer August Herbau-Vandeputte was eigenaar van de hoeve die hij bewoonde en had ze geërfd van zijn ouders. Hij liet ze over aan zijne kinders die ze verkocht aan de heer Huygenbaert.
Deze gaf ze in pacht aan de heer Depestele-Puype die de hoeve kwam bewonen in 1902. In 1905 werd de hoeve, waarvan de meeste gebouwen gedekt waren met stroo, bijna totaal door den bliksem uitgebrand. Het wagenhuis herbouwd en met pan bedekt in 1900, bleef recht, alsook een huis bijgebouwd voor de ouders van August Herbau. Dit huis bevindt zich in het westen en paalt aan de gravé.
Uit de puinen rees een nieuwe hoeve op. Een groote koer omringd van het woonhuis in het noorden, paardenstal, koeistal, voederkot en vaarzenstal in het oosten, de schuur die aan gebouwd werd aan het rechtgebleven huis in het westen en het wagenhuis die ook uit den brand gespaard bleef staat in het zuiden.
In het jaar 1914 kwam de hoeve te koop, en werd verkocht aan René Castel en Marie Ghequiere
Schreiboomstraat 1, “ Goed te Castel” gesloten U-vorm, oudste gegevens 1900 tot de jaren zeventig was het leesbaar in de dakpannen wagenberging. Naam van de familie Castel, welke de hoeve sedert 1915 uitbaten. Toch vind men op kaart reeds de hoeve in 1637, welke in 1756 de uitbater Bartholomeus Barbory wordt vernoemd. In 1834 was ook hier de Familie Herbau zowel eigenaar als uitbater, ze bleven er tot 1901 en werden opgevolgd door Albriek Depestel. In 1903 werden de hoeve gebouwen door een brand, na een blikseminslag bijna volledig vernield. Brand ontstond op het Goed te Castel bij het droegen van graan. Er werd een vuur gestookt en via een ventilator werd warme lucht door het graan geblazen. Vermoedelijk werd vuur meegezogen zodat brand ontstond.
Tijdens den Tweed Wereldoorlog werden de stallen voor Duitse paarden opgeëist. In de jaren tachtig viel het landbouwareaal op de helft terug. In 1990 werden de gebouwen door de nieuwe eigenaar grondig gerenoveerd, ter inrichting van een Aveve-winkel met magazijn. Op heden 2012/13 worden nog steeds renovatie werken uitgevoerd.
Schreiboomstraat nr. 6 den “Tolpenhoek”, een losse bebouwing, waarvan in 1846 Charles-Louis Hoste zowel eigenaar als uitbater was. De naam verwijst hier naar het gehucht “Tolpenhoek”. Het was rond de jaren 1860 dat de familie August Theys de hoeve kocht en aldus de nieuw uitbater werd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bouwde de bezetter paardenstallen om zieke paarden te verzorgen. Zoon Valere volgde zijn vader op, en in 1940 werd den “Tolpenhoek” door een zware storm geteisterd, waarbij de stallen grotendeels werden vernield. In 1944 hadden de gebouwen ook te lijden door het invallen van een V1in de onmiddellijke omgeving. In 1945 werd het gedeeltelijke vernielde woonhuis afgebroken en heropgebouwd. In 1950 was het de beurt aan zoon Lionel, welke opzijn beurt in 1990 oprust ging. De gronden worden gepacht door de landbouwer op “Vandaelens hof” Den “Tolpenhoek” welke in 2012 geheel werd afgebroken en nieuw werd bebouwd bestaat dan ook als landbouwbedrijf niet meer en behoudt enkel de woonfunctie.
Demuynck Jan, Dom Acharius Geboren op Tombroek op 27 april 1878.
In het klooster getreden te Maredsous bij de paters Benedictijnen op 2 september 1897
Priester gewijd op 31 augustus 1903
Hij zong zijn eremis te Rollegem op 30 september 1903, en werd bijgestaan door de huidige Pastoor (4 augustus 1903) Hugo Verriest, van Ingooigem
Er werd plechtig gepredikt door Z.E.P. Remi De Saegher, O.S.B. Oud onderpastoor van St.Jan Brugge,
Benedictijn in de abdij in Brazilië.
Hij werd missionaris in Brazilië, alwaar hij naar toe trok op 1 november 1905.
