Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
21-03-2020
ZONDAG 22 MAART
BIJ DE VIERDE VASTENZONDAG
HEER, MAAK DAT IK ZIEN KAN
In die tijd zag Jezus een man die al vanaf zijn geboorte blind was. Hij spuwde op de grond, maakte wat slijk van zand en speeksel en streek dat op de ogen van de blinde. Daarna zei Hij tegen hem: `Vooruit, ga u wassen in de vijver van Siloam.' De man ging ernaartoe, waste zich en kwam ziende terug.
(Johannes 9,1.6 en 7)
Vandaag wordt ons – in de genezing van een blinde mens – getoond dat Jezus ‘het Licht voor de wereld’ is. Waar mensen gevangen zitten in duisternis – kwaad, onderdrukking, misbruik, eigenwaan of wat dan ook – daar wil Hij Licht brengen en een weg tonen.
Bovendien ga je alles anders zien wanneer je naar jezelf, de medemens en de wereld kijkt ‘in het licht van het evangelie’. Je ziet hetzelfde, maar je ziet het op een andere wijze en dit verandert je leven
De farizeeën richtten zich nadien opnieuw tot de blinde: `Wat denk jij ervan? Hij heeft toch je ogen geopend!' `Dat Hij een profeet is', antwoordde hij.
Toen voeren ze tegen hem uit: ‘In zonden ben je geboren, zo groot als je bent, en jij wilt ons de les lezen?’ En ze wierpen hem buiten.
(Johannes 9,17 en 34)
De Farizeeën kelderen de blinde man; ze schelden en schimpen, en menen zo groot te worden. Het toont alleen hun eigen trieste kleinheid. En het werkt als een boemerang: hun misprijzen keert terug op henzelf. Niet de blinde mens wordt afgebroken, zelf worden zij zielige schepsels! Hun verstokte eigenwaan maakt hen ziende blind en zo blijven zij gevangen in zichzelf. Zij zien niet hoeveel ruimer, hoeveel mooier de ware wereld is!
Hoe anders is de blinde! Open en zonder vooroordelen! Hij moest al zoveel opgeven dat hij niet meer vol is van zichzelf. Zijn nederigheid maakt hem groot.
Hoe anders ook is Jezus zelf. Hij merkt die kleine mens op, misprezen, uitgesloten, verschopt. Meteen ziet hij zijn leed en gaat Hij mede lijden.
Hij zwijgt ook niet voor de valsheid van de Farizeeën. Zonder enige vrees ontmaskert hij de leugen van de wereld, de leugen van de groten, de leugen van de opgeblazen eigenwaan.
Daarom kunnen wij alleen maar danken, en wij bidden:
Heer Jezus, wees Gij zelf het Licht vóór onze ogen, wees ook het Licht in onze ogen.
of ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen’.
Aan de Ariadnedraad van dit antwoord
voortgeleid door het labyrint van het leven,
bereikte ik een tijd en een plaats waarop ik besefte
dat deze weg naar een triomf voert die ondergang is,
dat de prijs die je ontvang
voor de inzet van je eigen leven smaad is,
en dat de diepte van de vernedering
de enige verheffing is
die voor de mens mogelijk is.
Daarna had het woord ‘moed’
voor mij zijn zin verloren,
omdat niets me meer ontnomen kon worden.
Verder op de weg leerde ik
stap voor stap, woord voor woord,
dat achter iedere zin van de held van het evangelie
een mens staat en de ervaring van een mens.
Ook achter het gebed dat de kelk hem mocht voorbijgaan,
en achter de belofte om hem te ledigen.
Ook achter ieder woord op het kruis.’
(Dag Hammarskjöld: ‘Merkstenen’, p. 200)
Nota:
Dag Hammarskjöld (1905-1961), een Zweeds economist, auteur en diplomaat was secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 10 april 1953 tot 18 september 1961. Op die laatste datum stierf hij als gevolg van een ‘verdacht vliegtuigongeluk’ tijdens zijn vredesmissie in Congo. Hammarskjöld kreeg in 1961 postuum de Nobelprijs voor de Vrede. Later noemde John F. Kennedy hem ‘de grootste staatsman van onze eeuw’.
