Gij kunt
zagen, zei ze. Ik vond dat ik er recht op had. Ze hadden het mij trouwens
beloofd. Een regenachtige dag. Buien en bewolking. Geen zon ! Eindelijk geen
zon. Dat vies ding eens één dagje niet zien. Ik zou er mijn ziel voor verkopen.
Maar ze kwamen hun beloften niet na. En dus was er alweer veel te veel zon. Het
was gelukkig ideaal van temperatuur. 15 graden en geen graad meer.
Van s
morgens af begint de miserie. Al enkele weken. De rolluiken omhoog en daar
straalt dat afstotelijk scherpe licht in onze living. Elk vlekje op de ruit,
elk stofje op de kast, elk haartje op de grond. Het is alsof dat vies zonlicht
er ons ongenadig wil op wijzen dat ondanks een dagelijks gesloof wij nog niet
genoeg doen aan properheid en hygiëne in huis. Stomme zon. Dus wij leven al
weken met de rolluiken nauwelijks enkele centimeter om hoog. Een aangenaam
gedempt licht in ons huis.
Buiten kan
men geen kant uit. Ongenadig maar vooral geheel ongevraagd beschijnt dat
afstotelijke licht alles en iedereen overal. Het verblind, het irriteert en het
brand. Geen schuilen aan. En het lokt een hoop lawaai aan. De kutkoters van de
wijk beginnen rond 7 uur met de paasmegafoon een eigen wekdienst. s Avonds klitten
de buren samen. Bakken bier worden aangesleurd en het lawaai neemt toe naarmate
de avond vordert. Tot 2 3 uur s nacht. Anapiler en Jupibel zwijselen naar
huis. Wild brakend, roepend en vallend. De schuld van de genadeloze zon en het
domme goede weer.
Is er nu
iets gezelliger dan met een goed boek in de zetel mogen rusten. Soms even op
kijkend en geruststellend mogen vaststellen dat het nog steeds regent. Het gras
wordt niet bruin, de rotkinderen maken geen lawaai en geen enkele wijkmongool
moet buiten lawaai maken. De rolluiken mogen omhoog en men kan buiten komen
zonder zich te irriteren. I hate sunshine so much !
|