Hij werd Vicaris Generaal van het bisdom Rio Branis benoemd in 1908
Hij overleden in het hospitaal te Belem in Rio Branco op 10 februari 1911
(Gegevens van Vastenavond 1914)
Onze vriend Dom Acharius Demuynck.
Ter gedachtenis zijner Eeremisse
Gedaan in de kerk van Rolleghem
30 september 1903 Heel Rolleghem-ter-leije Is blijde en welgezind. t Zijn trompen en schalmeien En gevels wel bepint. Omdat een kind der streke heel deugderlijk en vroed, een monik – munk in ’t spreken -Zijn eeremisse doet. Wij zijn wel dicht bij Frankrijk Maar doen nog niet gedwee Met het vervallend kankerrijk In paterszaken mee. Wij vinden dat de pater Die bid en boete pleegt, ver van het valsch geklater Der wereld, God beweegt.Wij hebben het geloove En achten het gebed; Wij kennen God hier boven En eere zijne wet.En daarom staan uw maten Vandaag rond u geschaard, Die alles hebt verlaten Wat dierbaar was op aard. Uw zuster en uw broeder, Uw maagschap heel en gansch, En uw edele moeder Die u zoo mint nochtans; En wagen, met betamen Een vrijen Vlaamschen dunk: “Gij zijt Demuynck bij name “Blijft steeds een trouwe munk”
Abbaye de Mardsous: Dit heeft hij zelf geschreven:
Dom Achaire Demuyck; naam en voornaam in de wereld Jean Louis Demuynck, Pierre Francois en Nathalie Himpens.
Geboren: Rollegem. Datum, 27 april 1878 , West- Vlaanderen.
Gedoopt: Idem Diocesaan Brugge
Gevormd Rollegem in de zomer van 1889 dag? Plaats te Rollegem. Kerkvoogd: door L. Gr. Mgr. Faict, bisschop van Brugge.
Studies: richtlijnen van collegies universiteiten, semenaries met de datum van ingaan en uitgaan.
Een jaar voorafgaande Studi (1890-91) in het instituut St Louis in Dottenijs (West-Vlaanderen)
Zes jaren humanitaire studie in het St-Amand collegie in Kortrijk ( 1891-1897).
Ik ging naar de lagere school te Rollegem.
Kleding, dag, en Abdij.
Op 12 september 1897 in de abdij St- Benoit in Maredsous.
Ingang, Noviciaat, datum, plaats en naam van het geloof: van 24 januari 1898 met de naam van broeder Achaire in de abdij van St- Benoit de Maredsous.
Plechtige professie, datum en plaats: 24 januari in de abdij Regina Coeli in Mont Cesar. 1902 in Leuven.
Studie wijsbegeerte (plaats, datum en graad.): Van Pasen 1899 tot Augustus 1900, in de abdij van Benedictus in Maredsous.
Studie godgeleerd ( plaats, datum en graad): Oktober 1900 tot de maand augustus 1904, in de abdij Regina Coeli van Leuven.
Andere studie ( plaats datum en graad) : Ik heb in mijn standvastigheid gehad in de Braziliaanse congregatie.
Onderdiakenschap ( datum, plaats en kerkvoogd) ; in de 4 tijden de 23 Pinksteren van 1902 in Mechelen door PS le Cardinaal Goossens van Mechelen.
Diakenschap (datum, plaats en kerkvoogd) 17/8/1902 in de kerk van R.R.P.P. Jezuïeten van Leuven, door Mgr. Van den Branden & Reeth N. titularis.
Priesterwijding (datum, plaats en kerkvoogd) de 30 augustus 1903 in de abdijkerk van Maredsous door Mgr; Heylen bisschop van Namen.
Afgezand in augustus 1904 door EH. Vader Abt Primaat met als opdracht de jonge abdij van St-André – Les – Bruges te leiden en er les te geven in Filosofie en
Filosofie en geschiedenis aan de klerken.