Ook op deze tweede vastenzondag raken de lezingen de diepe kern van ons leven. ‘Trek weg uit uw land’, zegt God tot Abram …. Laat achter wat je voorheen gevangen hield, en ga op tocht naar een nieuw land, een nieuw en ander leven.
Eeuwen later mogen drie leerlingen op de berg Tabor, een glimp opvangen van de beloofde heerlijkheid in dit nieuwe land. ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn, ik zal hier drie tenten opslaan’, is de spontane verzuchting van Petrus: ‘Laten wij hier blijven in dit nieuwe land.’
Maar even later is dit visioen van licht alweer verdwenen …
De HEER zei tegen Abram:
‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis,
naar het land dat Ik u zal aanwijzen.
Ik zal u zegenen en uw naam groot maken,
zodat u een zegen zult zijn.
(Genesis 12,1-2)
Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken
dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden
door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden,
en dat hij gedood zou worden,
maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt.
---
Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes
met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren.
Voor hun ogen veranderde hij van gedaante,
zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht.
---
Toen ze van de berg afdaalden, gebood Jezus hun:
‘Praat met niemand over wat jullie hebben gezien
voordat de Mensenzoon uit de dood is opgewekt.’
En Hij herhaalde nogmaals:
‘Door hun toedoen zal de Mensenzoon veel moeten lijden.’
(Matteüs 16,21 en 17,1-9.12 - gedeeltelijk)
‘Onderweg … even een glimp’
Abram en de eerste leerlingen leren veel over onszelf. 1800 voor Christus. Abram leeft zijn veilig leventje, thuis bij vader en moeder. Zijn familie heeft het goed en hij zal zelf zijn toekomst ook wel maken, met macht en geld en aanzien. Men zal met ontzag over hem spreken. Hij heeft Gods roep nog niet gehoord en is nog niet wakker geschud. Alles draait nog rond zijn eigen ikje. God heeft nog niet gesproken.
En dan is er die stem van God ‘Trek weg uit uw land’. Laat alles achter waar je vroeger voor leefde en zoek een hoger doel. Een horizon, die weidser is, ligt voor jou open. God wenkt met zijn belofte, en Abram trekt op weg. Zo ging het ook met de eerste leerlingen: een simpel woord van Jezus: ‘Volg mij’, en ook zij trokken op weg.
Abram, de leerlingen en zoveel mensen zijn ooit op weg gegaan, alleen gesteund door Gods belofte, alleen gevoed door Hem, in de stilte van hun gebed. Wittebroodsweken leken het eerst. Pas later kwam de loden hitte van de middag, het leed, het onbegrip, de tegenstand, de eenzaamheid.
Elk ideaal eist zijn tol en kost zijn prijs. Zo was het voor Abram, zo was het voor de leerlingen, zo is het voor elke mens, die luistert naar Gods lokroep. Zo was het zelfs voor Jezus zelf: ook Hij zegt dat Hij veel zal moeten lijden.
En soms is er een glimp van de beloofde zaligheid, een adempauze die in staat stelt om vol te houden. Even vertoef je op de berg, waar je graag zou blijven: ’Heer, het is goed dat wij hier zijn. Ik zal hier drie tenten opslaan.’
Maar de weg loopt verder door het dal, het beloofde land verdwijnt weer achter de einder: ‘Ze keken op en zagen niemand meer.’ Mozes en Elia en Jezus in stralende gedaante, ze zijn uit het gezicht verdwenen.
Nog jaren duurden de omzwervingen van Abram naar het beloofde land, nog maanden ook was Jezus met zijn leerlingen op weg naar Jeruzalem, en ook zo lang kan onze eigen tocht nog lijken. Wij blijven altijd mensen onderweg, altijd op weg naar de volkomen vervulling van een levenslange hoop.
