Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
13-12-2025
BIJ DE DERDE ZONDAG VAN DE ADVENT
ZONDAG 14 DECEMBER 2025
DERDE ZONDAG VAN DE ADVENT
‘Lestmael op eenen Somerschen dagh:
Maer hoort wat ick bevalligh sagh
Van Iesus en Sint Ianneken,
Die speelden met een Lammeken.’
(Adriaan Poirters, 1605-1674)
Het was zo lief als de processie uitging en twee jongetjes ‘Jezus en Sint-Janneke’ mochten spelen: Johannes in een schapenvelleke en Jezus met een wereldbol in zijn kinderhandjes . Maar Johannes is een ruige profeet met preken vol dreiging. Hij had in Jezus zijn opvolger gezien, of beter: hij worstelt met de vraag of Jezus de beloofde ‘Emmanuel’ zou zijn, die de profetie van Jesaja zou waarmaken? En dan lijkt Jezus heel anders. Hij is niet ruig, Hij is niet hard, maar de 'zachte hand' die geneest. Lammen en mensen die verlamd zijn van angst richt Hij op. En wie voor dood neerligt geeft Hij nieuw leven. Jesaja had dit voorzegd over de Messias, die zou komen.
Jezus voegt er nog aan toe: ‘aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd. Bij Hem telt niet de letter van de wet, maar de goede geest: gerechtigheid, barmhartigheid, mededogen. Hij komt niet dreigen of oordelen, maar redden.
Johannes is in de war. Is dat nu die Emmanuel, die zou komen? ‘Zalig die aan Mij geen aanstoot neemt’, zegt Jezus. Hij zegt het ook aan ons, als wij in de war zijn. In de war, omdat alles donker lijkt en we alleen een zwijgende God vinden. In de war, als we vol verlangen uitzien naar iemand die het puin van deze wereld en de winter van onze kerk zal omvormen tot 'vrede en vreugde'. Maar schijnbaar verandert er niets.
Een joods verhaal kan ons iets leren. Een bedelaar ligt bij de stadspoort. Hij wacht en wacht en wacht. Die bedelaar is de Messias. ‘Op wie wacht die man?’ vraagt een jongetje aan zijn opa. En opa legt zijn hand op het kind en zegt dan: ‘Hij wacht op jou, mijn jongen.'
Jezus doet zoals die opa zegt. Hij wacht op ons. Het Rijk van God dat Hij belooft, geeft Hij ons in handen! En Hij toont de weg: ‘de weg van de omgekeerde wereld’: ‘Niet domineren of onderdrukken, maar dienaar worden. Wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen wezen.'
Met deze verwachting mogen wij uitzien naar ‘Hem, die komen zou’. De wereld zal niet vanzelf, met een vingerknip, anders worden. Maar wij zelf kunnen andere mensen worden. Als Jezus zijn hand op ons legt en zegt: het Rijk van God, dat wacht op jou.
Daar komt het leven
Daar komt een mens door God gezonden,
een bode recht van God vandaan,
en hij roept luid en onomwonden:
wereld, uw redding komt er aan.
Daar komt een mens om te getuigen
dat er een helder licht zal zijn
waarvoor zich elke knie moet buigen.
Daar klinkt een stem in de woestijn.
En achter hem, over de wegen,
geëffend in de diepe nacht,
daar daagt de goddelijke zegen
sinds mensenheugenis verwacht.
Daar komt het Leven naar de zijnen,
daar staat de grotere, daar gloort
het Licht dat nooit meer zal verdwijnen,
daar leeft het goddelijke Woord.
Michel van der Plas (1927-2013)
Foto’s:
1. ‘Johannes de Doper’ – schilderij van Luc Blomme
2. Paus Franciscus
3. De crypte van Pater Damiaan in de Sint-Antoniuskapel te Leuven.
Toen Johannes zag dat veel Farizeeën en Sadduceeën
op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen:
‘Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt
dat je veilig bent voor het komende oordeel?
Breng liever vruchten voort
die een nieuw leven waardig zijn.