Op uitnodiging van EH. Vader abt Gerard Van Caloen, abt van Rio en vicaris generaal van de Braziliaanse congregatie, ben ik ingescheept in oktober 1905 naar het Klooster van Santa Cruz in Ceara (Brazilie) om er gedurende 1 jaar te verblijven, hopende mijn gezondheid te verbeteren( problemen in de borst, hoesten) in dit droge klimaat. Ondertussen voel ik mij niet optimaal. Ik vroeg aan de EH. Abt Primaat en aan EH. Vader Abt Gerard van Caloen om te mogen terugkeren naar de abdij van St-Benoit de Maredsous. Ik ben ingescheept te Fortaleza begin maart 1907. Ik verbleef te Maredsous tot september, tot EH. Vader Abt gerard Van Caloen langs kwam te Maredsous. Op aanraden van EH. Vader abt Primaat besloot ik terug te kern naar Brazilie om me in te werken in de Braziliaanse Congregatie. Ik vertrok direct naar de Abdij van St- André-les-Bruges en scheepte in voor Rio de Janeiro begin oktober. Hier werd ik benoemd tot ijveraar voor novicen en klerken-Instructeur en beschermer
Leraar Theologie, moraal en canonisch recht.
Eind januari van dit jaar 1909 werd ik benoemd tot overste van de eerste groep gezegende missionarissen die de wilde Indianen van Rio gaan evangeliseren?
Ik ga uiteraard daar in Boa-Vista de funtie van Vicaris Generaal uitoefenen. Wij gaan inschepen op 25 april dit jaar.
D. Achaere Demuyck is vroegtijdig overleden in Brazilie begin 1911( 5 februari). Hij werd als vicarus Generaal gestuurd naar Rio Branco als kloosteroverste van een kleine missie die met moeite was gestart. Daar is hij overleden onder de hakbijl van zijn inzet aan de oceaan van de mensheid.
Hij rust in de aard van Brazilie. Een kruis op ons kerkhof helpt ons hem te herinneren. Maredsous
Demuynck Jan, Dom Acharius Geboren op Tombroek op 27 april 1878.
In het klooster getreden te Maredsous bij de paters Benedictijnen op 2 september 1897
Priester gewijd op 31 augustus 1903
Hij zong zijn eremis te Rollegem op 30 september 1903, en werd bijgestaan door de huidige Pastoor (4 augustus 1903) Hugo Verriest, van Ingooigem
Er werd plechtig gepredikt door Z.E.P. Remi De Saegher, O.S.B. Oud onderpastoor van St.Jan Brugge,
Benedictijn in de abdij in Brazilië.
Hij werd missionaris in Brazilië, alwaar hij naar toe trok op 1 november 1905.
Hij werd Vicaris Generaal van het bisdom Rio Branis benoemd in 1908
Hij overleden in het hospitaal te Belem in Rio Branco op 10 februari 1911
(Gegevens van Vastenavond 1914)
Onze vriend Dom Acharius Demuynck.
Ter gedachtenis zijner Eeremisse
Gedaan in de kerk van Rolleghem
30 september 1903 Heel Rolleghem-ter-leije Is blijde en welgezind. t Zijn trompen en schalmeien En gevels wel bepint.
Omdat een kind der streke Heel deugderlijk en vroed, een monik – munk in ’t spreken -Zijn eeremisse doet
Wij zijn wel dicht bij Frankrijk Maar doen nog niet gedwee Met het vervallend kankerrijk In paterszaken mee.
Wij vinden dat de pater Die bid en boete pleegt, ver van het valsch geklater Der wereld, God beweegt.
Wij hebben het geloove En achten het gebed; Wij kennen God hier boven En eere zijne wet.
En daarom staan uw maten Vandaag rond u geschaard, Die alles hebt verlaten Wat dierbaar was op aard
Uw zuster en uw broeder, Uw maagschap heel en gansch, En uw edele moeder Die u zoo mint nochtans;
En wagen, met betamen Een vrijen Vlaamschen dunk: “Gij zijt Demuynck bij name “Blijft steeds een trouwe munk”
Abbaye de Mardsous: Dit heeft hij zelf geschreven:
Dom Achaire Demuyck; naam en voornaam in de wereld Jean Louis Demuynck, Pierre Francois en Nathalie Himpens.
Geboren: Rollegem. Datum, 27 april 1878 , West- Vlaanderen.
Gedoopt: Idem Diocesaan Brugge
Gevormd Rollegem in de zomer van 1889 dag? Plaats te Rollegem. Kerkvoogd: door L. Gr. Mgr. Faict, bisschop van Brugge.
Studies: richtlijnen van collegies universiteiten, semenaries met de datum van ingaan en uitgaan.