De trouw aan een ideaal is zelden lichtlopend. Meestal groeit zij moeizaam, in de stilte van een soms vertwijfelde ontmoeting met God. Bidden wij daarom met Kardinaal Newman: ‘Richt gij mijn schreden, Heer, ik vraag u niet de horizon te zien: één stap is mij genoeg.’
Voor een kort ‘ten geleide’ hierbij kunnen we te rade gaan bij Geert Mortier, die een lezenswaardig ‘In Memoriam’ schreef over Bieke Vandekerckhove (1969-2015), ‘monnik in de wereld, zenleraar, auteur’.
‘Het Leven werd haar geschonken op 29 juli 1969. Met enthousiasme heeft ze geleefd. De smaak van stilte was haar lief. Na 27 jaar leven met ALS werd op 7 september 2015 haar leven gezalfd, toegewijd en toevertrouwd aan het grote Mysterie van leven en dood, aan haar God.’
In dit ‘In Memoriam’ lezen we dit zinnetje dat de weg opent naar een beter verstaan van dit enigmatische gedicht van Martinus Nijhoff:
‘HERINNERING IS DE WEG VOORUIT’
Van Bieke Vandekerckhove zelf mogen deze woorden ons bijblijven:
‘Tot slot wil ik een hartstochtelijk pleidooi houden om de hemelpoorten (wat dat ook is) open te houden. Ik geloof dat de intensiteit en de vrijheid van ons leven afhankelijk zijn van het feit of de ruimte boven ons open of gesloten is. Ik kan mijn leven niet uithouden zonder die opening op een ongrijpbare overkant. Maar open wil zeggen, open. Ik verdraag niet dat die open ruimte ingevuld wordt. Ze moet leeg blijven, maar wel open. Simone Weil verwoordt het als volgt: ‘het belangrijkste is dat het denken leeg moet zijn, afwachtend, maar zonder ergens naar op zoek te zijn, en ondertussen open te staan om datgene wat binnen zal dringen in zijn naakte waarheid te ontvangen.’
Bieke Vandekerckhove, De smaak van stilte, 30-31.
(Dit citaat werd ontleend aan: ‘De morgen komt’ de 40-dagenretraite 2020 van ignatiaansbidden.org )
Op deze eerste zondag van de Veertigdagentijd – onze tocht naar Pasen – worden we geconfronteerd met de verlatenheid van de woestijn. Helemaal alleen gaat Jezus er de strijd aan met negatieve krachten. Die strijd resulteert in een definitieve levenskeuze: Hij wil zijn leven ten dienste stellen van de mensen, van God.
Zijn dorre woestijnervaring is een leidraad voor ons leven: elke vasten roept ons op om in geestelijke vrijheid uit te groeien tot de mens, die God voor ogen had, toen Hij ons schiep naar zijn beeld en gelijkenis, los van alles wat ons dag aan dag gevangen houdt, los van al wat ballast is voor een schoonmenselijke ontplooiing.
‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ zei de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’
‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
(Uit Genesis 3)
In die tijd werd Jezus door de Geest naar de woestijn gebracht om door de duivel op de proef gesteld te worden.
De beproever kwam naar Hem toe en zei: `Als U de Zoon van God bent, zeg dan dat deze stenen brood worden.'
Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, zette Hem op de rand van de tempel, en zei: `Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden.
Weer nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij liet Hem alle koninkrijken van de wereld zien met al hun pracht, en zei: `Dit alles zal ik U geven, als U voor mij in aanbidding neervalt.'
(Uit Matteüs 4,1-11)
OVER EDEN EN HEDEN …
Het verhaal van Adam en Eva in de tuin van Eden is zoals het verhaal van onze kindertijd. De tijd dat we het verschil tussen goed en kwaad nog niet kenden. De tijd dat het leven verrukkelijk was, en dat we nog zo heerlijk naïef waren dat we ons geen ander leven konden voorstellen. De tijd dat het leven het aards paradijs was. Maar het was een paradijs dat niet bleef duren. We raakten het kwijt, zoals we ook onze onschuld en onze naïviteit kwijtraakten, en we kwamen terecht in de uitdagingen van de realiteit van het leven, en soms ook in de dorre woestijn van tegenslag, mislukking, ontrouw, ziekte en dood. En zoals we zien om ons heen kan die woestijn ook veel andere vormen aannemen: bedrog, verslaving aan drugs, aan drank, aan bezit, aan rijkdom, aan geweld. En vandaag verslaving aan smartphone, Facebook, Instagram en nog zoveel meer zogenaamd sociale media.
