Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
06-06-2020
VERDER DENKEND OVER WIE GOD IS
Aan God
“Ik zie U
in dit stadium van mijn leven
vooral in het mysterie
van het mooiste, het beste, het diepste .”
Lieve Heer,
Het is lang geleden dat ik voor het laatste het woord tot U heb gericht. Ik was nog een kind en U stond letterlijk op het menu van alle dagen. Er was geen ontkomen aan. Dat begon al aan het ontbijt. Mijn vader vroeg eerst Uw zegen voor de uitgestalde spijs en drank en na afloop Uw bemiddeling voor een vruchtbare werkdag.
Vóór de lessen op de christelijke scholen die ik heb bezocht, riepen de leraren U aan om te zorgen voor vlijt en goed gedrag. Bij het avondeten werd er opnieuw gebeden en uit de Bijbel gelezen, terwijl U in het gebedje voor het slapengaan moest worden bedankt voor al het goede van de afgelopen dag in ruil voor bescherming gedurende de nacht en een gezond-weer-op. De dominee kwam regelmatig op huisbezoek om te controleren of wij het geloof in U nog wel op de juiste wijze praktiseerden. Zelfs in de vakanties ging U mee kamperen met de kinderkerk.
Ja, U was alomtegenwoordig !
‘Op bergen en in dalen zijt Gij, oh God, mijn Heer,’ zongen wij dan ook uit volle borst. Het waren de jaren van Schuld en Boete, Zonde en Vergeving, Lijden en Genade. En U zag álles; vooral als het níet goed was.
Dan heb ik het nog niet eens over de zondag en de christelijke feestdagen, waarop U zó indringend aanwezig was dat het in mijn wilde jongensjaren tot heftige conflicten met mijn ouders heeft geleid. Ik kon Uw heiligheid op geen enkele manier combineren met de Sturm und Drang van mijn hormonale ontwikkeling. Dat heeft er mede voor gezorgd dat ik U, toen ik het huis uitging, meteen heb losgelaten en daarna nooit meer heb toegesproken of heb aangeroepen.
Tot vandaag.
Als ik werd bezocht door gevoelens van verlatenheid, schreef ik daar een tekst over. Zo loste ik mijn eenzaamheid op door deze te delen met mijn publiek en ik kon de antwoorden op de grote levensvragen ontlopen in de roes van ruim 60 jaar schrijven, spelen en reizen.
Als ik wou weten hoe ik dacht of wat ik voelde las ik mijn eigen teksten.
Op dagen van verwarring verlangde ik soms terug naar de veiligheid van Uw kerk en de vanzelfsprekende saamhorigheid die met mijn kindergeloof was verbonden. Vooral als op zondag de slepende gezangen melancholiek over de stad waaierden en de kerkklokken opriepen tot gehoorzaamheid met de belofte van vergeving en genade.
Maar dat duurde nooit lang.
Als het leven mij tegenzat, wendde ik mij niet meer zoals vroeger tot U, maar tot mijn eigen goden: energie, creativiteit, ambitie, succes en applaus.
Daarmee kon ik in het zelfgemaakte heiligdom van het theater mijzelf in het centrum van mijn eigen eredienst plaatsen. Dat is heel lang goed gegaan. Het is zelfs meetbaar geworden in materiële welstand: gouden platen, prijzen en koninklijke onderscheidingen Maar nu ik 83 ben geworden, werkt dat systeem niet meer. De oogst is binnen en ik zit terzijde en denk na, lichamelijk wat minder sterk, geestelijk iets minder weerbaar.
Ik denk na over de grote vragen van het leven, de zin van alles, over het waartoe, waarom en waarheen? Wat wil ik nog, wat kan ik nog?
De toekomst is afzienbaar geworden en een zekere haast om achter de waarheid te komen is geboden.
Langzamerhand groeit de behoefte aan een nieuwe ‘zingeving’, zoals het modewoord zegt. Zo ben ik na een leven lang zoeken en zwerven toch weer bij U in de buurt gekomen. Nog niet in een rechtstreekse dialoog in de vorm van het geloof der vaderen. Daarvoor bent U te abstract geworden. Behalve bij de EO weet, geloof ik, niemand meer precies wat en wie U bent. We mogen onze eigen God verzinnen en dat lijkt aantrekkelijk, maar de keuze is oeverloos.
Ze zeggen dat ‘God in de mens zit’ of sterker nog: ‘God dat ben je zelf.’ Ik schiet daar niet zoveel mee op. Zeker niet nu anderen Uw zoon Jezus Christus hebben teruggebracht tot de menselijke maat van gewoon een charismatische profeet. Het is mij allemaal te vrijblijvend.