Een jaar voorafgaande Studi (1890-91) in het instituut St Louis in Dottenijs (West-Vlaanderen)
Zes jaren humanitaire studie in het St-Amand collegie in Kortrijk ( 1891-1897).
Ik ging naar de lagere school te Rollegem.
Kleding, dag, en Abdij.
Op 12 september 1897 in de abdij St- Benoit in Maredsous.
Ingang, Noviciaat, datum, plaats en naam van het geloof: van 24 januari 1898 met de naam van broeder Achaire in de abdij van St- Benoit de Maredsous.
Plechtige professie, datum en plaats: 24 januari in de abdij Regina Coeli in Mont Cesar. 1902 in Leuven.
Studie wijsbegeerte (plaats, datum en graad.): Van Pasen 1899 tot Augustus 1900, in de abdij van Benedictus in Maredsous.
Studie godgeleerd ( plaats, datum en graad): Oktober 1900 tot de maand augustus 1904, in de abdij Regina Coeli van Leuven.
Andere studie ( plaats datum en graad) : Ik heb in mijn standvastigheid gehad in de Braziliaanse congregatie.
Onderdiakenschap ( datum, plaats en kerkvoogd) ; in de 4 tijden de 23 Pinksteren van 1902 in Mechelen door PS le Cardinaal Goossens van Mechelen.
Diakenschap (datum, plaats en kerkvoogd) 17/8/1902 in de kerk van R.R.P.P. Jezuïeten van Leuven, door Mgr. Van den Branden & Reeth N. titularis.
Priesterwijding (datum, plaats en kerkvoogd) de 30 augustus 1903 in de abdijkerk van Maredsous door Mgr; Heylen bisschop van Namen.
Afgezand in augustus 1904 door EH. Vader Abt Primaat met als opdracht de jonge abdij van St-André – Les – Bruges te leiden en er les te geven in Filosofie en
Filosofie en geschiedenis aan de klerken.
Op uitnodiging van EH. Vader abt Gerard Van Caloen, abt van Rio en vicaris generaal van de Braziliaanse congregatie, ben ik ingescheept in oktober 1905 naar het
Klooster van Santa Cruz in Ceara (Brazilie) om er gedurende 1 jaar te verblijven, hopende mijn gezondheid te verbeteren( problemen in de borst, hoesten) in dit droge
Klimaat. Ondertussen voel ik mij niet optimaal. Ik vroeg aan de EH. Abt Primaat en aan EH. Vader Abt Gerard van Caloen om te mogen terugkeren naar de abdij van St
Benoit de Maredsous. Ikl ben ingescheept te Fortaleza begin maart 1907. Ik verbleef te Maredsous tot september, tot EH. Vader Abt gerard Van Caloen langs kwam te
Maredsous. Op aanraden van EH. Vader abt Primaat besloot ik terug te kern naar Brazilie om me in te werken in de Braziliaanse Congregatie. Ik vertrok direct naar de
Abdij van St- André-les-Bruges en scheepte in voor Rio de Janeiro begin oktober. Hier werd ik benoemd tot ijveraar voor novicen en klerken-Instructeur en beschermer
Leraar Theologie, moraal en canonisch recht.
Eind januari van dit jaar 1909 werd ik benoemd tot overste van de eerste groep gezegende missionarissen die de wilde Indianen van Rio gaan evangeliseren?
Ik ga uiteraard daar in Boa-Vista de funtie van Vicaris Generaal uitoefenen. Wij gaan inschepen op 25 april dit jaar.
D. Achaere Demuyck is vroegtijdig overleden in Brazilie begin 1911( 5 februari). Hij werd als vicarus Generaal gestuurd naar Rio Branco als kloosteroverste van een kleine missie die met moeite was gestart. Daar is hij overleden onder de hakbijl van zijn inzet aan de oceaan van de mensheid.