Maar hoe dan ook, weg was en is het aards paradijs. Zoals het weg was voor Adam en Eva, en waarom? Omdat ze zelf god wilden spelen. Nochtans had God hun een heerlijk leven geschonken: Hij gaf hun de tuin van Eden met aanlokkelijke bomen en heerlijke vruchten die ze naar hartenlust konden plukken. Ze moesten alleen maar afblijven van de boom van het leven en van de kennis van goed en kwaad. Maar toen lieten ze zich domweg ompraten door de duivel. Die moest niet eens veel moeite doen, want ze wilden zelf baas spelen over het leven, en ze wilden zelf bepalen wat goed en wat kwaad was.
We zien wat dit teweeggebracht heeft. Velen willen niet alleen heersen over hun eigen leven, maar ook over dat van hun medemensen. En ook velen bepalen zelf wat goed en wat kwaad is. Goed is wat in hun voordeel speelt, wat hen rijk maakt, wat hen machtig maakt. Kwaad is wat anderen machtiger, rijker, succesvoller, gezonder maakt dan zij zijn.
Velen zijn ook iets heel belangrijks vergeten. Beter gezegd; ze willen niet denken aan de woorden die we hoorden in de eerste lezing, namelijk dat ‘God de Heer de mens boetseerde uit stof van de aarde genomen, en hem de levensadem in de neus blies.’ Op Aswoensdag werden we daar uitdrukkelijk aan herinnerd: ‘Bedenk dat ge van stof zijt en tot stof zult wederkeren’, klonk het. Want zo is het: we zijn van stof gemaakt, en tot stof zullen we wederkeren. En daar willen velen absoluut niet aan denken, want dat houdt in dat de mens geen baas kan zijn over het leven. Hij is immers slechts van stof gemaakt. En niet hijzelf, maar God heeft hem het leven ingeblazen.
Maar God heeft de mens niet zomaar het leven ingeblazen, nee, Hij boetseerde hem naar zijn beeld en gelijkenis, en als we leven naar dat beeld en die gelijkenis, kunnen we leven in het aards paradijs. Maar dan moeten we kunnen en willen ontsnappen aan de bekoringen van de duivel. De bekoringen van alleen voor onszelf te leven, van te heersen over de aarde en over onze medemensen, van rijk en machtig te zijn, van te genieten zonder einde en zonder ons iets aan te trekken van anderen en nog minder van de gezondheid van de aarde.
Velen voelen zich daar helemaal niet toe aangesproken, want dat vergt inzet, liefde, vrede. Terwijl velen juist volledig vrij willen zijn, zeker vrij van een God die boven hen staat. De werkelijkheid leert ons echter dat de wereld er niet beter op geworden is sinds zovelen kiezen voor een wereld zonder God. Een wereld die overheerst wordt door technologie, waanzinnige bewapening, een vervuilde natuur en een verziekt milieu. Een wereld waar niet God, maar heerszucht, rijkdom, uitbuiting, geweld, terrorisme worden aanbeden.
Zusters en broeders, laten wij niet meebouwen aan zo’n wereld. Laten we nee zeggen tegen de verleiding van macht, rijkdom en zelfverheerlijking. Jezus had geen enkele moeite om nee te zeggen toen de duivel Hem wilde verleiden. We zijn christenen, dus laten we ons spiegelen aan Jezus, zodat we ons echt inzetten voor het Rijk van God op aarde, want dat Rijk is de tuin van Eden waar het voor alle mensen heerlijk is om te wonen.
