Meulenmotte
Monografie van Rolleghem: blz. 52: Het tweeëntwintigste achterleen van Kooigem was een honderd groot en werd genoemd: “ de meulenmotte” Het paalde aan de straat van Tombroek naar het Foreest en van Tombroek naar de Schreiboom.
Westvlaams Idioticon de Bo: blz. 76: meulemotte, meulenwal, meulendam.
Scheurmans blz. 392-393: mot, motte: zooveel als het fr. motte, Petit tertre, petiteélévation de terre, butte, éminence isolée faite de mains d’homme ou par la nature. Vanhier de familienaam: Delmotte.
In Oost-Vlaanderen, ’t Hagelland en elders vindt men vele zulke plaatsen, waar vroeger een kasteel of klooster stond en die worden alom motten genoemd. Men groef een cirkelvormige gracht, men hoopte de uitgeschoten aarde in ’t midden opeen en op dien heuvel bouwde men in de middeleeuwen sterke torens of burchten.
Verwijs en Verdam blz. 1982: mote: znw. vr. Ophooping van den grond, aardhoogte, heuvel, bepaaldelijk heuveltje waarop een kasteel stond. Over den oorsprong die niet zeker is, zie o.a. de woordenboek van Scheler en Körting. In het Vlaams is het woord nog in gewoon gebruik. Volgens De Bo 715: “mote, een aardhoogte, gemeenlijk met eenen gracht omringd”
Studie van persoonsnamen in de Kasselrij van Kortrijk door Frans Debrabandere blz. 317 n° 1390: Mote (Van der)
Kortrijkse persoonsnamen omstreeks 1400 Frans Debrabandere blz. 140 n° 156: Mote (Van der)
Categorie:Toponiemen
|