Hij rust in de aard van Brazilie. Een kruis op ons kerkhof helpt ons hem te herinneren. Maredsous
In de Schreiboomstraat 54, is de “Foresthoeve” gelegen een gesloten vierkantshoeve, met een historische toponiem, eeuwen geleden was hier een bos of een forest. De vroegere bosrijke omgeving waarna de naam verwijst is nagenoeg volledig verdwenen. Omstreeks 1860 huwde Louis Cossement en broer Jean Baptiste verhuisde naar een kleinere hoeve, die recht tegenover de ouderlijke hoeve stond. In 1896 werd de zoon van Louis, Jules de opvolger, naast landbouwer was hij ook nog slachter, juist zoals zijn twee broers. Zij waren namelijk slachters in een slachthuis te Roubaix. Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd een Duitse geschutseenheid gevestigd op het land, waarbij den boomgaard ten dele werd verwoest; Sinds 1980 baat zoon Raymond, zoon van Jules de hoeve uit. De specialisering en de aanwezige opvolging samen met het gunstige gewestplanligging is ook hier het voort bestaan verzekerd.
Weimeerslaan 13, ook te bereiken vanaf de stapwegel in de Schreiboomstraat is de “Weimeershoeve” gelegen. Een gesloten hoeve met open ingang. Daar de meeste gronden gelegen zijn op de Weimeers was de naamkeuze gauw gemaakt, trouwens de hoeve staat in de nabijheid van de Weimeersbeek. Hier dateren de gebouwen van het einde van de 19de eeuw. Fredericq Christiaens was de eerste uitbater en eigenaar. In de volksmond sprak men van “Den Fric” In 1906 werd de hoeve grotendeels vernield door een brand na een blikseminslag. In 1951 was Michel de eigenaar, door verkavelingen voor het bouwen van de sporthal en bouwen van woningen viel het bedrijf terug op 10 ha. Michiel ging oprust in 1986, de Weimeershoeve behield enkel de woonfunctie. Het vroeger landbouwareaal werd aan verschillende landbouwers verkocht.
In de Moeskroensestraat 15 , de “Zevenkote”, met zijn historische toponiem, lang geleden stonden hier 7 krotwoningen met een gezamenlijke buitendeur. De hoeve werd i 1898 opnieuw opgetrokken, na afbraak van de bestaande, die wel dichter tegen de weg stond. De hofstede was vroeger in de volksmond bekent onder de naam “Boerke Bonte”, hij leverde regelmatig aan particulieren in Moeskroen.
In 1920 kwam Georges Vanhoutte uit Anzegem op de hoeve, die was toen 4ha groot. Tijdens den Tweede Wereldoorlog namelijk in 1945 staken de Duitsers de loods in brand met fosforgranaten, omdat Georges een weerstander was. De balk, met de ingekerfde bouwdatum werd aan dokter A. Debeurme uit Marke geschonken, met de vermelding 1898. Ook hier is het vooruitzicht positief dank zij de gunstige gewestplanligging, en de jonge uitbaters.
Moeskroensestraat 24, de “Hoeve Ghequiere” de naam hier verwijst naar de huidige uitbaters. Het is een gesloten vierkantshoeve met open ingang, de oudste vermelding 1756. In 1945 werden de gebouwen aanzienlijk beschadigd door een neventreffer van een V1; ook hier is de toekomst van de hoeve verzekert, de gunstige gewestplanligging en de jonge uitbater.
In de Schreiboomstraat nr. 68, in de volksmond werd deze hoeve vaak als “ La Ferme Brou” benoemd, de familie bewoonde de hoeve tot het begin van de 20st eeuw. Nu draagt ze de naam “Te Brou”.
In 1756 was Frans Hoornaert de uitbater. In de 19de eeuw werd de familie Brou de nieuwe eigenaar en uitbater. Deze Franstalige vrijgezellen schonken in 1910 hun hoeve aan het armgoed te Kortrijk.
Rond die tijd verdween er een hoeve op de Rodenburg te Marke en werd Karel Vandewoestijne de nieuwe uitbater. In 1979 werd Christine de uitbaatster samen met haar man Michel. Gezien het gunstige gewestplanligging blijft het niettemin verzekerd voor de toekomst.
Verdonck Hendrik: werd geboren op 21 september 1861, hij was de zoon van
Hippolijt en Rosalia Warrot, en neef van Frederik Verdonck, wijlen pastoor van Beernem.
Hij werd priester gewijd te Brugge op 27 december 1887.
Hulpaalmoezenier van den “Aviso” (schoolschip van de staat tot bewaking der visserijen.) op 1 september 1888.
Onderpastoor te Spiere op 27 december 1904
Pastoor te Kooigem op 17 april 1914, hij werd er geïnstalleerd op 24 mei 1914
Aan zijn geliefde parochianen ontrukt, op 16 maart 1915.