Ik zie U in dit stadium van mijn leven vooral in het mysterie van het mooiste, het beste, het diepste. Daar ben ik naar op zoek.
Ik vind U in de liefde, in adembenemende kunst, in de onschuld van een kind, in eerbied voor het onbegrijpelijke. Dat noem ik voor het gemak dan maar ‘God’, in het besef dat juist voor God iedere formulering of omschrijving per definitie gebrekkig en ontoereikend is.
Voorlopig moet ik het hiermee doen.
Het is een soort houvast in de onzekerheid van de dagen waarin alles anders is of lijkt. Ik zal veel moeten loslaten en afscheid moeten nemen van alles wat vertrouwd was en succesvol. Ik ben benieuwd waarmee of met wie de vrijgekomen ruimte zal worden opgevuld.
Het zou mij niet verbazen als ik U daarin uiteindelijk zal tegenkomen.
We hoeven niet af te spreken dat ik U kan herkennen aan een rode roos in Uw knoopsgat of de NCRV-gids onder Uw linkerarm.
Ik zal weten dat U het bent als ik mij onvoorwaardelijk heb overgegeven en mijn eenzaamheid zal zijn verdwenen.
Op deze zondag na Pinksteren vieren we als het ware Gods eigen feestdag en aanbidden we Hem onder zijn eeuwenoude Naam: de Heilige Drie-eenheid, de Heilige Drievuldigheid!
Gelukkig kregen we ook eenvoudiger woorden om God te benoemen, woorden, die ons als mens meer aanspreken dan die zwaarwichtige theologische taal.
Zo schrijft Johannes: ‘God is Liefde’, allicht de mooiste naam die God ooit wilde benaderen. Bovendien helpt deze ‘Naam voor God’ ons toch enigszins om die moeilijke theologische omschrijving een verstaanbare inhoud te geven. Die Liefde, die God is, draagt immers ons hele bestaan:
Als Vader roept Hij ons tot leven.
Als Zoon werd Hij mens met de mensen: Weg, Waarheid en Leven voor ons eigen leven.
Als Heilige Geest bezielt, doordringt en stuwt Hij ons voort.
Zo is God met ons vanaf het begin, tot op vandaag, en tot aan de voleinding der tijden.
Uit de 2de brief van Paulus
aan de christenen in Korinthe (13,11-13):
Zusters en broeders,
wees eensgezind en leef in vrede met elkaar –
dan zal de God van de liefde en de vrede met u zijn.
De genade van de Heer Jezus Christus,
de liefde van God
en de eenheid van de heilige Geest zij met u allen.
---
Uit het evangelie volgens Johannes (3,16-18):
In die tijd zei Jezus tot Nikodemus:
‘Zozeer heeft God de wereld liefgehad,
dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven,
opdat al wie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan,
maar eeuwig leven zal hebben.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden
om de wereld te oordelen,
maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.
EEN NAAM VOOR GOD
De H. Drievuldigheid, een moeilijk woord, dat we als kind van buiten leerden in de catechismus, zonder er iets van te begrijpen. Het was zeker goed bedoeld: laat de kinderen maar van buiten leren, dan zullen zij dat zeker nooit vergeten! Ons verstand werd, meer dan het aankon, naar een denken over God gesleept, zonder dat ons hart werd aangesproken: als zij de echte waarheid kennen, dan komt alles wel goed. Zo is het helaas niet verlopen: velen haakten af, om vele redenen, maar toch ook wel omdat de kilte van het denken zo veraf staat van de warmte van het hart, dat ontroerd wordt door de ontmoeting met God.
Hoe God in zichzelf is – één in drie personen – dat gaat ons petje te boven, en dat is zelfs niet eens zo erg. Wat belangrijk is, is dat we zien hoe God zichzelf geleidelijk aan liet noemen en hoe Hij aan het licht komt en optreedt in ons leven. En dan komen we bij de bronnen van ons geloof, die een veel eenvoudiger taal spreken.
Eén belangrijke bron vinden we al in het Oude Testament. Mozes liet de kudden grazen. Eens ging hij zeer ver weg met zijn schapen en de Heer verscheen hem: in een struik, die in lichterlaaie stond en toch niet door het vuur werd verteerd. Hij krijgt daar de opdracht om de Israëlieten uit het slavenhuis van Egypte weg te leiden.
Mozes wil die opdracht of roeping wel aanvaarden. Hij is ontvankelijk en bereid, maar hij zou toch graag een zekere ‘waarborg’ hebben, vooraleer zijn zending aan te vatten. Daarom is zijn repliek: ‘Als ik naar de Israëlieten ga en zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: ‘Wat is de naam van die God? Wat moet ik dan zeggen?’ Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal.’We mogen gerust nog ‘een stapje verder’ gaan in onze poging om dit vreemde Hebreeuwse zinnetje van Jahwe te vertalen: ‘Ik ben diegene, die er altijd zijn zal …. voor jou, voor jullie!’