Door heel de geschiedenis heen zijn er mensen geweest, wakkere geesten – profeten, psalmdichters – die aanzeggen dat de morgen komt. De morgen van bevrijding, van vrede en gerechtigheid. Als wachtposten tasten zij met hun zintuigen het donker af, speurend naar licht, in afwachting van de morgen. Wanneer die morgen komt weet niemand, alleen dát hij komt. Die belofte doet hen voortgaan en richt hun verlangen. In deze retraite kijken we met hen mee, zij nemen ons bij de hand. ‘Wees wakker en waakzaam, zeggen ze, opdat het moment je niet ontgaat. Verkijk je niet op het duister. En laat het gebed je voeden tijdens je wacht.’ Net als de wachters daal je af in jezelf, in je binnenste, tot de bodem van jouw bestaan waar je echt bent en transparant, ontdaan van verhullingen. Waar ruimte is voor God om aanwezig te komen en jij mag naderen voor Gods vriendelijke ogen en kunt afstemmen op zijn aanwezigheid. De psalmdichter noemt de diepte van het bestaan de plaats waar de nood van de wereld en van al die enkelingen stem krijgt voor de Eeuwige in verlangen en gemis. Ik sluit me aan in mijn gebed met mijn vragen en het verlangen dat in mij leeft. ‘Uit de diepte roep ik tot U, God.’
(Judith van der Werf)
'De morgen komt' is de titel van de 40-dagenretraite 2020 van ignatiaansbidden.org.
Judith van der Werf schreef de retraite. Een primeur, ze is de eerste protestant en de eerste vrouw die dat deed.
Bij het begin van onze tocht naar Pasen worden wij vandaag gewijd tot boetelingen. We worden getekend met het askruisje en aldus herinnerd aan onze vergankelijkheid, aan de broosheid en zondigheid van ons bestaan. Veertig dagen om ons toe te leggen op vasten en gebed, op geven en vergeven, veertig dagen om met Jezus door de woestijn te gaan, om ons helemaal toe te keren naar God.
---
Met Aswoensdag en het askruisje beginnen wij aan onze jaarlijkse vasten. Wat dit vasten zal inhouden, moet elk van ons in geweten bepalen. Uiterlijke praktijken of daden zijn daarbij niet zonder belang, maar zij zijn niet het belangrijkste, zij vloeien voort uit een diepere verandering. HERBRONNING en VERSTILLING, daar gaat het om. LUISTEREN naar wat God ons wil zeggen. Ons LATEN omvormen en zo omgekeerd worden.
Vasten is eerder passief ondergaan dan actief presteren; eerder laten gebeuren, dan zelf doen of zelf verrichten. Toelaten dat het Woord van God in ons kan wonen. En dan dit Woord van God niet angstvallig in onszelf besloten houden. Maar, stil geworden en veranderd door dit Woord, op zachte en geduldige wijze leven, tussen de mensen die ons gegeven zijn.
Toon me het leven, hoor je de twijfelaar zuchten. Ik wijs hem op de lachende luchten. Ik toon hem groene wouden. Ik toon hem de winter met de sneeuw en de koude. Ik toon hem het landschap in zijn pracht. Ik toon hem de rotsen in hun kracht. Ik toon hem de zee, door stormen geteisterd. Ik vraag hem te luisteren naar het lied van de lijster. Ik toon hem de bloemen overal verscholen. De lelies, de rozen en de violen. Ik toon hem rivieren, kabbelende stromen. Ik toon hem de jeugd met haar hoop en haar dromen. Ik toon hem de meisjes met verlangende harten. Ik toon hem de zwoegers op de markten. Ik toon hem de sterren, de zon, de maan. Ik toon hem daden, uit vriendschap gedaan. Ik toon hem de blijheid en hartelijkheid. Maar toch, hij raakt zijn twijfel niet kwijt. Hij kan niet geloven wat hij ziet, Want zijn ziel is blind en ziet het niet!
(John Kendrick Bangs)
John Kendrick Bangs is een Amerikaanse – veelzijdige – auteur, die leefde van 1862 tot 1922. Het gedicht is dus vertaald uit het Engels … maar de vertaler is mij niet bekend.