Samen met E.H. Vande Ghinste, beiden brouwerszoons uit Rollegem. Zij woonden er een straat verschil in hun leven, liggen nu zij aan zij voor de noordwestgevel van hun kerk begraven.
Brabant Prudent Geboren op 19 augustus 1843, zoon van Pieter, Joseph, overleden op 28 april 1847. Catharina Van Overschelde, overleden, 5 oktober 1848.
Daar hun ouders vroeg overleden, werden hij en zijn broeder August, groot gebracht op Walle, ze brachten de eerste schooljaren door te Marke en later naar het college van Kortrijk.
Priester gewijd te Brugge, extra Tempo, 7 november 1869, acht dagen vòòr dat de bisschop naar het concilie van het Vaticaan vertrok.
Onderpastoor, en bewaker te Dixmuide
Pastoor te Sint-Jan bij Ieper.
Pastoor te Pollinhove, alwaar ontslag en overlijd te Overleden op St. Rochus te Kortrijk op 3 september 1912, begraven op het St. Jans kerkhof.
In de hoevedreef 12 is de hoeve “Dadecotboghaert” gelegen, een historische naam voor een gesloten U-vorm omwalde hoeve tot 1970. De date met de oudste gegevens, leesbaar in op een metalen plaat boven de voordeur tot de jaren zeventig. (1799) deze hoeve dateert zeker van de 17de eeuw gezien de hoeve verlaten was in 1629. De hoevestructuur bleef ongewijzigd tot 1964, toen men het pootgebouw afbrak. In 1970 werd de wal volledig gedempt. Deze wal had een dubbele functie, namelijk bescherming en ontwatering. Deze hoeve staat immers in de alluviale vlakte van de Fabrieksbeek.
In de Kwabrugstraat nr. 218 is de hoeve “ De Commerce” gelegen, een historische naam, in de hoeve was het café “De Commerce”ondergebracht. Het was omstreeks 1900 dat in op de hoeve een café werd ondergebracht. De familie Claeys welke zich vooral in de aardappelen specialiseerden was de uitbater. In 1921 kocht een metser van beroep een zeker Lenvain uit Nederbrakel de hoeve met ongeveer 3 ha hij breide ze uit tot 11 ha. Tijdens den Tweede Wereld oorlog doken voorname Kortrijkse figuren onder op deze hoeve. Het was tijdens of juist na de oorlog dat de café activiteiten werden stopgezet. De toekomst is hier wel onzeker door de eerder ongunstig gewestplanligging, de beperkte oppervlakte en de onbrekende opvolging.
Tombroekstraat 66, “Nevele-Roosendaal” historische toponiem, de hoeve maakte deel uit van de heerlijkheid Nevele-Roosendaal. Een open U-vorm, reeds in 1601 had deze hoeve een rechthoekige wal. De toestand bleef ongewijzigd tot einde 19de eeuw. Omstreeks 1900 werd het linkerdeel langs de weg gedempt, en in de jaren vijftig werd de wal achter het woonhuis gedempt, tot in 1964 het deel achter de schuur. In 1907 werd baron de la Kethule de Ryhove de eigenaar. In 1945 werd de hoeve verkocht door de baron, sinds 1979 baat de huidige eigenaar dit verzekerd landbouwbedrijf uit, dit door zijn modern inrichting en gunstige gewestplanligging zeker een toekomst heeft.
Ter hoogte van de Tombroekstraat 112 komen we aan de “Tombroektramstatiehoeve” een gesloten hoeve met open ingang. De eerste gekende uitbater Jan Sop omstreeks 1756. In 1810 werd de hoeve om een onbekende reden praktisch volledig vernieuwd, de ankers in de zijgevel van het woonhuis bevestigen dit feit. Ook hier was de hoeve tot omstreeks 1900 omwald. Bij den aanleg van de buurtspoorweg tussen Kortrijk en Moeskroen ging een klein deel van het landbouwareaal verloren. In 1910 werd de hoeve voor een tweede maal grondig verbouwd. Het oude lemen woonhuis met strodak werd gesloopt. Den toenmalige eigenaar ging in 1982 met pensioen en de landbouwactiviteiten werden stop gezet. Een deel van de gronden werden verkocht. In 1986 kocht de huidige eigenaar en bewoner de hoeve welke enkel de woonfunctie behouden bleef. Ook hier is geen sprake meer van een landbouwbedrijf.