(Matteüs 3,7-8)
Johannes de Doper geeft vandaag een donderpreek van jewelste: ‘Addergebroed!’ slingert hij de vooraanstaanden in het gezicht. ‘De bijl ligt al aan de wortel van de boom, om jullie om te hakken!’ Hij geeft een donker beeld van zijn tijd. De gezagsdragers gaan in tegen het visioen van Jesaja: ze zijn alleen uit op macht en schijn, onderdrukken de kleinen en buiten de armen uit. Onrecht, oorlog, veel leed dat weggemoffeld wordt en dat de groten der aarde koud laat. We denken aan vorige week: ‘Zoals het ging in de dagen van Noach, zo ging het toen Icarus uit de hemel viel, en zo ging het ook bij de komst van Jezus: vergeten en van geen tel.’ En we mogen verder gaan: zo was het ook voor Johannes en zo is het vandaag: profeten preken in de woestijn, de machtigen en de massa hebben er geen oor naar. Als Johannes voor de UNO zou spreken, kreeg hij 1 of 2 minuten in het nieuws. En dan gaat de gewone soap verder. De wereldtop luistert niet, maar sust het volk met brood en spelen! Wie heeft gisteren gewonnen in ‘de slimste mens’ of had Pommelien Thijs misschien een vervelend kuchje?
In onze wereld, die bulkt van onrecht en onmenselijkheid, blijven sommige mensen – ondanks alles – hopen dat het anders zal worden. Wij horen Jesaja: ‘Mensen, laat de hoop niet zinken. Een betere toekomst is mogelijk. Een leider zal opstaan, de Geest van de Heer zal op Hem rusten. Er komt gerechtigheid, want Hij oordeelt niet op uiterlijke schijn. De armen en verdrukten zal hij recht verschaffen. De verdrukkers zullen het niet halen, want hij zal hen striemen met de gesel van zijn mond. Oorlogen zullen wijken voor vrede. En heel de aarde wordt vervuld met liefde tot God’.
Op deze toekomst hopen wij, maar die komt niet zomaar. Johannes spreekt klare taal: ‘Bekeer je! Keer je leven om, zoals een boer de grond omploegt’. Een andere mentaliteit en levensstijl is nodig. Zie als rijken en machtigen niet langer alleen je eigen voordeel, maar zie naar de armen. Breng leven en geen vernieling! Gods paden worden maar recht als er meer menselijkheid komt. Hoe kan God mens worden onder ons, als mensen onmensen zijn voor elkaar? In het kleine persoonlijke leven van elke dag, en in de wijde wereld.
De vreugde van Kerstmis: het gaat niet om pakjes onder de kerstboom of lichtjes aan de gevel. Het gaat om God, die Liefde is, en die mag geboren worden in ons eigen hart en in onze wereld.
Lied voor de Advent
Ik heb mijn hart tot U geheven,
Heer, al mijn hoop zijt Gij.
Ik weet: Gij zult mij niet begeven;
mijn Heiland is nabij.
Al ligt de wereld diep verduisterd,
al drukt de grauwe tijd,
mijn hart heeft met geloof geluisterd,
mijn hart heeft zekerheid.
Mijn hart weet dat ons oud verlangen
weldra vervulling vindt.
Het eeuwig Licht is reeds ontvangen,
de maagd verwacht haar Kind.
Vergeef, Heer, al mijn slechte daden,
zet recht mijn dwarse voet
en leer mij lopen langs uw paden
mijn Heiland tegemoet.
Gerard Wijdeveld (1905-1997)
Foto’s:
1. Mijn vriend Frans (1943-2022): welbespraakt en met een groot gevoel voor gerechtigheid als een hedendaagse Johannes de Doper.
want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt.
(Uit Matteüs 24,37-44)
‘Zoals het ging in de dagen van Noach …’
‘De val van Icarus’, het is een prachtig schilderij van Brueghel (zie foto 1). De schilder toont een belangrijk inzicht: de grootste dingen worden achteloos over het hoofd gezien en het kleine alledaagse krijgt alle aandacht. Icarus heeft die grootse droom te vliegen maar valt uit de hemel. Niemand geeft er aandacht aan en alles gaat gewoon verder. De man bij de ploeg hoort de plons, doch de kreet gaat verloren: voor hem is er niets belangrijks gebeurd. Mensen op het schip zien de jongen, die neerstort, maar zij zeilen rustig voort. En de zon blijft schijnen op de benen van de jongen die verdrinkt.
Zoals het ging in de dagen van Noach, zo ging het toen Icarus uit de hemel viel, en zo gaat het bij de komst van Jezus, vergeten en voorbijgezien. Er zijn wel dingen die meer belang hebben!