‘Ik zal er zijn voor jou!’, het is de eerste naam, die God aan zichzelf geeft. Die naam is in wezen een belofte van blijvende trouw en daardoor ook een ontzaglijke bron van vertrouwen, ook al weten wij niet steeds op welke wijze God zijn trouw toont en met ons begaan is … en wij dikwijls zelf helemaal anders denken over zijn zorg voor ons.
Elders, bij Johannes, vinden we, in andere woorden, eigenlijk eenzelfde naam voor God. ‘God is Liefde’, schrijft Johannes in een uniek zinnetje van amper drie luttele woordjes. Maar een zinnetje dat ons regelrecht naar het hart gaat en dat onovertroffen is als mogelijke ‘Naam voor God’.
In deze namen, die God zichzelf toekent raken we zijn diepste wezen, zijn meest intieme ‘Ik’. Zo wordt Hij ook het uiteindelijke rustpunt van ons leven en ons streven. Wij, rusteloze zoekers naar geluk, vinden slechts rust in de warme geborgenheid van de eeuwige Liefde, zoals wij God mogen noemen. Daarom zegt Augustinus terecht ‘onrustig is mijn hart tot het rust vindt in U’.
Gij zijt niet op te sporen. Geen enkel zintuig is in staat om U, al was het maar van verre, waar te nemen. En zelfs uw naam, o God, is aards doordrenkt en louter mensentaal. Wij mensen geven U een naam en een gezicht. Wij ‘maken’ U in onze diepste dromen. Uit wat we zelf ervaren als gemis wordt Gij voor ons geboren. Gij zijt en blijft mysterie voor altijd.
Vanuit de kleine uitkijkpost van ons bestaan willen wij U, oneindig Wezen, begrijpen en verstaan. Maar ’t is net omgekeerd. Wij zullen slechts onszelf begrijpen als wij van U uit naar onszelf kijken.
Zoals de leerlingen op de eerste pinksterdag komen wij ook in onze tijd nog samen, ook al is het dezer dagen, noodgedwongen, zonder ‘fysisch samenzijn’. Maar, wat toen in Jeruzalem gebeurde kan zich ook vandaag bij ons nog voordoen. Het enthousiasme van die allereerste pinksterdag kan ook bij ons het vuur doen oplaaien. De Verrezen Heer komt onder ons in de woorden, die wij horen of lezen, in de liederen die wij meezingen als wij op TV of via internet een viering bijwonen en in onze geestelijke communie, nu de pandemie ons voorlopig verhindert om lichamelijk en werkelijk als gelovige gemeenschap samen te komen.
Op die allereerste Pinksterdag waren de leerlingen bijeen, ramen en deuren waren gesloten … en toch kwam Jezus binnen en schonk Hij zijn Heilige Geest aan zijn angstige leerlingen. De vergelijking is niet moeilijk te maken: ook corona kan Jezus niet buiten houden, kan niet verhinderen dat Hij ook aan zijn heilige Geest wil schenken.
Laten we dan ons hart openstellen opdat ook in ons de heilige Geest werkzaam kan zijn en naar buiten kan treden door onze mond en hart en handen en zo zijn vruchten rijkelijk rondstrooien!
Broeders en zusters,
u bent geroepen om vrije mensen te zijn.
Misbruik die vrijheid echter niet voor de zelfzucht …
Laat u leiden door de Geest,
dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten.
Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest,
en wat de Geest verlangt is in strijd met de zelfzucht
Want de vrucht van de Geest is
liefde, vreugde en vrede, geduld,
vriendelijkheid en goedheid,
trouw, zachtheid en ingetogenheid.
(Galaten 5,13-25, enkele verzen)
In de avond van die eerste dag van de week,
toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen
gesloten waren uit vrees voor de Joden,
kwam Jezus binnen,
ging in hun midden staan en zei:
‘Vrede zij u.’
De leerlingen
waren vervuld van vreugde
toen zij de Heer zagen.
Nogmaals zei Jezus tot hen:
‘Vrede zij u.
Zoals de Vader Mij gezonden heeft
zo zend Ik u.’
Na deze woorden blies Hij over hen en zei:
‘Ontvangt de heilige Geest.
(Uit Johannes 20,19-22)
DE HEILIGE GEEST, DAG AAN DAG
Pinksteren is een van de belangrijkste feesten van het jaar, maar valt dat feest alleen maar op vandaag, dus vijftig dagen na Pasen?