In de Kwabrugstraat 171 vinden we de “Kwabrughoeve”, de naam verwijst naar de naam van het gehucht. Vroeger liep de Fabrieksbeek over de weg heen en was de weg hierdoor onberijdbaar voor paard en kar. Deze hoeve een meerzijdige gesloten hoeve was reeds in 1834 bewoond door de familie Dubois. Deze hoeve die thans leeg staat, is voor de toekomst wel positief dankzij de gunstige gewestplanligging, de opvolging ontbreekt momenteel.
Hij ging wekelijks bij elke vooraanstaande Bruggelingen steevast zijn pijp gaan roken. In de hogere kringen keek men meestal misprijzend neer op het werkvolk. Hij verbood zijn priesters, om met de fiets te rijden of te jagen. Een oud-leraar van het Sint-Lodewijkscollege in Brugge vertelde dat de leraars nooit een rijkemanskind mocht straffen in het bijzijn van een volksjongen. In talrijke brieven aan directeurs van middelbare scholen legde de bisschop veel nadruk op de opvoeding tot wellevendheid en voornaamheid. Wie zich de ellendige toestand van de arbeider rond eeuwwisseling kan voorstellen, beseft dat er weinig te merken was van dit ideaal van uiterlijke wellevendheid. Integendeel : door dronken langs de straten te lopen, haalden ze alleen verachting op zich.
In zijn vasten brieven schreef hij: “ dat arme werkman regelmatig de ogen hemelwaarts moest wenden naar het loon dat hem te wachten staat”.
Het is pas na de eerste wereld oorlog dat hij enkele merkwaardige priesters in de arbeidersbeweging laat werken: denken we aan kanunnik Logghe. Dan pas werd het duidelijk dat hij in de lijn van paus Leo XIII ging denken. Wellicht waren de grote verwoestingen die de oorlog had meegebracht over West-Vlaanderen hier niet vreemd aan. Na den oorlog mocht hij slag op slag nieuw opgebouwde kerken inwijden en zou hij, dank zij de noeste arbeid van honderden arbeiders, de verwoeste streek als bij toverslag uit de puin zien verrijzen.
Overleden op 18 december 1931. Begraven op 24 december; De zieke jonge priester werd de bisschop die toen het langst de Brugse bisschopszetel heeft bezet. Vereerd Op 21 mei 1920 ter gelegenheid van het jubileumfeest van 50 jaar priester en van 25 bisschop, werd hij vereerd met het H. Pallium: de hoogste kerkelijke onderscheiding, een eerbewijs dat voordien slechts aan Mgr. Van Susteren en aan Mgr. Faict was toegekend.
Op 7 september deelde de paus mee dat hij eigenhandig een brief zou schrijven en inderdaad hij maakte zijn belofte waar. In het Brugse archief is er geen ander voorbeeld van een eigenhandig geschreven brief van de paus. De zaak was dan snel geregeld, de school kwam er. Maar buiten deze abdijschool is Waffelaert zijn traditie trouw gebleven : geen middelbare school in handen van religieuze orden.
In alle geschiedenisboeken staat hij bekend als een van de felste bekampers van de “vervlaamsing” van zowel het katholiek middelbaar als het universitair onderwijs.
Het intellectuele niveau van een universiteit eiste dat de voertaal het Frans zou zijn. Het Nederlands achtte men hiervoor niet geschikt.
Waffelaert had schrik van de “Nederlandse cultuur” De bisschop zegt: “ Indien de Vlaamse taal bemind en bewaard moet worden en behoed tegen de zuiderse demon van Franse goddeloosheid, opdat tegelijk met de taal ook het katholiek geloof van het land en de nationale christelijke zeden behouden blijven, dan moet zij niet minder beschermd worden tegen de noordelijke demon van ketterij en rationalisme. In dien optiek kan men wellicht ook het bevel van den bisschop interpreteren om zijn priesters op de preekstoel in het “ gewestelijk plat” te laten spreken.