Jezus zegt om niet te leven alsof er niets aan de hand is. Het dagelijkse heeft zijn plaats, maar als het daarbij blijft, dan blijft het leven klein en arm. Daarom is het tijd om open te staan voor Hem die ons leven meer inhoud kan geven. Mensen reageren heel verschillend op de komst van de Heer. Twee mannen op dezelfde akker, twee vrouwen in hetzelfde huis: de éne doet gewoon voort, de andere verheugt zich om God, die dichtbij komt. De éne ziet alléén de banale, alledaagse kleinheid, de andere heeft oog voor het grootse dat gebeurt in daagse dingen. De éne sluit zich af, de andere laat God toe in zijn leven. Wie attent of waakzaam leeft, leeft met open oog en oor. Hij hoort en ziet ook meer vanuit zijn verlangen naar Gods komst in onze wereld en in ons leven, vanuit zijn verlangen naar de Emmanuel, God in ons midden. Zo iemand is dan ook op elk ogenblik bereid om God in zijn leven te ontvangen.
Die komst van de Heer is meestal onopvallend, en onverwacht, zoals toen in Bethlehem. Maar Hij komt in zoveel vormen. Het lied heeft gelijk: Hij komt tot ons, gans onverwacht, in duizend, duizend dingen: Hij komt in 't morgenuur, in dauw van nieuwe dingen; Hij komt in heel de dag, in arbeid aan de dingen; Hij komt als 't avond is, in 't sterven van de dingen.
Advent en Kerst brengen telkenjare dat grote wonder weer voor ogen: omdat Hij niet ver wou zijn, is de Heer gekomen. Maar Hij staat midden onder ons als Hij, die wij niet kennen.
Laten wij dus attent zijn, opmerkzaam en gehoorzaam, want zijn liefde is ons nabij in duizend, duizend dingen. Maar enkele weken geleden zei Jezus nog: ‘Zal de Mensenzoon bij zijn komst geloof vinden op aarde?’
‘Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken
en het ene koninkrijk zal de strijd aanbinden met het andere,
er zullen zware aardbevingen komen
en hongersnoden en epidemieën alom,
en er zullen aan de hemel
grote en verschrikkelijke tekenen verschijnen.
(Lucas 21,10-11)
Vandaag gaat het over de eindtijd en er worden nogal wat verschrikkingen vernoemd: verwoestingen, oorlogen, vervolgingen, epidemieën... Toch willen deze woorden ons niet angstig maken: hoe zouden we dan nog van een blijde boodschap kunnen spreken? Zelfs hier gaat het om bemoediging. ‘Want ik zal jullie woorden van wijsheid schenken’.
Wat maakt ons zoal angstig? Wat zien wij als bedreiging? Doorgaans zijn dat geen aardbevingen of vervolgingen, maar wij moeten weldingen verwerken, waardoor we soms willen opgeven. Meestal is dat heel persoonlijk: een overlijden, een ongeneeslijke ziekte, een handicap. Misschien het gevoel niet begrepen of gewaardeerd te worden. Of het vele leed in de wereld, honger, oorlog, geweld. Het kan ons vertrouwen in de toekomst ondergraven. Het kan ons op de rand van de vertwijfeling brengen.
En wat houdt ons recht? Veelal gewone, deugddoende dingen: een vriend of een vriendin, genegenheid en liefde; het vele dat wij van anderen krijgen, en ook dat wat wij voor anderen betekenen, de ervaring dat anderen op ons rekenen. Het is op deze wijze – zonder enige sensatie – dat God werkzaam is en optreedt in ons leven en in onze wereld.
Daarom maant Jezus ons aan om ons vertrouwen in de Heer niet op te geven. Hij verzekert ons dat Hij ons draagt, ook als we dat een tijdlang niet zo duidelijk zien of voelen; of zelfs menen dat het niet zo is. Ook als ons veel overkomt, belooft Hij ons dat we niet ten onder zullen gaan.
Wel vraagt Hij standvastigheid. Het is goed om weten dat we elkaar kunnen dragen daarbij. We zouden het moeilijk hebben om alleen te blijven geloven, om alleen vol te houden. Maar we kunnen volharding putten uit het geloof en de moed van anderen. Wat we hopen en verwachten komt dichterbij als we samen hopen en verwachten. En dat helpt om vol te houden.