Het antwoord is nee, want Pinksteren valt op elke dag van het jaar. Pinksteren is immers niet alleen het feest van de nederdaling van de heilige Geest, maar ook het feest van de eerste verkondiging van Jezus’ Blijde Boodschap, en van het ontstaan van het christendom. De apostelen werden vervuld van de heilige Geest, en ineens overwonnen de angsthazen die Jezus verraden, verloochend en in de steek gelaten hadden hun angst, hun moedeloosheid, hun verdriet, ze stormden naar buiten en verkondigden met ontembare geestdrift de Blijde Boodschap dat God alleen maar liefde is, dat Jezus verrezen is, dat Hij ten hemel is opgenomen, en dat Hij hun zijn Geest heeft gezonden, een goddelijke Helper die hen altijd zal bijstaan. Die Blijde Boodschap verkondigden ze, en die verkondiging blijft duren tot op vandaag, met de hulp van de heilige Geest. Pinksteren houdt dus nooit op.
Zo is Pinksteren niet alleen een feest, maar ook een opdracht voor ons. Net zoals de leerlingen moeten ook wij de Boodschap van Jezus in woord en daad verkondigen, want ook over ons is de heilige Geest neergedaald. Maar zijn wij even enthousiast als de apostelen? We zijn immers geen vurige zuiderlingen, en nog minder zijn we geestdriftige Afrikanen die dansend, zingend en klappend in de handen van elke viering een feest kunnen maken. Nee, we zijn koele noordelingen die niet goed weten wat enthousiasme is, die lijdzaam ondergaan hoe onze kerk leegloopt en die misschien in stilte vrezen dat we als laatste kerkganger het licht zullen moeten uitdoen en de deur zullen moeten sluiten.
We kunnen dit pessimisme, die moedeloosheid alleen overwinnen wanneer we echt geloven dat Gods Geest altijd actief is in ieder van ons: in onszelf, in ons gezin, onze naasten, in al onze medemensen. Maar het is zoals altijd: Gods Geest kan maar actief zijn als wij zijn ogen, oren, handen en voeten willen zijn.
Zijn ogen om al het goede te zien dat er is. De kracht van zovelen die zich eindeloos inzetten voor mensen die getroffen worden door een wereldwijd virus of door gelijk welke andere ellende.
Zijn oren om in elke viering te luisteren naar het woord van God en er ook in woord en daad naar te leven.
Zijn handen om te zorgen voor onszelf en voor anderen.
Zijn voeten om zieken, eenzamen, verlaten mensen te bezoeken. Dat is de kracht die heilige Geest ons geeft om aandacht te hebben voor al onze medemensen.
En de heilige Geest zou nog veel heilzamer kunnen werken als onze Kerk tot leven zou komen. Als de paus, kardinalen, bisschoppen, priesters en diakens even hartstochtelijk en even geestdriftig als de apostelen hun vreugde zouden uitroepen tegen de Parten, Meden en Elamieten van deze tijd. Dus ook tegen mensen die anders geaard zijn. Mensen die zozeer in de fout zijn gegaan dat ze jaren in de gevangenis terechtkomen. Mensen wiens huwelijk mislukt is en die een nieuwe relatie zijn aangegaan. Mensen die nog wel gelovig maar niet kerkelijk willen genoemd worden. Duizenden slachtoffers van misbruik binnen de Kerk. Zovelen die vandaag uit de kerkelijke boot vallen omdat ze niet beantwoorden aan de kerkelijke wetten, die door veel clerici boven het enige gebod gesteld worden dat Jezus heeft verkondigd: ‘Bemin God boven al, en bemin uw naaste zoals uzelf.’
Zusters en broeders, wellicht zingen of zongen we: ‘Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer. Houd nu bij ons uw intocht, Heer. Vervul het hart dat U verbeidt, met hemelse barmhartigheid.’ Wel, het zou goed zijn als we inderdaad vol verlangen zouden uitzien naar Gods Geest, en dat Hij ons hart zou vervullen met hemelse barmhartigheid. Alleen als dat gebeurt, is Pinksteren niet langer een dagje uit, een prettig feest dat straks voorbij is, maar is het voor ieder van ons, dus ook voor de kerkelijke hiërarchie, een levenshouding die steunt op vaste geloof dat Gods Geest actief is in ieder van ons. Zo actief dat we kunnen leven naar zijn woord van liefde en vrede, zonder dat we daar altijd opnieuw voorwaarden aan vastknopen. Dat deed Jezus immers ook niet. Laten we dus bidden dat we echt naar Gods Geest zouden leven, en dat het niet zou blijven bij alleen maar zingen. Niet alleen zingen, maar ook doen, omdat Gods Geest ons vervult met liefde en barmhartigheid.