De bisschop zegt ook: “ de flaminganten roepen op tot ongehoorzaamheid en hypocrisie. Zijn proberen hun stelling te legitimeren door een theologische leer over het onderscheid tussen het geestelijk en het onderwijzend gezag. Het geestelijk gezag zou als dusdanig geen bevoegdheid hebben op gebied van organisatie en de inrichting
Van het onderwijs…. Welnu dit is geen theologische leer, maar een theologische dwaling”.
Het voornaamste motief voor bekamping lag in de vrees voor de verzwakking van de katholieke partij. Alles wat de eenheid van die partij kon schaden, werd door hem onverbiddelijk veroordeeld.
Reeds in de negentiende eeuw bestonden er in de West-Vlaamse colleges en seminaries belangrijke kernen van de katholieke Vlaamse beweging, denken we maar aan G. Gezelle, Verriest, enz. die de “Vlaamse tale” naar omhoog voerden, zelfs tegen de wil van en het verzet van den bisschop.
De houding van den bisschop ten aanzien van het Vlaams nationalisme was zeer scherp:” wij waarschuwen alle priesters en clerici die, wat God verhoede, openlijk of bedekt deze politiek zouden steunen, dat zij zich in een Zwaarzondige materie schuldig maken aan ongehoorzaamheid en opstandigheid tegen het wettige, zelfs kerkelijk gezag”. Deze veroordeling werd twee weken later door de bisschoppen collectief onderschreven, een zware slag voor heel wat katholieke Vlamingen.
Zoals vele kerkelijke en politieke leiders huldigde hij de opvatting dat het sociale probleem langs paternalistische en caritatieve wegen moest opgelost worden
Waffelaert die zelf uit een bescheiden gezin kwam zag het niet, was hij angstig voor het “goddeloos socialisme” kon hij geen afstand nemen van de gangbare opinies en vooroordelen van de toenmalige leidende klassen?
Hij aarzelt daarom niet de klerikale bezetting uit te breiden in steden en gemeenten waar de industrialisering gestalte krijgt en ipso facto ook de arbeidsbeweging steeds beter gestructureerd geraakt.(24/12/1999)
Hij publiceerde de nieuwe catechismus (geldig tot 1946) in 1903
Overleden op 18 december 1931.
Begraven op 24 december;
Hij werd vereerd op 21 mei 1920 met het H.Pallium: de hoogste kerkelijke onderscheiding, een eer bewijs ter gelegenheid van het jubileumfeest van 50 jaar priester en 25 jaar bisschop. Het werd voordien slechts aan Mgr. Van Susteren en aan Mgr. Faict.
Hij vermelde gaarne op zijn geschriften zijn titel als “Doctor in godgeleerdheid” Zo kon je het terug vinden bij de aangifte van het overlijden van zijn vader, dat hij dit aangaf als zijnde zijn beroep. Hij was toen professor aan het grootseminarie.
Hij ontving weinig priesters en nog minder leken. Priesters moesten volgens hem veel tijd besteden aan bezinning en studie. De priesters waren niet te spreken over de driejaarlijkse examen in het seminarie van Brugge. Die “martelingen” werden door Mgr. De Smedt afgeschaft.
Te Loppem richtte Mgr. Van Caloen, een monnik van Maredsous, maar sinds 1896 als priester werkzaam in Brazilië, een nieuwe benedictijnenabdij op. Deze werd tot 1903 financieel gesteund vanuit Brazilië, de politieke evolutie maakte dit naderhand onmogelijk. Er moesten dus andere bronnen gevonden worden.
Te Maredsous was er indien tijd een abdijschool, waar kinderen van de gegoede burgerij uit heel Vlaamse land middelbare studies volgden. Om het mogelijk te maken financieel geholpen te worden, moest men toelating vragen aan de bisschop, maar gezien de traditie:” geen middelbare scholen in handen van religieuzen” verzette Waffelaert zich hier tegen hardnekkig. Men trok naar de paus Pius X (1903-1914) op 19 april 1910, met de hoofdreden dat de abdij de finaciele inbreng nodig had om toekomstige missionarissen te kunnen vormen. Op 20 april 1910 kwam een brief met het verzoek aan de abdij van Loppem de toelating te geven er een “Kleine school “ op te richtten. Waffelaert antwoordde op 13 mei 1940 – gezien de traditie- liever geen uitzondering, maar- en zo eindigde hij als de paus blijft aandringen dat hij er zich zou bij neerleggen.