Kerkwijding van de basiliek Sint-Jan van Lateranen
Een ongewoon feest vandaag: de kerkwijding van Sint-Jan van Lateranen, één van de 4 grote basilieken van Rome, naast Sint-Pieters, Sint-Paulus buiten de muren, en Maria de Meerdere. Het was Keizer Constantijn die – na zijn bekering in 313 – deze basiliek van Sint-Jan van Lateranen liet bouwen in de 4de eeuw, 324 om precies te zijn. Ze wordt wel eens de moederkerk genoemd, omdat zij vele eeuwen lang de kerk van de paus was.
Maar eigenlijk gaat het vandaag niet over een gebouw: een tempel, basiliek of kathedraal, of hoe ze ook mogen heten. In de eerste plaats is een kerk geen gebouw maar een gemeenschap van gelovigen die God aanwezig stellen en Jezus laten voortleven in ons midden.
En ruimer mogen we stellen dat een kerk niet bestaat uit stenen, maar uit mensen. Bij de viering van een kerkwijding vieren we dus niet het gebouw, maar de gelovigen die Jezus gestalte geven.
Zij kent de onderkant van kast en ledikant, ruwhouten planken en vergeten kieren, want zij behoort al kruipend tot de dieren, die voortbewegen op hun voet en hand.
Zij heeft zichzelve aan de vloer verpand om deze voor de voeten te versieren, van dichters, predikanten, kruidenieren want er is onderscheid van rang en stand.
God zal haar eenmaal op Zijn bodem vinden gaande de gouden straten naar Zijn troon al slaande met haar stoffer op het blik.
Symbolen worden tot cymbalen in de ure des doods – en zie, haar lot ten hoon zijn daar de dominee, de bakker en de frik.
Gerrit Achterberg (1905-1962)
---
(De foto’s vertellen – met enige verbeelding – het verhaal van ‘de werkster’. Ze werden in de loop der jaren genomen in Campos de São João, Bahia, ergens in Cappadocië, Turkije, en Taizé, Frankrijk)
`God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen …
De tollenaar daarentegen,
sloeg zich vol berouw op de borst en zei:
`O God, genade voor een arme zondaar!'
(Uit Lucas 18,9-14)
Dankbaar en mild leven
Onze manier van bidden zegt veel over onszelf: twee mensen gaan naar de tempel, maar alleen de tollenaar is nederig genoeg om God te kunnen ontmoeten, de andere is hooghartig en stoot God af. Hun gebed toont hoezeer zij verschillen.
Onze sympathie gaat naar de tollenaar: ‘Zo zijn ook wij’, denken we, ‘zo nederig, zo bescheiden’, en we zien onze hoogmoed niet: ‘Ik ben toch niet zoals die anderen!’. Toch zijn we dikwijls de Farizeeër en, soms, op onze beste dagen, ook wel eens de tollenaar.
De Farizeeër wil vooral beter zijn dan de anderen. Zelfs in zijn gebed ziet hij alleen zichzelf, en streelt hij zijn eigenliefde, vol minachting voor alle anderen, die zwakkelingen, die zoveel slechter zijn. Het is een dubieus gebed!
De tollenaar bidt heel anders: ‘God, wees mij, zondaar, genadig!’ Wie oprecht bidt, vergelijkt zich niet met anderen, maar wil bij God zijn, en dan word je vanzelf bescheiden. Tegelijk word je dankbaar omdat God zo genadig is, en je wordt mild voor de anderen, kleine mensen, zoals je zelf klein bent.
Voor God, die het volle Leven, de volle Vreugde belooft en geeft, sta je vol dank. Het besef dat het leven een gave is, maakt bescheiden over eigen kunnen en stemt ook mild tegenover andermans zwakheden.
Wie oprecht bidt erkent zijn eigen onmacht, in de hoop dat God de kracht geeft om nieuw te worden. Hoogmoed maakt eenzaam. Bescheidenheid schept eenheid: met God en met de mensen. Dat neemt onze eigenwaarde niet weg, maar we worden echtere mensen!
Je kan niet oprecht bidden als je niet echt menselijk leeft, als je hard en met misprijzen tegenover anderen staat in plaats van liefdevol en toegewijd voor hen te zorgen.
En evenzeer: om echt menselijk te leven is het goed om regelmatig te bidden, om regelmatig voor God te gaan staan, dankbaar voor het Leven, dat je dag aan dag uit zijn hand ontvangt.
(De foto’s tonen het kerkje van ‘Riacho dos Patos’ een wijk van Mundo Novo, Bahia, Brasil)